De Blauwe glazenmaker in het zwembad van het voormalig Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg bij Santpoort 2013-2017
Dit verlaten zwembad bestaat 80 jaar en dat wordt gevierd met een ode aan een van de belangrijkste gebruikers. Waar eens de patienten van het Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg te Bloemendaal hun rondjes zwommen, kruipen nu ’s winters de larven van de Blauwe glazenmaker over de modder, vertonen ‘s zomers de mannetjes hun vliegacrobatiek en veroveringstactieken en komen de vrouwtjes langs voor een blind-date en om hun eitjes te leggen. In dit vijf-jarig onderzoek geeft Sjek Venhuis het gedrag en de ecologie van de Blauwe glazenmaker in hoofdlijnen weer.
Een korte geschiedenis

Afb. 1 Plattegrond uit 1924 met de ligging van het voormalige landgoed Jagtlust binnen de dikke rode lijnen. Middenonder het toenmalige ziekenhuis Meer en Berg. Bij de blauwe pijl het huidige zwembad.
Het zwembad ligt op een voormalig landgoed dat sinds 1721 de naam ‘Jagtlust’ draagt. Oorspronkelijk behoorde tot het landgoed ook een aangrenzend stuk duinen dat als jachtterrein gebruikt werd (1). Het bevindt zich tussen Bloemendaal en het huidige landgoed Duin en Kruidberg (afb.1). Dit gebied wordt in 1929 door het Provinciaal Ziekenhuis – een gesticht – aangekocht. Naast arbeidstherapie krijgen de patienten cultureel vermaak aangeboden in een daar gebouwd amfitheatertje en ze kunnen zich ontspannen op het sportveld en in het zwembad dat ze zelf in 1937 mede gegraven en van een betonnen bak voorzien hebben. In de jaren ’60 wordt het bad gerenoveerd en krijgt het de nog deels aanwezige roestvrij stalen leuning en blauwe zeilvoering. In 1986 sluit het ziekenhuis zijn deuren en ontfermen de elementen zich erover. Kort na het jaar 2000 krijgt de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten het beheer over Jagtlust en voegt het bij het duingebied Duin en Kruidberg.
Het bad
Gezien vanuit het noorden heeft het zwembad de vorm van een gespiegelde L met een lange poot van 52 en een korte poot van 26 meter met een totale oppervlakte van ruim 650 vierkante meter. De entree met leuning is aan de zuidzijde, de diepte varieert van 20 cm bij het begin tot 150 cm maximaal. Een van de eerste maatregelen die Natuurmonumenten heeft getroffen is een voorziening voor amfibieen. Het bad heeft namelijk een loodrechte wand en een overkragende betonrand. Er wordt een reusachtige populier die zeven meter verderop stond in het bad gekieperd als ontsnappingsmogelijkheid. Ook zijn er ondiepten aangebracht door stoeptegels op te stapelen. Eveneens zijn er op vier plekken waterlelieplanten afgezonken.

