Biesbosch: er verdwijnt en verschijnt
Frank Saris
Rond 1970, het fameuze natuurbeschermingsjaar, zag ik mijn eerste vogels bewust. Het was in de toen nog heel ruige Biesbosch, en ik wist niet dat ik mij in een bijzonder gebied bevond. Als lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie hielp ik met het inventariseren van wintervogels. Alles wat ik zag was nieuw, wild, opwindend. Het vroor en daardoor zaten de vogels ver weg. Over het getijde-ijs schuifelde ik richting het open water, tot ik een witte buizerd in het vizier kreeg. Geweldig! Maar even later kwam een nog veel groter geval mijn kijker inzeilen. Het bleek mijn eerste zeearend te zijn. Ik was zo geboeid dat ik mijn evenwicht verloor en achterover viel. Even later lag ik in het ijskoude water, naast de Dam van Engeland.
Grote karekiet versus blauwborst in de Biesbosch
Puur gekeken naar de biodiversiteit is de situatie in de Biesbosch dankzij beschermende maatregelen sterk verbeterd. De Biesbosch zoals die bestond voor de afsluiting van het Haringvliet in 1970, als zoetwatergetijdengebied met bijna twee meter verticaal eb- en vloedverschil, was een soortenarm gebied. Maar wél heel bijzonder. Nergens kwamen bijvoorbeeld zoveel grote karekieten voor als daar. Als we de nauwkeurige waarnemingen van Ton Lebret extrapoleren naar het gebied als geheel, praten we over ten minste een kleine 1000 paar, en waarschijnlijk nog veel meer. In de binnendijkse griendcomplexen, boven het getijdenwater, konden een paar honderd blauwborsten broeden en dronken de griendwerkers het kraakheldere water.
De huidige broedvogelbevolking in de Biesbosch is weliswaar soortenrijk, de blauwborst een kensoort, maar als zodanig niet bijzonder. Als vóór 1970 het rivierbeheer op een modernere leest zou zijn geschoeid, zou deze broedvogelbevolking ook stroomopwaarts zijn voorgekomen, met een vergelijkbare getijdendynamiek en vegetatie.
Het is nu dus een inwisselbaar, vervangbaar geheel en daardoor minder bijzonder. Het soortenarme systeem dat er was, gekenmerkt door vooral die grote karekiet, is voorlopig definitief voorbij en in ieder geval heel moeilijk terug te krijgen. Misschien is het verlies van deze sleutelpopulatie van de grote karekiet wel de belangrijkste oorzaak van het binnenkort uitsterven van deze Rode Lijstsoort in ons land.
Roerige geschiedenis, happy end
Dit lijkt een treurig verhaal te worden. Maar zoals gezegd: in toenemende mate blijkt uit gegevens over de Biesbosch dat er steeds meer te beleven valt. Er verdwijnt en verschijnt. En alles heeft zijn eigen waarde. De vondst van verspreidbladig goudveil, midden in een verwaarloosd griend in de jaren 90, liet zien dat dit milieu bijzonder aan het worden was. Immers, goudveil wordt in ons land vooral in bronnetjesbossen gevonden. En wat te denken van de recente sterke achteruitgang van de blauwborst (sinds 2006 tenminste gehalveerd!)? Zegt dat iets over de situatie in de Biesbosch of over de overwinteringsgebieden van de blauwborst?
Het mooie van onderzoek aan vogels is dat je, als je het goed aanpakt, al snel kunt zien wat er in een gebied aan de hand is. Veel vogelsoorten zijn opportunisten en laten ons via hun gedrag zien waar interessante kansen kunnen liggen. Juist daarin munt een gebied als de Biesbosch momenteel uit. Want vanuit de overbevolkte Biesbosch heeft bijvoorbeeld onze blauwborst inmiddels het hele land gekoloniseerd: alle ruige natuurontwikkelingsprojecten herbergen inmiddels enige blauwborstparen.
Ik was ruim een kwart eeuw geleden betrokken bij de aanwijzing van de Biesbosch tot nationaal park. De discussie ging gebukt onder vele tientallen problemen, knelpunten die een fatsoenlijk nationaal park in de weg zouden staan. Tegen beter weten in – om politieke redenen – werd toch tot een nationaal park besloten. En zeker niet omdat men verwachtte dat al die knelpunten binnen een generatie zouden worden opgelost. Maar zie, hoge rivierstanden halverwege de jaren 90, overstromingsgevaar en nog een paar externe oorzaken schoten het gebied te hulp, zodat op dit moment bijna de hele Noordwaard in de Biesbosch omgevormd wordt tot nieuwe hoogwater-getijgeulen, rietvelden en veel meer. In de jaren 60 heeft hier nog een kostbare ruilverkaveling plaatsgevonden, waarbij mooie getijdegeulen zijn gedempt en tot saaie graanakkers omgevormd. De huidige krokodillentranen van de agrarische sector zijn overdreven: de Noordwaard behoorde gewoon tot het zoetwatergetijdengebied en dat had beter zo kunnen blijven.
Nergens in de Randstad is er anno 2014 zo’n groot en dynamisch natuurgebied als de Biesbosch. Zelfs de zeearend heeft het hier inmiddels naar zijn zin, afgelopen jaar voor het eerst met twee broedparen. Daarmee heeft het alle andere terreinen, inclusief de Oostvaardersplassen, op achterstand gezet. En deze ontwikkeling gaat zonder twijfel verder: net als de blauwborst gaat de zeearend het hele rivierengebied koloniseren. Nog even en hij broedt in de Gelderse Poort, de ‘Wildernis aan de Waal’. Dan kun je hem op ganzen zien jagen vanaf een van de vele bruggen bij Nijmegen.
Dát is voor mij de nieuwe Wildernis.
Uit: Woorden over de wildernis (uitgeverij Natuurmedia, 2014).
Verkrijgbaar als e-book en in paperback
Pingback: Duinen en mensen » Woorden over de kustwildernis