Broedvogelinventarisatie in 1985 van het gemeentelijk bos- en duingebied en aangrenzende villawijk in Bergen NH.
Cees Roobeek
” Conclusies
De vrees die geuit werd in vorige verslagen voor wat betreft de gevolgen van de recreatiedruk in het gemeentelijke bos- en duingebied voor de broedvogelstand, lijkt op grond van de huidige lijst niet gegrond. Het ontbreken van grondbroeders als Fazant en Wilde Eend (algemeen in het aangrenzende PWN-gebied) duidt wel op verstoring van voornoemd karakter. Ook het bijna ontbreken van algemene bosvogels als Winterkoning, Zwartkop en Merel in het eikenhakhoutgebied wijst mijns inziens op verstoring. In de overige deelgebieden is deze verstoring niet direct aanwijsbaar, maar de aanwezigheid van een territorium is nog geen geslaagd broedgeval.
Het negeren van het aanlijngebod voor honden werd al genoemd en deze negatieve ontwikkeling zal, nu er een aanlijngebod voor honden in de Boswachterij Schoorl geldt (met streng toezicht), mogelijk verergeren. Ook doet de toename van het trimmen en andere recreatie rond Duinvermaak het ergste vrezen. Nog altijd is het gemeentelijk bos- en duingebied van Bergen een rijk vogelterrein, waar vooral de voor verstoring minder gevoelige holenbroeders een belangrijke plaats innemen. Voor de andere soorten zien we een verspreidingspatroon met hogere dichtheden langs de grenzen en bij de villatuinen.
De inventarisatie in 1985 maakt duidelijk dat zich ten opzichte van 1968 grote veranderingen hebben voorgedaan in de broedvogelbevolking van de villawijk en laat tevens zien dat deze wijk hoge aantallen vogels van vele soorten een plaats biedt. De vergelijking van de vogelbevolking van de villawijk en het Bergerbos laat bij enkele soorten opmerkelijke verschillen zien in dichtheid en verspreiding, bij andere soorten werden daarentegen geen verschillen gevonden.
Vogels zijn belangrijke indicatoren voor het milieu en de achteruitgang van sommige soorten, alsmede de verplaatsing van de territoria naar de randen, tezamen met de geconstateerde invloed van betreding op de vegetatie, lijken voldoende reden om ons over de toekomst van dit gebied ernstig zorgen te maken.”
Uit de Graspieper digitaal
De Graspieper 6 (4): 123-131.