Afb. 2 Het zwembad vanuit het noorden met een deel van de omgezaagde populier en drie van de vijf waterlelieclusters.
In de winter van 2014 heeft de hechting van het zeil het begeven en is dit deels aan de oppervlakte verschenen. Dankzij de populier is het in het midden aan de grond gebleven. Het doet afbreuk aan de esthetiek van het bad, maar het heeft als voordeel dat aan de zijkanten ondiepten zijn ontstaan waar moerasvegetatie zich heeft gevestigd. Een ander voordeel is dat op de wat schuinere, blauwe ondergrond allerlei waterorganismen goed te zien zijn. Inmiddels staat er bij de entree een forse wilg en hebben her en der kleinere wilgen en elzen voet aan de grond gekregen.. De grote wilg is uitvalsbasis voor de meeste bosvogels om te drinken en te badderen (afb.2).
De Blauwe glazenmaker
De Blauwe glazenmaker behoort tot een groep relatief grote libellen en meet van kop tot staart ongeveer 70 mm. Mannetjes en vrouwtjes hebben beide een geelgroen borststuk met twee verticale zwarte strepen. Bij het vrouwtje is het lijf afwisselend zwartbruin en groen geblokt, bij het mannetje zwartbruin en blauw geblokt aan de buikzijde, aan de rugzijde bovenaan afwisselend zwartbruin en groen en bij de staartpunt met drie blauwe vlekken, het ‘achterlicht’. In het veld maakt het mannetje een donkerder indruk dan het vrouwtje.
Van de elf in Europa voorkomende glazenmakers leven er acht in Nederland. De Blauwe glazenmaker komt in de gehele duinstreek voor behalve op Ameland, ten noorden van IJmuiden, tussen Den Haag en Hoek van Holland en op Goeree. Afgaand op de op Waarneming.nl ingevoerde waarnemingen bevindt zich op Schouwen-Duiveland een aanzienlijke populatie, maar verreweg de grootste zit bij het zwembad. Ook landelijk gezien behoort deze locatie tot de rijkste. In 2017 werden 165 huidjes van uitgeslopen Blauwe glazenmaker aangetroffen en in de voortplantingsperiode verschenen er alleen al meer dan 200 vrouwtjes om eitjes af te zetten. Hiervan zullen circa 80 individuen – de helft van het aantal huidjes – afkomstig zijn uit het zwembad en de overige 120 waarnemingen kunnen worden toegeschreven aan vrouwtjes die meer dan een maal langs zijn gekomen en aan vrouwtjes van elders gelegen voortplantingslocaties. Aan deze score moeten dan nog de circa 80 mannetjes worden toegevoegd die eveneens in het zwembad zijn uitgeslopen. Dat de verhouding mannetjes-vrouwtjes bijna fifty-fifty is, bleek uit het seksen van verzamelde huidjes in twee opeen volgende jaren.
Wanneer de eerst Blauwe glazenmakers het bad als voortplantingslocatie zijn gaan gebruiken, is niet bekend, maar in 2011 zat er een behoorlijke populatie, die pas vanaf 2013 geinventariseerd is.
Een eerste voorwaarde voor vestiging is de aanwezigheid van plekken waar eitjes afgezet kunnen worden. Bij voorkeur leggen vrouwtjes eitjes op bemoste oevers. Omdat die aanvankelijk ontbraken, zullen ze in eerste instantie rottend hout van kleinere takken van de populier benut hebben. Na verloop van tijd ging er ook mos op de betonrand groeien, maar de populairste plekken werden de zijkanten van de dikke stam, die als surrogaat-oevers fungeerden.
In den beginne is er het eitje. Het wordt met duizenden andere voornamelijk in de maand juli en de eerste helft van augustus gelegd.. Een week lang gebeurt er niets in dit worstvormige eitje van circa 600 x 200 micron.(2). Vervolgens begint de ontwikkeling van het embryo dat pas na de eerstvolgende winter de legplaats zal verlaten als prolarve. Afhankelijk van temperatuur en vochtigheidsgraad kan die fase 80-230 dagen duren. Er volgen dan tijdens het groeiproces nog een stuk of tien vervellingen, de laatste twee jaar nadat het eitje is gelegd.2)

Afb. 4 Een pas uitgeslopen libel hangt circa 25 minuten in deze houding achterover, voor een kwart nog in het larvehuidje dat vast zit aan de betonrand van het zwembad.
Gestimuleerd door hormonale veranderingen moet de larve het aquatisch milieu achter zich laten.(2) De weg naar boven is een zoektocht naar de juiste plek voor de metamorfose. Niet ieder object in het water is geschikt. Een waterlelieblad, een dode tak of de de overkragende betonrand, als het maar voldoet aan de voorwaarde dat de uitgeslopen libel in verticale stand de vleugels kan laten ontplooien (afb.3). Soms eindigt zo’n zoektocht pas na drie meter modderkruipen, een halve meter zeilklauteren, vier meter grasduinen en twee meter boompjeklimmen, een onvervalste survival. Sommige obstakels zijn zo populair dat er een opeenhoping van huidjes ontstaat (afb. 4). De klauwtjes worden zo goed mogelijk in het substraat verankerd en na tien minuten scheurt de rug onder de kop open en wurmt de libel zich voor driekwart uit het huidje. Dan klapt de libel achterover en blijft zo ongeveer 25 minuten hangen. Dan klampt zij zich na een zwiep van het lijf naar boven aan het huidje vast en wordt de rest van het achterlijf uit het huidje getrokken (afb.5). Vervolgens begint het ontplooien van de vleugels door ze met lucht op te pompen. Na circa een uur klappen de vleugels opzij. Meestal na eeen kwartier, maar ook wel na een paar dagen – afhankelijk van de weersomstandigheden – kiest de libel het luchtruim, de maidenflight. Het gehele proces vanaf het openscheuren van de rug tot het opstijgen duurt ongeveer drie uur. Ze is dan nog maar een stuntelig prototype van de latere stuntvlieger. Vrijwel loodrecht fladdert ze zo hoog mogelijk naar een boomkruin om daar uit te harden.
Voortplanting
Bij grote libellen als de Blauwe glazenmaker duurt het behoorlijk lang voor ze geslachtsrijp zijn. Zuid-Duitse onderzoekers telden ooit vier weken als minimum (2), maar bij het zwembad bleek een gemiddelde van 6 a 6,5 weken gangbaar, de periode tussen de eerste uitsluiper en de eerste libel die voortplantingsneigingen vertoont. Copulatie vindt meestal plaats tijdens foerageervluchten buiten de voortplantingslocatie, maar als een vrouwtje daarbij niet succesvol is, zoekt ze die op. Daar vliegen doorgaans wel een paar heren rond. Ze gedraagt zich dan zo opvallend mogelijk door langs de randen van het bad te vliegen, frequent even te gaan zitten en eileg te faken met het doel om met haar ontvankelijkheidsverklaring een paring uit te lokken. Er kunnen dan drie dingen gebeuren:
- een heer heeft haar eerder in de gaten dan zij hem, grijpt haar en verdwijnt met haar als trofee hoog in een boomkruin;
- de dame ziet hem eerder, vliegt naar hem toe en lokt hem het bos in;
- er is op dat moment geen kandidaat en ze verdwijnt weer, soms al na drie, soms pas na tien minuten.

