De meidoorn te vriend (inzending Bloeiende duinen, 2016)
Heleen van Leeuwen
[yasr_visitor_multiset setid=1]
Door het aanklikken van de sterren kan je deze inzending beoordelen. Je kan dit één keer doen en niet meer aanpassen. Onderaan de bijdrage kan je uitgebreid reageren. Stem ook op alle andere inzendingen!
Half mei wandelde ik met een vriendin vanaf Bleek en Berg door een geliefd stuk van de Kennemerduinen. Toen we de Oosterplas achter ons gelaten hadden en langs Adams Vlakje liepen bleef mijn vriendin stilstaan; “Wat mooi die bloeiende meidoorns! Ik neem een foto voor mijn moeder. Ze kan niet meer zo vaak in het duin komen.”
Ik nam ook een foto. Ik kom al vanaf mijn jeugd in deze duinen, maar ik kon me niet herinneren eerder zoveel bloeiende struiken te hebben gezien. Wel doemde in gedachten het beeld op van struiken die eens vol hingen met spookachtige webben waarin rupsen aan zijdeachtige draadjes bungelden.
Mijn vriendin en ik liepen verder en vanaf het uitzichtpunt de Starreberg zagen we bloeiende meidoorns zover het oog reikte. Door de witte bloesem was mijn interesse gewekt voor de doornstruik die me eerder nooit zo opgevallen was.
De meidoorn, ook wel haagdoorn of steendoorn genoemd, behoort tot de rozenfamilies. De meest voorkomende soort hier te lande is de Crataegus Monogyna, de eenstijlige meidoorn. Crataegus komt van krataios (krachtig in het Grieks) vanwege het hout dat hard en fijn van structuur is. Monogyna verwijst naar de eenstijlige bloem (mono omdat de bloem 1 stamper heeft en gyna van het vrouwelijke geslacht). De Crataegus Laevigata is de tweestijlige meidoorn, waarbij twee stampers in de bloem te zien zijn. Laevigata betekent ‘gepolijst’. Deze struik heeft minder dorens op zijn gladde takken en de bladeren zijn minder diep ingesneden dan die van de eenstijlige meidoorn. Geregeld komen er tussenvormen (hybriden) voor, zoals de Koraalmeidoorn.
Meidoorns werden in het verleden nogal eens gebruikt als haag voor terreinafbakening, windkering en als natuurlijk ‘prikkeldraad’ om het vee op zijn plek te houden.
Door zijn stekels kan de meidoorn ook bescherming bieden voor jonge aanplant. Een eikenboompje dat opgroeit naast zo’n stekelige kameraad heeft minder kans om opgegeten te worden door het vee. Zoals bijvoorbeeld door de schaapskudde die we tijdens de wandeling tegen kwamen op het Tussenvlak.
De schapen van deze kudde zijn niet de enige grazers die in het duingebied tussen Zandvoort en IJmuiden rondlopen. In de Kennemerduinen zijn op diverse plekken Schotse Hooglanders, Konikpaarden, Shetland- en Exmoorpony’s uitgezet. Verder zijn er in het kader van het Wisentenproject leden van de laatste groep van wilde Europese bizons geplaatst in het afgesloten Kraansvlak. Deze dieren eten in tegenstelling tot de andere grazers ook bast, en snoeien doornstruiken. De twijgen, bloemen en bladeren van de meidoorn vinden ze een smakelijk hapje. Blijkbaar zijn ze handig in het vermijden van de stekels, of hebben ze een dikke huid!
Er zijn meerdere soorten hoefdieren in de duinen geïntroduceerd omdat deze verschillend graasgedrag hebben. Vroeger lieten de bewoners van de zeedorpen hun vee in de duinen grazen. Toen de natuurbeheerders van tegenwoordig zagen hoe snel het duin dichtgroeide, realiseerden ze zich hoe belangrijk het is om grazers in te zetten om open gebieden te laten bestaan en zo de zeldzame duinflora te beschermen. ‘Wilde’ grote grazers die we in de Kennemerduinen kunnen vinden zijn de ree en het damhert. Een klein dier dat al eeuwenlang een belangrijke rol speelt in het kort houden van de lage begroeing is het konijn. De grote van de populatie duinkonijnen heeft, door menselijk toedoen, wel erg gefluctueerd door de tijden heen. Soms waren het er zoveel dat ze de duinen kaalvraten en lieten verstuiven. Soms werden ze intensief bejaagd en bijvoorbeeld door de in het duin gelegerde Fransen opgegeten. De uitbraak van konijnenziektes als myxomatose, en meer recent het VHS-virus deed het dier bijna de das om, wat duidelijke gevolgen had voor de begroeing. Nog steeds is de populatie niet helemaal hersteld, en duikt de besmettelijke ziekte ook dit jaar weer op.
De verschillende grazers zorgen er voor dat het duin niet wordt overwoekerd door woest struikgewas, of langzaam verandert in een bos. Jonge aanplant wordt opgeknabbeld. Maar aan jonge boompjes die worden omringd door prikkende takken zullen de dieren zich meestal niet wagen. Nu ik met meer aandacht naar meidoorns was gaan kijken viel me op dat er soms inderdaad een eikenboompje vlak naast de doornstruik groeide.
Als we over de eik hebben die in het duingebied voorkomt dan hebben we het specifiek over de zomereik, de ‘Quercus robur’, herkenbaar aan zijn asymmetrisch gelobde bladeren en groene eikels die in napjes op een steeltje zitten. Robur staat voor stevig, hard eikenhout (eigenlijk komt ons woord robuust van het Latijnse woord voor eik). De zomereik is eenhuizig; de mannelijke en vrouwelijke bloemen komen in aparte bloeiwijzen op de boom voor. Is de schors van jonge bomen nog glad, die van oudere eiken is diep en onregelmatig gegroefd geworden. De hoogte en vorm van de zomereik is afhankelijk van de omstandigheden. In de duinen is de boom vaak kleiner dan op rijke vruchtbare bodem. De kroon kan breed uitgroeien met grillig kronkelende takken. Ook onder de grond zijn de wortels diep en breed uitgewaaierd. Eiken kunnen evenals als de meidoorn zeer oud worden. Zeker zo’n 300-400 jaar.
Tijdens mijn hardloopronde in het Middenduin zag ik een paar voorbeelden van de innige vriendschap tussen meidoorn en jonge eik. Zoals langs het zandpad in het Schippersduin. De meidoorn breidt zijn stekelige takken uit voor het eikenboompje, alsof hij wil zeggen: ‘Afblijven!’
Deze jonge eik is goed af, ook al zijn er in dit stukje duin, behalve een paar verdwaalde damherten, geen grazers in de buurt om zijn leven in de kiem te smoren. Was de eikel in de bodem van het (eiken)bos gaan ontkiemen dan had het onder de donkere schaduw van zijn volgroeide familieleden nauwelijks kans gehad om uit te groeien tot een volwassen eik. De opgroeiende scheut heeft voldoende licht nodig om tot wasdom te komen. Bij de, niet veel oudere, lage en vertakte meidoorn ontvangt hij wel het licht dat hij niet ontberen kan.
Maar hoe komt dat eikeltje nou op een lichte plek? Het is te zwaar om door de wind meegevoerd te worden. En hoe weet het dat de meidoorn hem bescherming kan bieden? Daar komt een derde vriend om te hoek kijken. Ditmaal een dier; de Vlaamse gaai. De vogel verstopt eikels als voorraad; een gedeelte als reservevoedsel voor de winter en een ander deel om in de lente, na de ontkieming, te voeren aan haar jongen. De gaai drukt de eikels het liefst in de buurt van herkenningspunten als bomen en struiken in de grond. Niet alle eikels zal de vogel weer uitgraven, zodat sommige kunnen ontkiemen in de beschutting van struiken als de meidoorn. De jonge eik groeit binnen het stekelige struweel van de struik mee tot hij zo hoog geworden is dat de takken en bladeren buiten het bereik van de grazers komen.
Aan de andere kant van de spoorlijn, onderaan de westelijke helling van het hoge Middenduin, aan de rand van het Corsicaanse Dennenbos, staan twee dunne stammetjes van een eik en meidoorn naast elkaar. Ze lijken gelijk in groei op te gaan.
Als je goed kijkt, zie je nog andere soorten die zich prettig voelen in het gezelschap van meidoorn en eik. Links onderin zie je een varen en Lelietjes van Dalen gedijen in de schaduw van deze kameraden.
Het was trouwens de heerlijke geur van het bescheiden ‘meiklokje’ in de milde voorjaarsregen die me naar dit groene gezelschap toe gelokt had.
Op de fiets over het Visscherspad richting Zandvoort zag ik vriendschappen tussen meidoorn en eik die tot in de volwassenheid hadden standgehouden.

