Frans Nieuwenhuizen (1999)
De Kerf
(red. Ontleend aan: Nieuwenhuizen, F. (1999) De Kerf. De Graspieper 19 (2): 25-28; een leuk stuk omdat hij de situatie vanaf 1990 kent).
Het verhaal van oude boswachter Frans Nieuwshuizen contrasteert met o.a. de epiloog in Duinen en mensen Kennemerland (2009).
Zie ook panoramafoto’s Robert Poutsma in 4 seizoenen, 2008
De zeereep kent iedereen als een strakke met helm begroeide duinenrij, vrijwel altijd afgezet met prikkeldraad. Mocht dit puntdraad u al duidelijk maken dat u daar niet welkom bent, het overbekende bordje “Verboden toegang” doet daar nog eens een extra schepje bovenop. Zodra er door menselijke activiteiten of door weersomstandigheden stuifduinen ontstaan, worden er onmiddellijk maatregelen genomen om dit stuivende zand vast te leggen. Door deze maatregelen is de zeereep in de loop der tijd in een zware zanddijk veranderd, waardoor de zee geen schijn van kans maakt om er doorheen te breken. Allemaal best te begrijpen, de zeereep wordt immers altijd al in stand gehouden voor de veiligheid van het achterland?
In 1990 echter besloten parlement en regering tot een andere aanpak, het zogenaamde “dynamisch handhaven” van de kustlijn. Eenvoudig gezegd: daar waar het mogelijk is moeten water, wind en zand vrij spel kunnen krijgen. Het spreekt overigens vanzelf dat daar jaren denkwerk en studie aan vooraf zijn gegaan o.a. door de Stichting Duinbehoud en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Voor deze frisse en gedurfde aanpak werd voor Schoorl gekozen. Niet zo verwonderlijk aangezien het duingebied onder Schoorl tot het breedste van ons land behoort. Daar komt nog bij dat de zeereep en de achterliggende valleien relatief laag liggen, terwijl er na de valleien een tweede, hoge duinenrij ligt. Bovendien is de zee hier al eens twee keer eerder doorgebroken in 1928 en in 1953. Daarbij bleek de genoemde tweede duinenrij zeer wel in staat om het getij te keren. Ten gevolge daarvan werd in het najaar van 1997 met behulp van zwaar materiaal ter hoogte van paal 30.55 een kerf in de zeereep gemaakt. Hierbij werd zo’n slordige 130.000 m2 zand verzet. De achterliggende Parnassiavallei werd eveneens afgeplagd. De begroeiing hier bestond vrijwel uitsluitend uit kraaiheide, zandzegge en helmgras. Je zou in dit geval kunnen spreken van een soort eindfase in een successiereeks. Met andere woorden, deze vegetatie had daar tot in lengte van jaren kunnen blijven liggen zonder enige kans op verstuivingen of andere dynamische processen; vandaar deze ingreep. De eigenlijke kerf werd uitgediept tot 1.50 meter boven NAP, terwijl de vallei op 1.90 meter boven NAP werd afgeplagd. In het begin kreeg De Kerf door de vele publiciteit (radio, televisie en de grote landelijke dagbladen) veel bezoek te verwerken. Wanneer ik dit schrijf (mei 1999) is dit bezoek ietwat geluwd, al blijft het toch altijd nog een trekpleister van de eerste orde.
Inventarisatie
Het spreekt vanzelf dat voor de werkzaamheden de vegetatie in de vallei grondig is geïnventariseerd, terwijl eveneens het voorkomen van loopkevers werd onderzocht (Ten Haaf 1999, Brugge & Krijger 1999). Loopkevers vormen samen met de spinnen zo’n 90 procent van de bodemfauna in soorten en individuen. Tevens reageren loopkevers vrijwel onmiddellijk op veranderingen in het terrein en kunnen met name in pioniermilieus weer snel voorkomen, zowel in zoet/zoute biotopen als in stuifduinen. Vooral het voorkomen van ’zoute’ soorten is van groot belang, omdat zij in Europa een beperkt areaal hebben.
