Kleine ratelaar
Rolf Roos
Kleine ratelaar
Rhinanthus minor L.
Orobanchaceae/Bremraapfamilie
Nederlandse Rode lijst: Gevoelig
Rhinanthus komt van het Griekse rhis of rhinos (neus) en anthos (bloem), wat verwijst naar de bovenlip van de bloemkroon, die als een neusje uitsteekt. De Nederlandse naam ratelaar slaat op het rammelen van de zaaddozen in de wind. Kleine ratelaar is een zomerbloeier. De schutbladen onder de bloem hebben dezelfde vrij donkergroene tint als de gewone bladeren, wat deze soort onderscheidt van de veel algemenere (en ook vaak forsere) grote ratelaar waarvan de schutbladeren lichtgroen zijn. De bloemkroon van 1½ cm heeft een bovenlip met witte, soms blauwpaarse tanden van hoogstens 1 mm lang. De plant wordt door hommels bestoven, maar bestuift ook zichzelf.
Ecologie en leefgebied
Ratelaars zijn halfparasieten: de planten hebben bladgroen, maar parasiteren ondergronds ook op wortels van grassen. In graslanden met veel ratelaars blijft het gras zichtbaar lager. Kleine ratelaar komt voor op vochtige tot vrij droge, matig voedselrijke en vaak kalkrijke bodem in graslanden, duinvalleien en duinhellingen, venen, bermen en op zandige dijken. De soort profiteert van extensief maaibeheer.
Het verspreidingsgebied is Europa, behalve de zuidelijkste delen, West-Azië en lokaal in Siberië en de Kaukasus. Ook ingeburgerd in delen van Noord-Amerika. In ons land komt de soort op de Waddeneilanden, in de Hollandse duinen en Zuid-Limburg wat meer voor.
Bedreiging
Vroeger kwam kleine ratelaar in ons land vrij algemeen voor op lemige zand- en kleigrond. Verruiging door wegvallen van maaibeheer of juist te grote intensivering zijn funest. Kleine ratelaar groeit bij voorkeur in laag productieve, onbemeste graslanden met een hooilandbeheer, in de duinen ook veel nabij zeedorpen zoals Wijk aan Zee.
Plantenportret geschreven voor expositie Beschermde Planten van Nederlandse Botanische Tuinen.
Info over 1 tentoonsteling in 24 tuinen tegelijk: link.