(door Rienk Slings)

Van het waterleidingbedrijf PWN en de Nationale Vegetatiedatabank (S. Hennekens) werden alle vegetatieopnamen met hondskruid uit resp. Wijk aan Zee (21 opnamen) en Noordwijk (8 opnamen) verkregen. Later werd nog een bruikbare opname van A. van Heerden verkregen. Hiermee zou het mogelijk moeten zijn om een nader licht te werpen op enkele van de opgestelde hypothesen. De zgn. indicatiewaarden van Ellenberg geven voor elke soort uit de opnamen een waarde voor een groeiplaatskenmerk, zoals vochtigheid, licht, zuurgraad of voedselrijkdom, doorgaans op een schaal van 1 (heel weinig) tot 9 (heel veel). Per opname kan nu voor elk kenmerk een gemiddelde waarde berekend worden en per plaats kan vervolgens het gemiddelde van alle opnamen voor elk kenmerk worden uitgerekend.

In onderstaande tabel staan de gegevens samengevat.

Plaats Licht Temperatuur Vocht Zuur-graad Stik-stof Zout Zware metalen Aantal soorten aantal opnamen
Noordwijk 7 5,21 4,18 6,42 3,46 0,31 0,02 38,8 9
Wijk aan Zee 7,06 5,39 4,15 6,42 3,88 0,21 0,01 33,1 21

 

Wat blijkt uit de gegevens? Op het eerste gezicht blijken er nauwelijks verschillen te zijn tussen de groeiplaatsen in Noordwijk en Wijk aan Zee. Alleen het getal voor voedselrijkdom (stikstof) lijkt betekenisvol te verschillen. Hiermee zou de conclusie getrokken te kunnen worden dat de grotere voedselrijkdom van de groeiplaatsen in Wijk aan Zee de oorzaak is van de grotere afmetingen van hondskruid. Helaas zit er een adder onder het helmgras. Zes van de negen vegetatieopnamen uit Noordwijk zijn gemaakt in 1958, dus vooral uit een periode dat er nog weinig stikstof uit de lucht op de duingraslanden neerdaalde. De drie recentere opnamen uit Noordwijk (o.a. twee uit 2014) hebben een goed vergelijkbare waarde voor voedselrijkdom met die uit Wijk aan Zee. De verschillende perioden waaruit de opnames dateren brengt met zich mee dat de mede door de mens (luchtvervuiling) beïnvloede standplaatsfactoren als voedselrijkdom en zuurgraad niet met elkaar vergeleken mogen worden.

Voor de factor zware metalen geldt dit mogelijk nog sterker . Vermoedelijk was de jaarlijkse belasting van het duinmilieu eind de jaren 50 veel hoger dan recent. Door milieumaatregelen is de uitstoot inmiddels sterk verminderd. Bij Wijk aan Zee (Hoogovens!) moet de belasting toen vele malen hoger geweest zijn dan tegenwoordig. Bij Noordwijk ontbrak zo’n bron. Het feit dat de indicatiewaarde van Wijk aan Zee van opnamen uit 1992 – 2013 vrijwel gelijk is aan die van Noordwijk uit de jaren ’50 duidt er op dat deze factor momenteel mogelijk geen rol meer speelt bij de beïnvloeding van de standplaats. Maar alleen feitelijke metingen in de bodem en planten kunnen hier uitsluitsel over geven.

Zout is te rekenen tot de niet door de mens bepaalde standplaatsfactoren. Het geringe verschil tussen Noordwijk en Wijk aan Zee wijst niet op een duidelijk verschil van de invloed van de zee.

Tenslotte lijken de Noordwijkse opnamen fors soortenrijker dan die uit Wijk aan Zee (gemiddeld bijna 39 soorten per opname tegenover 33). Zo komen opvallende soorten als  welriekende salomonszegel, beemdkroon en kleine steentijm bij Noordwijk wel voor in de opnamen en bij Wijk aan Zee niet. Meer soortenrijke opnamen in de duinen hebben doorgaans een iets voedselrijkere standplaats wat in tegenspraak lijkt met de berekende getallen van Ellenberg voor stikstof. Helaas gaat deze vergelijking mank. De gemiddelde oppervlakte van de vegetatieopnamen in Noordwijk is namelijk veel groter (21 m2) dan in Wijk aan Zee (3,70 m2) en soortenrijkdom is een functie van oppervlak: een groter oppervlak herbergt (tot een bepaald plafond) meer soorten.

De conclusie is dat de vergelijking tussen de thans beschikbare vegetatieopnames ons weinig kan leren over de oorzaak van de grotere afmetingen van Hondskruid in Wijk aan Zee.

Om dit adequaat op te lossen is gewenst om: in een jaar op hetzelfde moment in het seizoen het onderzoek te herhalen en naast lengte bepalingen ook vegetatieopnames te maken en per opname ook bodemonderzoek t.a.v zuurgraad, humusgehalte, macronutrienten en zware metalen te verrichten.