“Info moet zijn: interessant en uitnodigend

Toon bij korte teksten: kort bondig, activerend”

De lezer is slim.

Verschillende teksten

  • Verhaaltje (= tekst+ 1 beeld) voor bezoekers van botanische tuinen (10-90 jaar) te plaatsen op web, max 100 woorden
  • Achtergrondstukje (= tekst + 2 beelden) voor liefhebbers van planten die zich willen verdiepen in plant en achtergrond (15 – 95 jaar), te plaatsen op web en voor drukwerk, max 250 woorden
  • Artikel (= tekst + 4 beelden/kaart) voor divers publiek voor eigen tijdschrift met verwijzing naar bronnen, max 500 woorden

<tips bij alle teksten>

  • Denk na over het doel van je tekst en schrijf dit voor je op.
  • Kies rubrieken als je een serie stukjes schrijft die terug keren: bijv.: introductie, medicinale werking, verzorging en teelt, voorkomen in het wild en waar in botanische tuinen etc . Maak als je dat prettig vindt eerst een schema met steekwoorden.
  • De belangrijkste zin van een verhaal is de eerste zin. Daarmee moet je de lezer je verhaal in trekken. Begin met een emotie die herkenbaar is. Of met een spannende bewering. Start het liefst met een concreet verhaal, met dingen die je voor je ziet of ruikt etc
  • Vermijd zoveel mogelijk abstracte woorden en probeer ze als het even kan te vervangen door concrete voorstellingen. Maak van “zitplaats” “barkruk”, van “vegetatie” “kraaiheide”. Doe ook altijd wat met het woord ‘mooi’. Wat is “mooi weer”? Een schilderachtige sneeuwbui, een regenboog in loodgrijze lucht? Een “prachtige plant” kan grote brandweerrode bloemen hebben, zes meter hoog zijn of zaden verspreiden die eruitzien als springende eekhoorns.
  • Hak lange zinnen in stukken, maar streef wel naar afwisseling tussen kort en lang.
  • Tegenwoordige tijd en verleden tijd worden te makkelijk door elkaar gebruikt en storen de logica.
  • Probeer niet meteen perfect te schrijven. Ga van ruwe teksten (op basis van je bronnen) naar een leesbare tekst en vraag commentaar.

ZIE BIJLAGE met tips voor internet schrijven

<tips bij langere teksten>

  • Probeer voor je gaat schrijven de inhoud van je verhaal in één zin weer te geven. Lukt dat niet, maak dan twee verhalen. Wie, wat, waar, waar gaat het over.
  • Journalistiek schrijven is schrijven met de ogen van de lezer. Volg de algemeen gangbare logica. Hou de volgorde van tijd en plaats bij acties in de gaten. Zet de lezer eerst neer op de plaats waar je hem wilt hebben: de poesta, een duinpan, de oevers van het Noordzeekanaal en ga dan pas vertellen wat er gebeurt.
  • De verhaallijn moet er logisch uitzien. Probeer om met het einde van je verhaal weer uit te komen bij het begin. Merk je in dit stadium dat je verhaal eigenlijk een opsomming is, altijd moeilijk boeiend te houden, pak het dan ook maar aan als een opsomming in gescheiden alinea’s met tussenkopjes.
  • Bedenk of je een ‘ik’ of een ‘hij/zij’ in het verhaal gaat gebruiken. Een ik-verhaal kan irritant zijn. Als je ‘wij’ en ‘ons’ gebruikt, leg dan meteen uit wie dat zijn: een gezelschap tuinlieden, jij en je zuster.
  • Vermijd te vaak hetzelfde woord en ga het omschrijven. Je kunt in die omschrijving ook nog heel functioneel zijn. Als je bijvoorbeeld van “gaai’’ een ‘‘slimme eikelverzamelaar’’ maakt.
  • Verzin om de vijftien tot twintig regels een nieuw woord, waar het oog van de lezer even wakker van schrikt. Doe eens “klaproosrood” of “teunisbloemgeel”.
  • Gebruik geen afkortingen als ‘m.a.w.’, ‘z.s.m.’, ‘vr Chr’. ‘EHS’ mag wel, maar alleen nadat je het een keer volluit geschreven hebt.
  • Besteed ook aandacht aan de ‘bruggetjes’, de overgangen van de ene alinea naar de andere.
  • Als je verhaal af is, loop je het nauwkeurig door en schrap elk woord dat overbodig is. Vooral teutwoordjes als ‘nog weleens’ , ‘soms nog wel’, ‘ als het ware’, ‘mijns inziens’, ‘meestal wel’.  Probeer zinnen in de passieve vorm om te zetten in de actieve. Alhoewel: als de acteur totaal onbelangrijk is of onbekend kan “de regels werden veranderd” juist benadrukken dat het om de ‘regels’ gaat. Wie ze veranderde is niet interessant.
  • Schrap ook de laatste zin van je verhaal, tenzij je er echt van overtuigd bent, dat hij noodzakelijk is.
  • Beeld is geen sluitstuk. Goed beeld heeft weinig bijschrift nodig; goed beeld maakt tekst overbodig

