De Kunstkelder in Castricum
Op 25 augustus 1939, de dag na de voormobilisatie, sloot het Rijksmuseum in Amsterdam vanwege de oorlogsdreiging de deuren voor het publiek. Vrijwel meteen begon men met het inpakken en vervoeren van kunstobjecten. De grote, zware en moeilijk te vervoeren objecten bleven in het museum en kregen daar een schuilplaats
[Noot van de redactie: dit artikel is een bekorte versie van een hoofdstuk uit het boek ‘Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deel 1 1939 -1942′ van John Heideman uit 2011. Het boek geeft veel meer details, deze online versie biedt grotere foto’s (bij aanklikken). Het boek is hier te bestellen].
Zo’n tweeduizend schilderijen, dertigduizend objecten van artistieke en historische waarde en driehonderdduizend prenten en tekeningen werden richting het veilige noorden van Noord-Holland vervoerd. Het Rijksmuseum achtte de kop van Noord-Holland het veiligst, ver van dichtbevolkte centra en strategische doelen. Dorpen zoals De Rijp, Stompetoren, Oterleek, Hoogwoud, Medemblik, Westwoud, Binnenwijzend, Wieringerwerf, Winkel, Lutjewinkel, Barsingerhoorn en Schagerbrug werden een toevluchtsoord van ons nationaal kunstbezit. In onder andere Kasteel Radboud te Medemblik werd De Nachtwacht samen met andere kunstschatten ondergebracht.

De Nachtwacht wordt door vele handen op een dieplader geholpen om vervolgens vervoerd te worden naar Medemblik. (collectie Anton Bouter)
Het Amsterdamse Stedelijk Museum daarentegen besloot zijn kunstcollectie tijdelijk op te slaan op in totaal vier schepen, zogenaamde lichters, die verspreid lagen over onder andere de Rijpweteringschevaart in Zuid-Holland en het Kogerpolderkanaal in Noord-Holland. ‘Op 1 november 1939 was het omvangrijkste en kostbaarste transport van kunstwerken, dat ons land ooit heeft gezien, beëindigd.’ vermeldt H.P. Baard in zijn boek Kunst in Schuilkelders uit 1946. Het transport van de kunstschatten had bijna twee maanden in beslag genomen. Ongeveer negentig ritten door diverse verhuisbedrijven waren nodig om alles te vervoeren.
Bouw Kunstkelder
Directeur van het Stedelijk Museum, David Röell, zag samen met conservator Willem Sandberg al rond 1938 in dat de kunst beschermd moest worden in bomvrije schuilplaatsen. Sandberg had in 1938 een studiereis naar Spanje gemaakt en bekeken hoe men daar de kunstschatten beschermde tegen het geweld van de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). De Spanjaarden beschermden de kunst in kluizen, uitgehouwen in de rotsen.
In Nederland besloot de gemeente Amsterdam, mede op aandringen van Sandberg en Röell, tot de bouw van een ondergrondse betonnen kluis. Als locatie werd het duingebied bij Castricum gekozen, goed bereikbaar via weg en trein, en ver genoeg weg gelegen van belangrijke militaire doelen. In november 1939 begon men met de bouw van de bomvrije kunstkelder aan de Helmweg in het Geversduin in Castricum, naar een ontwerp van architect ir. P.C. Tirion. De bouw werd uitgevoerd door de firma De Kondor uit Amsterdam voor de som van f 20.810,-. Nadat het betonijzer gevlochten was en de bekistingen klaar waren, werd op nieuwjaarsdag 1940 het eerste beton gegoten. Het dak en de wanden van de kelder zijn anderhalve meter dik, de totale inhoud van de kelder is zo’n 212 m³. Bovenop de bunker werd een drie meter dikke laag zand aangebracht voor extra bescherming en camouflage. Een luchtbehandelingsinstallatie werd aangelegd voor het juiste klimaat in de kelder. 10 april 1940 werd de ‘Kunstkelder’ opgeleverd.
