Mollusken in het Mokslootgebied.
Sylvia van Leeuwen, Johan Reydon
Het Mokslootgebied bestaat uit een complex van primaire en secundaire duinvalleien, die van nature nat zijn. De oudste valleien stammen uit de late Middeleeuwen, terwijl de jongste delen van het terrein in de 19e eeuw zijn ontstaan. Het gebied werd door duinboeren gebruikt voor beweiding, voor het maaien van voedergewas en strooisel en voor het steken van plaggen. Er stroomde een natuurlijke duinbeek doorheen, de Aalloop. In 1880 – 1881 werd de Aalloop vergraven om een betere ontwatering te krijgen en zo ontstond de Moksloot.
De grote duinvalleien werden zo met elkaar verbonden, en voor landbouw in gebruik genomen (Bruin, 2004). De Moksloot functioneerde in die tijd als een stromende duinbeek met vrije uitmonding in de Waddenzee bij de Mokbaai. Naar verluid kwam het zeewater destijds bij hoog tij en storm nog wel eens een flink eind landinwaarts, tot in het Grote Vlak (Visser, 1966). In de zomer van 1937 onderzochten Ter Pelkwijk en Meeuse het gebied op mollusken. Zij vonden 16 soorten van zoet water en 2 soorten landslakken (Visser, 1966). Gezien hun soortenlijst hebben zij destijds vooral naar zoetwatermollusken gekeken. Van Benthem Jutting (1956) en Visser 1966) voegden voor die periode nog een aantal soorten aan toe uit andere bronnen. Vier van die soorten staan momenteel op de Rode Lijst: Anisus vorticulus, Gyraulus laevis, Pisidium personatum en Vertigo antivertigo. Pisidium personatum is na 1937 nooit meer uit het Mokgebied gemeld.
Lees verder: