Duinen struinen (inzending prijsvraag Bloeiende Duinen-de Hugo 2017)
Jessica Schardijn
Heerlijk toch in Zeeland wonen?
Ik trakteer mezelf zo tussen de werkzaamheden door graag op een rondje uitwaaien in de duinen.
Aan weerszijden van de brede houten trap die naar het wandelpad leidt, staan Teunisbloemen te zwaaien in de wind. “Welkom!” roepen ze. “Loop gerust verder naar boven!”
Heb je ze wel eens zien schijnen in de avondschemering? Ze lijken echt licht te geven!
Dit welkomstcomité met zijn gele bloemen, lokt ons stervelingen, naar de sprookjeswereld van het duingebied.
Eenmaal boven aan de trap moet ik dealen met een luxe probleem: kiezen we vandaag voor rechtdoor lopen, oftewel: de volgende trap af, het strand op, of sla ik rechtsaf het duinpad in?
Wanneer boven de wind venijnig zand in de ogen strooit, is het duidelijk welk pad ik kies vandaag.
Rechtsaf de duinen in dus, daar kan ik tenminste voorkomen dat ik gezandstraald wordt, door weg duiken achter de duintoppen.
Rond deze tijd – eind augustus – bloeit hier nog van alles. De meeste plantjes zijn voor mij naamloos. Gelukkig, je hoeft geen botanicus te zijn om van dit heerlijk Zeeuwse landschap te genieten. De zintuigen prikkelend, zie, voel, ruik en proef ik de duinen.
Tussen het geritsel van wuivend helmgras met zijn scherpe stengels domineert de Duindoorn. De feloranje besjes van deze struik zien er verleidelijk uit. Helaas… ze laten zich niet zo makkelijk plukken! Gemene dorentjes boren zich graag in plukgrage vingers en is het je eindelijk gelukt heelhuids een besje te pakken, dan lijkt die maar niet los te willen laten van de tak waaraan hij vastzit en knijp je hem zo tot prut.
Maar goed, de aanhouder wint…
En aanhouden doe ik, want ik heb zojuist gelezen hoe gezond die besjes zijn! De smaak van de Duindoornbes is wel een aandachtspuntje dat genoemd mag worden. Verwacht namelijk geen zoetige smaak, al zien ze er nog zo zoetjes uit, de kans dat de kennismaking tegenvalt wordt dan een stuk kleiner.
Als kind moest ik tijdens duinwandelingen met mijn tante alles proeven, wat ze tot het eetbare rekende.
Toen de duindoornbes aan de beurt was, kauwde ik er één keer op en spuugde hem toen met veel drama uit in het zand. Met een gezicht als een oorworm vervolgde ik mijn duin-challenge.
Die besjes kon ik als kind dus niet zo waarderen. Maar nu moet ik eerlijk bekennen, bevalt mij die typische smaak wel. Een beetje een zuurtje – vooral heel veel van dat – en een beetje een zoetje, om het maar in keukenjargon uit te drukken.
Mocht je niet kunnen wennen aan de smaak, de Duindoorn heeft ook een scala aan medicinale eigenschappen die je misschien over de streep trekken om je toch aan de besjes te wagen.
Al mag je die tegenwoordig volgens de regeltjes van de Europese Unie officieel niet meer benoemen, geloof ik. Eerlijk gezegd, volgens mij heb ik zelf zo’n medicinale eigenschap ontdekt.
Toen ik eenmaal zo’n besje in de mond plette volgde er meteen een speekselvloed.
Dat heeft zo zijn voor en nadelen. Goed tegen de dorst zolang je het er bij eentje houdt, anders vervolg je al kwijlend verder je duinroute.
Er groeit nog veel meer eetbaars in het duingebied.
Zo ziet de wilde Rucola er ook lekker uit met de dikke blaadjes als van een vetplantje.
De wilde Postelein is dit keer niet van de partij, maar ook deze eetbare wilde plant groeit in onze Zeeuwse duinen.
Het zelf kweken van beide soorten is, met mijn niet zulke hele groene vingers, niet echt een succes geworden. Ooit heb ik eens een wild Posteleinplantje meegenomen, die verpieterde jammerlijk tussen de Tijm en de Rozemarijn. Zelfs nog eens geprobeerd met een exemplaar uit een tuincentrum, maar ook die veranderde in zielige bleke sliertjes, terwijl de plant toch bekend staat als een makkelijke groeier, die zelfs te vinden is tussen de stoeptegels.
Niet tussen de mijne dus.
Ach, zulke plantjes horen lekker thuis in de duinen. Het blijft een feestje om hier te wandelen op paden omringd door helmgras, waarbij de wilde kamperfoelie als een ware feestslinger opduikt uit de braamstruiken en zelfs in de eikenbomen de boel opvrolijkt.
Het Jacobskruiskruid duikt ook langs het wandelpad op en niet alleen daar helaas.
Door overijverige natuurliefhebbers is dit plantje tegenwoordig in elke berm van Nederland te vinden.
Een doorn in het oog van paardenliefhebbers, tot welke categorie ik mijzelf ook mag rekenen.
Het plantje is giftig voor bijna alle zoogdieren – behalve voor schapen – en een sluipmoordenaar omdat het de lever van de eter langzaam verwoest.
Hoewel paarden dit plantje mijden, herkennen ze het niet als giftig wanneer het in gedroogde vorm tussen het hooi zit, met rampzalige gevolgen.
Ik loop nog wat verder en zie nog van alles groeien waarvan ik de namen nog eens moet opzoeken. Nog één keer snuif ik de frisse zeelucht op en keer dan weer om.
Op de terugweg groet ik nog wat Duitse toeristen. Die hebben Zeeland ook al lang als uitwaaigebied ontdekt. Met ferme stappen gehuld in regenlaarzen en regenjas, verscholen achter hun sjaals, benen ze richting het strand. Hun route is bepaald: ‘immer gerade aus!’
Die laten zich duidelijk geen zand in de ogen strooien…