Na de oplevering van de Kunstkelder werden er in april van 1940 al diverse kunstverzamelingen in ondergebracht. Via Beverwijk werd deze kunst naar Castricum vervoerd. Prachtige documenten die uit die tijd bewaard zijn gebleven, zijn de logboeken. Hierin staan waardevolle aantekeningen vanaf 1940 tot en met 1943 betreffende het wel en wee in de Kunstkelder. Deze logboeken bevinden zich in het archief van het Stedelijk Museum van Amsterdam. Met behulp van rails aan het plafond werden achterin de kelder, het hoofdgedeelte, een vijftigtal rekken geplaatst. Aan deze met een soort gaas bespannen rekken werden vervolgens de schilderijen opgehangen. Voorin de kelder bevonden zich stalen stellingen en houten kisten.
De kluizen in Heemskerk
1 april 1940 begon men in opdracht van het Rijk met de bouw van twee kluizen aan de Achterlaan in het duingebied van Heemskerk. In Zandvoort startte men rond 15 juli 1940, ook in opdracht van het Rijk, met de bouw van een tweede ondergrondse locatie. In november 1940 waren de kluizen in Heemskerk gereed en die van Zandvoort eind maart 1941. Op 10 mei 1940 was de bouw van beide kluizen in Heemskerk nog in volle gang. Daarom werden beroemde schilderijen zoals De Nachtwacht tijdelijk opgeslagen in de Kunstkelder van het Stedelijk Museum in Castricum. Een van de twee ingangen van de kluizen in Heemskerk werd zo hoog gemaakt dat De Nachtwacht en andere grote schuttersstukken er doorheen konden.

De kluis in Heemskerk, gefotografeerd door J. van Buuren in de strenge winter van 1941/1942. (foto E. Minder-van Buuren)
Pas na de oplevering van de kluizen werd de collectie van het Rijksmuseum van Castricum overgebracht naar Heemskerk. In 1942 werden de meeste kunstwerken weggehaald uit Heemskerk en vervoerd naar elders in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Een jaar later, in 1943, zijn de kluizen vreemd genoeg weer in gebruik genomen voor de opslag van allerlei kunstvoorwerpen en collecties. Deze hebben hier gelegen tot en met de bevrijding. Cor en Jan Stet, verhuizers uit Castricum, waren bij deze kunsttransporten betrokken. Over hen later meer. Voor de bewaking van de kluizen in Heemskerk werd een groep Rijksveldwachters toegevoegd aan de politie van Castricum die werd belast met de bewaking van de kluizen. Een van deze Rijksveldwachters (later Marechaussee) was Gert van Weel. Hij zou later een rol spelen in het lokale verzet van Castricum.
De Nachtwacht in Castricum
Toen op 10 mei 1940 Duitse troepen Nederland binnenvielen, werd de angst voor het welzijn van de kunstwerken in de diverse depots in Noord-Holland alleen maar groter. De directeur van het Stedelijk Museum, Röell, kwam zijn collega Schmidt-Degener van het Rijksmuseum te hulp. De volgende brief getuigt hiervan.
10 mei 1940
Zeer Geachte heer Degener,
Ik tracht van negen uur af u telefonisch te bereiken. Namens wethouder Boekman, die zeer bezet is, deel ik u mede, dat in den betonnen schuilkelder van de gemeente Amsterdam nog enige ruimte vrij is. Voor het geval u het wenselijk mocht achten deze te benutten voor kostbare oude schilderijen, eigendom van de gemeente Amsterdam, die thans ergens in Noord-Holland zijn ondergebracht, verzoek ik u namens de wethouder u zoo spoedig mogelijk met den heer Röell te verstaan.
Sterkte!
Ps Mijn tijpist is gemobiliseerd bij den Luchtbeschermingsdienst vandaar dit eigenhandig geschreven epistel.