De meidoorn en de eik lijken in dit geval wel één organisme te vormen! Alleen de verschillende bladeren verraden dat hier twee soorten nauw samenleven.

Hier is de eik de meidoorn ver boven het hoofd gegroeid. Maar de boom verstikt zijn oorspronkelijke beschermer niet. Er blijven open plekken waar de meidoorn het licht kan opvangen.

De schaduw van de verstrengelde vrienden blijkt hier een aangename plek voor de Salomonszegel
Vlak bij één van de gedenkstenen voor de tien mensen die op 2 februari 1943 werden gefusilleerd in de Kennemerduinen bij Bloemendaal als vergeldingsactie door de Duitse bezetter staan een kleine meidoorn en eikeboompje half in elkaar gegroeid.
Dat er een symbiotische vriendschap kan bestaan tussen meidoorn en eik is voor mij overtuigend geworden. Het voordeel van deze relatie voor de jonge eik is duidelijk. Ik zou graag willen weten of het ook voor de meidoorn een voordeel heeft om zo nauw verbonden met een eik op te groeien. Ik heb een vermoeden dat er een wederkerigheid bestaat, omdat de twee zo goed naast elkaar gedijen.
Mooi verhaal. Een kleinigheidje. Ook het Ree komt niet van nature in het duin voor. Alle reeen in alle duingebieden gaan terug op bewuste uitzettingen.
Dank u wel, ik heb dat stukje aangepast
Beste Heleen,
Heb nog niet alles gelezen, maar vind het nu al leuk. De meidoorn is ook mijn lieveling, ik probeer de soort bij mijn beheerwerk vaak bij te staan door bijvoorbeeld concurrerende esdoorns te verwijderen. De doorns beschermen ook broedende vogels en leveren hen later weer bessen. De mooie bloei trekt insecten… deze soort leeft in een mooie balans binnen de ecologie van duinbiotopen.
Dat alle reeën in duingebieden zouden zijn uitgezet durf ik overigens te betwijfelen. Maar die discussie ga ik hier niet aan.
Groet, Eric