“Het paradijs bestaat niet, maar Schiermonnikoog komt in de buurt” Eilandgevoel van Koos Dijksterhuis
Voor al die mensen die niet dagblad Trouw lezen is het goed nieuws dat een deel van de dagelijkse stukjes van Koos Dijksterhuis zijn gebundeld. Over onze natuur en onze wat malle omgang er mee, over vogels uiteraard, maar net zo goed over schelpen, insecten en wilde planten. Een natuurdagboek. Een feest der herkenning voor Schiergangers. Een eiland dat behalve door de eilanders zelf door vele rustzoekers en periodieke beschavingsvluchtelingen wordt gezien als het mooiste wat ons land te bieden heeft. Zie de titel van dit stukje. Alleen inwoners van andere waddeneilanden bestrijden dit.
In zo’n bundel irriteert het een beetje dat de plaatsbepaling (Schiermonnikoog) uitentreure wordt herhaald en de indeling van het boek in seizoenen is superbraaf. Maar het fijne van een echt boek is dat we ruimer zicht krijgen op Koos’ gedachtes en woordkeus. Zijn consequent in de eerste persoon enkelvoud geformuleerde verhaaltjes hebben net als bij naamgenoot Koos van Zomeren vrijwel altijd een compacte eerste zin die vooruitwijst of prikkelt. “Er is een ree op Schiermonnikoog.” Of: “Wij kregen een flesje met een prijzige siroop: duindoornelixer.” Er zijn wervende titels: “Brandnetels in zee.” Er zijn stukjes met een duidelijke opbouw, structuur en zelfs conclusie, bijv. “waarschijnlijk worden linkernoordkrompen beter door de aanlandige zeestroom meegesleurd dan de rechter-.” Maar meestal meandert hij in rustige bewoordingen langs een themaatje om niet zelden in een belendend perceel uit te komen. In een verhaal als ‘Bijenbloed’ begint hij opgewekt te wandelen met een lokale plantenkenner om via een kleine uitroep (er vliegt een grote bonte specht over, de eerste hier nu er steeds meer bos is) in heldere taal uitleg te geven over het natuurhistorisch wel en wee van de grote bloedbij. Wat dat betreft is van Zomeren vormvaster, strakker in zijn omcirkeling van een enkele kleine waarneming of gedachte. Dijksterhuis wandelt door de taal van zijn verhaal. En waar van Zomeren zijn hond mee neemt, figureren bij Dijksterhuis een fantasierijke zoon en eigenwijze dochter, terwijl zijn vader lijnen helpt trekken naar het verleden, naar vondsten van het rond wintergroen. Van zijn uitroeptekens en kleine zinnetjes die net te veel concluderen wat je als lezer zelf al had gedaan hoef je niet veel aan te trekken. Veel overbodigs zegt hij gelukkig niet. En er is lyriek zoals je ook bij Wolkers treft zoals in “Lente op Schier.”
Dijksterhuis kan ook heel feitelijk zijn en geheel in stijl met de vele schoolmeesters in natuurbeschermingsland melden wie de belangrijkste bestuivers zijn van muggenorchisssen. Dat is te waarderen. Zo steken we nog wat op. Boeiender is dat hij met kleine dichterlijke zinnen onze aandacht scherpt. “Er zijn meer dieren die van een plant leven dan die er van sterven”, in een stukje over Jacobskruiskruid. Of “Parnassia stond in de knop te dringen.” Zulke dichtregeltjes tillen stukjes uit boven het niveau van goed geschreven, amusant of informatief. Soms is er nieuws: in het verhaal “Appels blozen in de duinen” worden verwilderde appels teruggekruist tot een nieuw smakelijk ras. Jammer dat Koos nog geen rozenexpert op Schier heeft ontmoet want de al die schijnegelantiers en heggenrozen verdienen het. Wel kreeg een aaibare laatbloeier, het hazenpootje van hem een mooi slot: “Op de kelkblaadjes groeien donsharen. Dat zijn de pluizige pootjes.” Een enkele keer heeft hij een mooi geformuleerde eigen waarneming, zoals de laatste zin in deze passage: ” Waar konijnen graag op vaste plekken poepen, werpen hazen een gestage stroom uitwerpselen uit. Die smelten elk een ondiep kuiltje uit in de sneeuw.”
Prettig is zijn ongebonden kritiek op boeren, beheerders en andere buitenlui. Boeren die bordjes plaatsen dat grutto’s achteruitgaan door roofvogels kunnen op zijn hoon rekenen, evenals Natuurmonumenten dat het niet altijd goed doet met het vellen van oude meidoorns of de inzet van schapen, of erger: grote grazers: “het grote geloof in het natuurbeheer”. Enig defaitisme is hem niet vreemd, maar wat wil je als je als eenling de wereld aanschouwt en zelfs het rustige universum van Schier elk jaar meer wordt opgeluisterd met hummers en gemotoriseerd strandverkeer. Maar hoopvol eindigt hij zijn eilandgevoel met het nieuws dat de eilander boeren willen extensieveren. We lezen graag zijn toekomstige stukjes hoe dit uitpakt.
Voor slechts 15 euro haal je de paperback in de boekhandel of koop het bij de uitgever.
ISBN: 9789056154059.