Diverse oorlogshandelingen op zondag 12 mei 1940 in de kop van Noord-Holland en de toenemende druk op de Stelling van Kornwerderzand deden de spanning oplopen in de diverse depots. H.P. Baard schrijft hierover in zijn boek Kunst in Schuilkelders het volgende: “Veiligheidshalve werden in de loop van den volgenden dag [maandag 13 mei 1940] tientallen van de belangrijkste schilderijen en een aantal kisten uit de diverse depots getransporteerd naar den schuilkelder van de Gemeente Amsterdam in Castricum, die ons een onschatbare toevlucht was in den nood.”
In de namiddag nam de directeur van het Rijksmuseum, dr. Schmidt-Degener, het besluit om De Nachtwacht naar de schuilplaats in Castricum te brengen. De Nachtwacht werd zorgvuldig in dekzeilen verpakt en op een glaswagen geladen. Niet alleen De Nachtwacht maar ook andere schilderijen van Rembrandt, Frans Hals, Rubens, Van Ruisdael, Jan Steen, Vermeer en vele andere kunstenaars werden tijdens ditzelfde transport overgebracht naar Castricum. Om half acht ‘s avonds zette de kleine colonne zich in beweging. Voorop een militair escorte, achteraan de auto van dr. Schmidt-Degener en de staf van het Rijkmuseum. Later op de avond bereikte het transport het dorpje Winkel, waar men besloot om de nacht door te brengen. In alle vroegte werd om zes uur ‘s ochtends de volgende dag, 14 mei 1940, de reis naar Castricum voortgezet. Bij de Kunstkelder in Castricum aangekomen werd De Nachtwacht van zijn spieraam gehaald. De ingang van de Kunstkelder was namelijk niet op zijn hoge gast berekend. Op het grasveld bij de woning van Jonkheer Gevers werd deze klus geklaard. Vervolgens werd het doek, met de beschilderde kant naar buiten, op een cilinder gerold. Op deze cilinder bevond zich al het doek van ‘De Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis’ van Cornelis Troost. Ook over dit verhaal rijst enige twijfel. In het KLM-blad The Flying Dutchman no. 6 uit 1991 staat een verhaal van Adriaan van Dis met fotowerk van Paul Huf over de Kunstkelder in Castricum. In het interview met de weduwe Benjamin die tijdens de oorlog in ‘Kijk Uit’ woonde, vertelt zij: ‘Zelfs de Nachtwacht kwam hier opgerold voorbij.’ Adriaan van Dis vertelt ook in het artikel: ‘We betreden het grasveld waar de Nachtwacht destijds is uitgerold en weer is opgerold.’

Kijk Uit 1934 (foto PWN) links van Kijk Uit begint de Helmweg met daarlangs de kunstbunker na 200m aan de rechterkant.
Dit alles lijkt erop dat De Nachtwacht opgerold en wel aankwam vanuit Medemblik. De cilinder waarop het doek was opgerold was waarschijnlijk te groot om de draai in de Kunstkelder te kunnen maken vanwege het schuine voorportaal. Besloten werd om het doek op een andere, kleinere cilinder te rollen. We zullen waarschijnlijk nooit precies te weten komen hoe het destijds De Nachtwacht in de vroege ochtend van 14 mei 1940 is vergaan in de Castricumse duinen.
De Nachtwacht heeft tot 21 maart 1941 in de Kunstkelder te Castricum gelegen. Op deze dag werd hij op de cilinder vervoerd naar de pas gereedgekomen bomvrije kluizen van het Rijksmuseum in Heemskerk. Op 24 maart 1942 werd het schilderij, nog steeds op zijn cilinder, vervoerd naar de kluis in de Sint Pietersberg in Zuid-Limburg waar het tot en met de bevrijding, opgerold, heeft gelegen.

Het interieur aan de voorzijde van de schuilkelder in Castricum met rechts op de voorgrond de opgerolde Nachtwacht. (foto Stedelijk Museum)

Het grasveld, eens de tuin van Jonkheer Gevers, waar de Nachtwacht op een (andere?) cilinder werd gerold. Rechts staat de voormalige woning van Jonkheer Gevers.
