Dwalen door het magische Koningshof (inzending Bloeiende Duinen – de Hugo 2017)
Heleen van Leeuwen
Ik heb een geheim dat ik liever niet wil prijsgeven, een geheim dat ik liever deel met de herten en de Schotse Hooglanders, met de eekhoorn in de herfst, met de specht in de winter, met de hommel in de lente, met de wijngaardslak op een bedauwde ochtend in de zomer, met de sprinkhaan en de pad op een nazomermiddag. Rijdt liever voorbij aan het witte hek naar het landgoed, denk maar dat het de oprijlaan is naar de kapitale villa van een welgestelde familie.
Dan blijft het hier rustig. Dan klinkt alleen de schrille kreet van de buizerd, het geritsel van de merel tussen de dorre bladeren, het gehamer van de grote roodbonte specht en het getjilp en gezang van al die kleine vogeltjes die ik niet kan onderscheiden.
Dan verwonder ik me ongestoord over al het moois dat hier het jaar rond opduikt rondom de mulle paden en kronkelige weggetjes die stijgen en dalen.
In de herfst groeit in het deel dat vooral uit loofbos bestaat de vliegenzwam. De paddenstoel die we als kleuters al kenden van kabouter spillebeen. Deze paddenstoel leeft in symbiose met bomen als de eik, tamme kastanje, beuk en berk. De schimmeldraden van de vliegenzwam staan in contact met de haarwortels van de boom. Aan de bladeren op de foto te zien gaat het in dit geval om de beuk. De paddenstoel met zijn mooie rode hoed kan bepaalde mineralen opnemen uit de bodem en wisselt deze uit met de beuk. De beuk levert op zijn beurt voedzame suikers aan de vliegenzwam.
De witgestippelde rode hoed trekt ons aan, maar we zijn als kind ook een beetje bang gemaakt voor deze paddenstoel. Pas op, giftig! De zwam bevat verschillende toxische verbindingen waarvan sommige hallucinogeen en bedwelmend zijn. Daarom werd de vliegenzwam in verschillende culturen gebruikt in rituelen, bijvoorbeeld door sjamanen om in contact te komen met de geestenwereld.
Misschien kregen zij na consumptie wel het gevoel dat ze konden vliegen. Maar of daar de naam vandaan komt…?
De Koningshof is niet groot, maar heel afwisselend. Naast loofbos is er gemengd bos te vinden, waar onder andere de Corsicaanse den groeit. In een ander deel maken bomen plaats voor ruig duin met begroeiing van meidoorn en duinroos. Een aantal jaar geleden is er een klein gebied met kale stuifduinen gecreëerd. De herten voelen zich overal thuis.
Evenals de Schotse Hooglanders; die laten zich door geen stammen, takken of prikkels weerhouden om daar te eten waar de lekkerste hapjes te vinden zijn.
Onder een laagje rijp verandert de Koningshof in een sprookjesachtige statische winterwereld. Zelfs de grote grazers maken geen aanstalten om zich in beweging te zetten. Nauwelijks voor te stellen dat het grasland in de lente weer getooid is met witte duinroosjes, in de zomer met gele agrimonie en de rand van het pad met paarse wilde marjolein. In de winter zijn het de bepoederde takken, stengels en het overgebleven blad dat zijn mooie en grillige vormen laat zien.
Niet ver van het stuifduin bloeit in mei de in Nederland vrij zeldzame Cipreswolfsmelk. Ondergronds heeft de plant een wortelstok waaruit verschillende uitlopers ontspruiten. De plant beslaat in zijn geheel een aardig oppervlak en begint al een beetje over het wandelpad heen te kruipen. In juli, als de bloemetjes vergaan zijn en zaaddoosjes hebben achtergelaten, heb je beter zicht op de typisch gevormde blaadjes waaraan de soort zijn naam te danken heeft. Het zijn net naalden als van een cipres. De rest van zijn naam ‘Wolfsmelk’ verwijst naar het witte vocht dat zich in de stengel bevindt. Het is geen zoete voedzame melk maar een giftig sap dat kan branden en bijten als een wolf. Ik heb een druppeltje geprobeerd op mijn vinger en mijn tong, maar merkte er weinig van. Had ik wat meer genomen dan waren wellicht mijn ingewanden te keer gegaan. In de volksmond en in het Engels worden wolfsmelksoorten ook wel spurge genoemd, van het Latijn expurgare, wat laxeren betekent. Wees gewaarschuwd, in het Fries heet het Sipresduvelsdrek!*
Hier valt het vroege zonlicht op de cipreswolfsmelk na een vochtige nacht. Door duizenden dauwdruppeltjes lijken de uitlopers net pluizige bolletjes.