Wat zijn er nu ruwweg anderhalf jaar later voor veranderingen opgetreden? Wel, ondanks het feit dat het gebied nog maar net op de schop is gegaan en het er nog maagdelijk uitziet, zijn er toch al diverse interessante ontwikkelingen gaande. Zo is er met name in het noordelijk gedeelte van De Kerf vanwege de zeewind toch al sprake van nieuwe duinvorming. Onder invloed van enkele taaie rakkers als zeeraket en biestarwegras wordt het zand plaatselijk vastgehouden. Door de harde westelijke wind stuift het zand landinwaarts en daar krijgen genoemde plantensoorten hulp van onder meer zandzegge en helmgras. Langs de vloedmerken wisten zich in 1998 ook al redelijk wat nieuwe planten te vestigen. Vloedmerken zijn de randen van aanspoelsel als wier, schelpen, dode dieren, hout en helaas, tegenwoordig ook allerlei menselijk afval zoals plastic en glas. Deze randen worden hier en daar overstoven door zand en vormen op die manier een ideaal substraat voor sommige plantensoorten. Naast het reeds genoemde biestarwegras en zeeraket werden loogkruid, zeepostelein en enkele kiemplanten van de zeldzame zeewinde en zeewolfsmelk aangetroffen. Tevens kwam langs de gehele noordrand van De Kerf de weinig opvallende gelobde melde voor. Een grappige bijkomstigheid was de aanwezigheid van vrij veel “miniatuurzonnebloemen”. De zaden van deze soort zijn goed bestand tegen het zoute zeewater en ontkiemen vrij gemakkelijk. Op dit moment staan er vele tienduizenden exemplaren langs de vloedmerken; dat belooft wat wanneer ze gaan bloeien…
Verwacht wordt dat op de delen waar de zee regelmatig binnenstroomt zich kwelderplanten als zeekraal, schorrekruid en lamsoor zullen vestigen. In dit verband gloort er enige hoop, want de zee heeft een dun laagje zeeklei achtergelaten waardoor er een geschikt milieu voor deze planten zou kunnen ontstaan. Zoals gezegd is de recreatieve druk nog steeds vrij groot en dat is uiteraard niet bevorderlijk voor kiemplantjes. Door het plaatsen van enkele panelen met een duidelijke tekst hopen wij het publiek in goede banen te leiden. Onze verwachtingen zijn wat dit betreft hoopvol.
Pionierssoorten
Wat de loopkevers betreft heeft de aanleg van De Kerf uiteraard grote veranderingen gebracht in de samenstelling. Het onderzoek in 1997 (vóór de ingreep) en 1998 laat duidelijk zien dat het terrein een veel interessantere fauna krijgt. Er komen nu veel gespecialiseerde soorten voor. Het zijn juist de aan de kust gebonden pionierssoorten van voedselarme bodems die wij tot de nieuwkomers kunnen rekenen. Een voorbeeld dienaangaande is de Strandzandloopkever, die veel op de gewone Bronzen zandloopkever lijkt, maar op meer vochtige plaatsen leeft. Deze soort kan zelfs tegen periodieke overstromingen en komt dus voor in de monding van De Kerf en op het strand. Een soort die ernstig te lijden heeft van de recreatiedruk en het dichtgroeien van het duingebied door mossen en grassen is de reeds genoemde Bronzen zandloopkever.
De verwachting is dat in het noordelijke gedeelte van De Kerf de soort zelfs door te veel betreding geheel zal verdwijnen. Over de vogels is nog niet zoveel te melden. Zilver-, Kleine Mantel-, Kok- en Stormmeeuw worden er zeer regelmatig aangetroffen. Bergeend, Bruine Kiekendief, Torenvalk, Scholekster, Koekoek, Veld- en Boomleeuwerik, Gras-, Boompieper en Zwarte Kraai worden eveneens in en in de onmiddellijke omgeving van De Kerf gesignaleerd. Ongetwijfeld zijn er veel meer soorten gezien dan hier zijn vermeld. Wat de broedvogels betreft mag zeker het succesvol broedgeval van de Bontbekplevier niet onvermeld blijven. Er werd een paartje met twee jongen gesignaleerd. Het paartje broedde in het noordoostelijk gedeelte op een plaats waar dagelijks honderden mensen waren te vinden… Hoewel vaak Bergeenden op het water worden aangetroffen, is van een broedgeval in De Kerf of de afgeplagde Parnassia-vallei tot nu toe niets gebleken. De zandhagedis kwam hier in vergelijking met andere duinterreinen vóór de ingreep sporadisch voor. Jonge dieren werden met enige regelmaat in de kevervallen gevonden. Na de ingreep is hij aan de rand van de vallei enkele keren waargenomen. De aanwezigheid van zand als gevolg van bestuivingen is essentieel voor de eiafzetting. Hoe het dit reptiel verder zal vergaan is nu nog een vraag. De tijd zal het leren. Ook de zee zelf neemt bij hoog water en harde wind, voornamelijk uit westelijke richtingen, regelmatig bezit van De Kerf. Dit gebeurt grotendeels gedurende het najaar. Wanneer je een ander vanaf het duingebied bekijkt is dat altijd weer een fantastisch en haast onwerkelijk gezicht. Daar zijn dan tijdens harde wind grote, schuimende golven te zien en dan te bedenken dat daar eens kraaiheide groeide…
Literatuur
Brugge, B & J.P. de Krijger 1999. Verslag van een monitoringonderzoek naar de loopkeverfauna in de Kerf bij Schoorl aan Zee paal 30-400 in 1998 ten behoeve van het natuurontwikkelingsproject Dynamiek in de kustzone. Schatgraven in de Schoorlse duinen. Instituut voor Systematiek en Oecologie–Zoologisch Museum Universiteit van Amsterdam, afdeling Entomologie.
Ten Haaf, C. 1999. De Kerf bij Schoorl, monitoring van vegetatie en flora. Ten Haaf en Bakker Ecologisch en hydrologisch adviesbureau, Alkmaar.
Verhaal ontleend aan de Graspieper DIGITAAL:088