De bewaking van de Kunstkelder
Het toezicht op de kunstcollectie van het Stedelijk Museum in Castricum werd om beurten verzorgd door Sandberg en Röell. Voor dit doel bouwde men zelfs een houten barak, de directiekeet, in de nabijheid van de Kunstkelder, namelijk achter Kijk Uit, de voormalige jachtopzienerswoning aan de Oude Schulpweg. Deze keet noemde men ook wel ‘het huisje van Sandberg’. Vreemd genoeg werd er geen aparte barak neergezet voor de bewaking, wat immers wel het geval was bij de Rijksbergplaatsen in Heemskerk en Zandvoort. De directiekeet werd geschikt gemaakt voor huisvesting van enkele bewakers. Wel werd een aantal suppoosten van het Stedelijk Museum toegewezen aan de Kunstkelder. Deze suppoosten vonden hun onderdak in Castricum, waar het Stedelijk Museum Breedeweg no. 10 huurde. Zeer waarschijnlijk werd een deel van de gewapende bewaking die betrokken was bij de bewaking van de bergplaats in Heemskerk ingezet in Castricum. De bewaking door de marechaussee in Heemskerk werd ingesteld op 1 februari 1941, waarschijnlijk gold dit dus ook voor Castricum.

Ausweis voor de Kunstkelder in Castricum. Rechts onderaan ondertekend door opdrachtgever Plutzar. F.Plutzar was Chef van de Hauptabteilung Wissenschaft, Volksbildung und Kulturpflege van het Reichskommissariat Niederlande. Hij viel direct onder bevel van Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart. Plutzar is tevens een van de onderhandelaars geweest bij de overgave van Rotterdam in mei 1940. (collectie H. de Smidt)
Wie was jonkheer Willem Sandberg?
Willem Sandberg kwam uit een welgestelde adellijke familie van grondbezitters, bestuursambtenaren en militairen. Hij volgde het gymnasium in Assen. In 1917 moest hij in militaire dienst. Vanwege zijn afkeer voor autoriteit vond hij deze periode maar niets. In 1919 kreeg hij toestemming van zijn vader om een opleiding te volgen tot kunstenaar. Hij schreef zich vervolgens in aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. In 1920 trouwde hij met zijn twaalf jaar oudere voormalige wiskundedocente, Emy Frankamp. In 1922 werd hun enige dochter Helga geboren. Van 1921 tot en met 1923 verbleef hij in Duitsland en Zwitserland. In 1924 keerde hij terug naar Nederland, hier verdiende hij de kost met het geven van lezingen en cursussen over mystiek en natuurgeneeskunde. In 1926 scheidde hij van Emy Frankamp en een jaar later trouwde hij met de eveneens twaalf jaar oudere Lida Swaneveld. Na veel omzwervingen in de kunst en psychologie en het zoeken naar een levensvervulling kwam Sandberg op 1 januari 1938 in dienst van het Stedelijk Museum als conservator en adjunct-directeur. Hij stelde wel één voorwaarde aan directeur D.C.Röell, namelijk dat hij ook als graficus werkzaam mocht blijven. Mede door zijn aanbevelingen voor het beschermen van kunst werden er onder andere bomvrije kunstkelders in Castricum en Heemskerk gebouwd. Zodra de kunstcollectie van het Stedelijk Museum in april 1940 naar de schuilkelder in Castricum was overgebracht, was hij hier bijna dagelijks te vinden. Om beurten hield hij samen met Röell in het ‘huisje van Sandberg’ toezicht op de kunstschatten.