Het is niet alleen de rust, de schoonheid, het gezang van de vogels, en het (half)wild dat je hier tegen het lijf loopt. Het is ook de geur. Soms schimmelig, als bladeren rotten en de grond vochtig is. Niet persé een onaangename geur. Soms lichtzoet als het voorjaar alles uitbundig bloeien laat. En als het heel warm is gaan de naaldbomen zweten en geurt het heerlijk naar hars. Soms ruikt het ineens onverwacht kruidig onder het bladerdak. Je kijkt rond en ziet allerlei groens onder de bomen groeien, maar je hebt geen idee wat deze geur voortbrengt. En dan twee weken later staat het vol met paarse bloempjes, vreemd gevormd, als langgerekte muilen van gotische wezens.
Glidkruid, weet ik na een tijdje zoeken op het web. Trosglidkruid, om specifieker te zijn, een plant die in het wild maar op enkele plekken te vinden is in ons land. Oorspronkelijk komt het uit het Oostelijk Middellandse Zeegebied. Door de rijke eigenaren van grote buitenverblijven werd het waarschijnlijk aangeplant ter verfraaiing van de parkbossen op hun landgoed. Ook rondom Parijs, zoals in Bois de Boulogne, blijkt het Trosglidkruid in ruime mate aanwezig. In de buurt van Bloemendaal werd er al vanaf 1882 melding gedaan van een verwilderde soort. ** Je kan vrij lang van dit bijzondere plantje genieten omdat het bloeit van juni tot september.
Er zijn nog meer zeldzame geheimen in Koningshof, zoals het Peperboompje en de Kleine Ereprijs, die ik zelf helaas nog niet gezien heb. Ik hoop niet dat ik zal verdwalen als ik naar ze op zoek zal gaan. Volgens oud volksgeloof zou ik namelijk zomaar de weg kwijt kunnen raken als ik het hiernaast afgebeelde dwaalkruid met zijn charmante kleine witte bloemetjes tegenkom. Het zien van Groot Heksenkruid zou betekenen dat een heks bezig is je op een dwaalspoor te zetten! In het Latijn heet dit kruid Circaea lutetiana. Circe is een tovenares uit de verhalen van Homerus. Zij kende als geen ander de kracht van grassen, bloemen en kruiden. Homerus vertelt dat Odysseus en zijn kameraden na de strijd om Troje terecht kwamen op het eiland van Circe. Zij ontving hen gastvrij maar zette Odysseus’ metgezellen een maaltijd voor waarvan de ingrediënten hen betoverden . Toen Odysseus naar hen op zoek ging ontmoette hij de god Hermes die hem een kruid gaf, waarvan de wortel zwart was en de bloemen melkwit, ter bescherming tegen Circes toverkracht. Homerus noemde dat kruid moly. 16e-eeuwse Parijse plantkundigen (Lutetia is Parijs in het Latijn) beschouwden heksenkruid als dat klassieke moly en vernoemden het naar Circe.*
*Meulenhoff en Nijhuis: Planten en hun legenden, 2012, WBooks, Zwolle, ISBN 9789040007095
** Kops en van Eeden: Flora Batava, deel 17, 1885 (via: www.wilde-planten.nl)
Geraadpleegde bronnen:
- Rolf Roos: Duinen en Mensen Kennemerland , 2009, Natuurmedia, ISBN 9789080815834
- Dieren en Planten Gids voor onderweg, 2005, Tirion Uitgevers, Baarn, ISBN 9789052104829
- Wikipedia
- www.floravannederland.nl