<tips voor redacteuren van een verhaal>

  • Het verhaal dat een auteur aanlevert is je ruwe materiaal. Dat ga je optuigen met kop, intro, tussenkoppen, streamers en nog wat. Dat allemaal om de lezers uit te nodigen die letterbrei tot zich te nemen.
  • Formuleer voor jezelf in het kort wat de strekking is van het verhaal. Die strekking laat je vijf keer terug komen. In de kop, in de intro, in opeenvolgende tussenkopjes, in de bijschriften en in het verhaal zelf. Steamers of zogenaamde overleeskoppen gebruik je om de lezer te verrassen.

BIJLAGE: 1. Inhoudelijke tekstopbouw voor internet

Internetters lezen teksten op een andere manier dan dat zij van papier lezen. Het lezen van een website is vaak vluchtig en de informatie wordt gescand i.p.v. helemaal door gelezen. Het lezen van een beeldscherm is tot 50% lastiger dan het lezen van papier. Hoe zorgen we er dan voor dat uw boodschap toch aan komt en begrepen wordt? Hiervoor zijn een aantal regels te volgen die er gezamenlijk voor zorgen dat lezers uw belangrijke inhoud absorberen, begrijpen en de belangrijkste elementen tot zich nemen.

  • 1  Inleiding 
De eerste alinea is het belangrijkst om uw lezers te interesseren. Wees kort en krachtig in uw inleiding en beschrijf duidelijk wat lezers in uw artikel kunnen vinden. Hou het kort en tracht niet meer dan 1 onderwerp in de inleiding te behandelen. Na het lezen van de alinea moet de lezer haarscherp weten waar uw artikel over gaat en of het de moeite waard is om verder te lezen.
  • 2  Inhoud artikel 
Zorg voor een levendige alinea en opbouw van uw tekst. Maak het per alinea allemaal niet te lang. Lezers zijn snel afgeleid en alinea’s die langer zijn dan 500 karakters worden aanwijsbaar minder gelezen. Verpak uw belangrijkste boodschap dus in korte krachtige alinea’s en gebruik links in de tekst om de lezer die meer wil weten over het onderwerp te leiden naar een pagina met een meer gedetailleerde uitleg.
  • 3  Één onderwerp per alinea 
Behandel op Internet niet meer dan één onderwerp per alinea. Meerdere onderwerpen werken de leesvriendelijkheid van een beeldscherm tegen waardoor lezers geneigd zijn eerder af te haken.
  • 4  Scanbare tussenkopjes 
Internet is een snel medium en lezers willen z.s.m. weten wat het artikel voor hen te betekenen heeft. Lezers scannen de tekst en maken op basis daarvan een inschatting of er verder wordt gelezen. Duidelijke tussenkopjes, die helder omschrijven waar het in de tekst om draait helpt de bezoeker een goede inventarisatie te maken of de inhoud voor hem bruikbaar is.
  • 5  Lijstjes gebruiken 
Zijn er meerdere belangrijke punten te maken? Of is er een opsomming van belangrijke standpunten mogelijk? Verpak deze dan in een lijstje. Lijstjes zorgen er wederom voor dat tekst en inhoud goed te scannen zijn.
  • 6  Maak het persoonlijk 
Internet is naast een snel medium ook een actief medium. Lezers op Internet hebben graag het gevoel dat ze mee doen en betrokken worden bij een website, winkel of artikel. Probeer daarom de boodschap persoonlijk te verpakken en spreek de lezer direct aan. Vermijdt termen als “men” of “mensen” en gebruik in plaats daarvoor “u” “uw”. Lezers die persoonlijk worden aangesproken op het web absorberen de aangeboden informatie beter en onthouden deze ook langer.
  • 7 Schrijf actief en to the point. Lezers willen snel weten waar het om gaat en hebben geen interesse in allerlei wollige bij zinnen. Schrap zo veel mogelijk uit uw tekst dat het tempo eruit haalt.