Afb. 6 Patrouillerend mannetje
Vrouwtjes komen uitsluitend naar de voortplantingslocatie om aan de haak geslagen te worden en om eitjes te leggen (afb.6). Het gedrag van de mannetjes bij het bad wordt bepaald door drie factoren:
- patrouilleren op zoek naar vrouwtjes (afb.7)
- checken van andere libellen en het achtervolgen dan wel wegjagen van soortgenoten
- tussendoor eten

Afb. 7 Ei-afzettend vrouwtje
Hoe meer heren er bij het zwembad zijn hoe korter hun verblijf is, varierend van 25 tot een paar minuten . Op 9 september 2017 waren er ooit acht tegelijk, een record, wat een chaotisch tafereel ten gevolge had. De mannen hadden allleen maar oog voor elkaar en de vrouwtjes konden ongestoord eitjes afzetten. Overigens beperkt de onderlinge aninositeit zich tot korte achtervolgingen van maximaal vijf seconden, waarna ze zich weer richten op de andere bezigheden.
Als een mannetje een eileggend vrouwtje ziet, kunnen de volgende situaties zich voordoen, afhankelijk van de bereidwilligheid van de dame tot een volgende paring:
I de dame heeft de naderende heer bijtijds in de smiezen en vlucht het bos in; de heer die de achtervolging inzet, zal altijd onverrichter zake terugkeren.II. ze geeft aan geen boodschap aan hem te hebben door haar lichaam naar beneden te
Drukken (2) (afb.8).Vrijwel altijd reageert een passerende heer op gewenste wijze en vliegt door.
II ze laat zich verrassen, hij slaat zijn poten om haar rug, brengt razendsnel zijn aanhangsels als een nekklem in haar achterhoofd. Als ze niet paringsbereid is, blijft ze leggen waar ze legt en kan hij aan haar rukken en trekken wat hij wil (afb.9). Als ze bereid is tot copuleren, zal ze haar achterlichaam naar zijn secundair geslachtsorgaan (het bevindt zich midden-onder zijn lichaam) brengen en aldus de zaadoverdracht mogelijk maken. Zo niet en ze weigert een paringswiel te vormen dan kan het zo maar gebeuren dat de man terugkeert tot vlak boven het water en haar doodleuk dumpt.Als dat gebeurt op een plek met waterplanten of kroos is er niets aan de hand en redt de dame zich wel.Zo niet dan is de kans groot dat ze met haar vleugels aan het water blijft ‘plakken’. Of ze verdrinkt uiteindelijk of ze weet peddelend een object in het water te bereiken. Als dat verticaal is zal ze erin klimmen en wachten tot ze is opgedroogd. Als haar reddingsboei een plat object is, heeft ze een speciale droogtruck in huis. Heel traag brengt ze haar achterlijf in een verticale stand om meer wind te vangen voor het drogen van haar vleugels (afb.10). Als dat proces is afgerond, draait ze zich in slow-motion om en laat het achterlijf weer zakken om daarna weg te vliegen. Dit gedrag is te vergelijken met een turner op de brug met gelijke leggers die in handstand 180* draait.

Afb. 10 Na een onvrijwillig bad neemt dit vrouwtje de ‘obelisk’-houding aan om op te drogen .
Als beide partijen zich kunnen vinden in een paring, zal hun verblijf in de boomkruin vijf tot twintig minuten duren. Die tijdspanne is vast te stellen door middel van foto’s van de dame op het moment dat ze aan de haak geslagen wordt en het moment dat ze weer terug komt naar de voortplantingslocatie om eitjes te leggen. Slechts individuele herkenbaarheid maakt het mogelijk te constateren of het dezelfde dame betreft. Daar zijn een paar sleutels voor die betrekking hebben op een individu-gebonden tekening gecombineerd met in de loop van de vliegtijd opgelopen beschadigingen, zoals ‘blauwe plekken’ – zichtbaar op het borststuk van het vrouwtje van afbeelding 7 .
Dezelfde diagnostiek kan toegepast worden bij het registeren van vrouwtjes die meerdere keren naar de voortplantingslocatie komen, hetzij om te paren, hetzij om eitjes te leggen. Sommige dames maken wel vier keer hun opwachting voor eileg.
De meeste Blauwe glazenmakers hebben voor eind november het loodje gelegd, een enkeling weet het tot eind november vol te houden. Ze blijken dan 2,5 tot 3 maanden geleefd te hebben.
Tot mei van het volgend jaar hult het bad zich in stilte in diepe duisternis; ook de eitjes en halfwas larven gaan in winterslaap.
Literatuur
- Jan Morren, kastelen en buitenplaatsen in Velsen, deel 1
- Philip S. Corbet, Dragonflies, behaviour and ecology of odonata (2004)