Veel bekende kunstenaars en mensen uit het kunstenaarsverzet kwamen op bezoek bij Sandberg, zo vermelden de agenda’s van de Kunstkelder. Onder anderen brachten Hendrik Werkman, Jan Wiegers, Jan Romein, Rudolf Mengelberg een bezoek aan het ‘huisje’. Door zijn enorme betrokkenheid bij de kunst en de kunstwereld raakte Sandberg al gauw ook betrokken bij de illegaliteit: het kunstenaarsverzet. Sandberg ontdekte samen met anderen hoe je niet van echt te onderscheiden valse persoonsbewijzen kon maken. Maar via de documentatie van de Burgerlijke Stand bleek af te leiden dat ze wél vals waren. Een groep kunstenaars, onder wie Sandberg, besloot daarom het Amsterdamse Bevolkingsregister op te blazen. De aanslag werd gepleegd op zaterdagavond 27 maart 1943.
‘Op woensdagavond 31 maart gingen allen die bij de uitvoering betrokken geweest waren, samen de glazen heffen op de miraculeuze goede afloop. Dat geschiedde in Castricum; het werd een daverend feest,’ aldus L de Jong in deel 6 van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Helaas werden de meeste daders van de aanslag begin april 1943 opgepakt en vermoord door de Sicherheitsdienst (SD). Sandberg was wel bij de voorbereiding van de aanslag betrokken geweest, maar niet bij de aanslag zelf. De SD ging ook driftig op zoek naar Sandberg, hij dook vervolgens de laatste twee jaar van de oorlog onder. Zijn schuilnaam was H.W. van den Bosch. Hij vond onderdak op verschillende schuiladressen in de Betuwe, Noord-Brabant en Limburg. Na de bevrijding pikte hij de draad weer op bij het Stedelijk Museum. Op 1 augustus 1945 trad directeur Röell van het Stedelijk Museum in dienst van het Rijksmuseum als hoofddirecteur. Op 1 september volgde Sandberg Röell op als directeur van het Stedelijk. In 1962 ging hij met pensioen, maar rusten deed hij niet. Hij bleef actief in de internationale kunstwereld. Tot op hoge leeftijd werkte hij nog als typograaf en verwierf tal van eerbewijzen.
Opheffing van de Kunstkelder
Hitler en het Oberkommando der Wehrmacht (OKW) wisten begin 1942 al dat het een kwestie van tijd zou zijn dat een invasie op het Europese vaste land zou plaatsvinden. In de zomer van 1940 werden er al observatie- en luchtafweerposten in de zeereep gebouwd voor verdediging tegen mogelijke Engelse luchtaanvallen. Tot de aanleg van een betonnen verdedigingslinie vanaf de Noordkaap tot aan de Frans-Spaanse grens werd besloten op 14 december 1941. Deze linie kreeg in de herfst van 1942 de naam Atlantikwall. Ook Castricum, gelegen aan zee, ontkwam niet aan deze Duitse bouwdrift. De Duitse bezetter wilde geen bewoning en woningen binnen een ruime straal van tweehonderd meter van hun verdedigingsring rond Castricum. In november 1942 was de eerste evacuatie van Castricum een feit: een groot deel van de bevolking moest evacueren en een deel van de woningen werd gesloopt. Eind 1942, begin 1943 barstte in Castricum de bunkerbouw los. De Duitse bezetting wilde in Stutzpunktgruppe Castricum op dat moment geen pottenkijkers. Rondom de Kunstkelder werd een bunkercomplex, Wiederstandsnest (Wn), gebouwd. Dit Wiederstandsnest kreeg de aanduiding Wn42. Circa vijfhonderd meter noordelijk van de Kunstkelder bevond zich de geheime radarinstallatie Stellung Roma en honderdvijftig meter noordelijk werd ook nog eens een V1-lanceerinstallatie gebouwd. De beslissing van de Duitse bezetter was dan ook onherroepelijk: de Kunstkelder ontruimen! Dit alles blijkt ook uit de brief van 15 oktober 1942 van de Staatssecretaris aan de burgemeester van Amsterdam: ‘Der Wehrmachtsbefehlhaber in den Niederlanden bittet mich zu veranlassen dass der Schutzkeller des Stadtischen Museums in Amsterdam bei Castricum umgehend geraumt wird. Die Schlüssel waren sodann bei der Wehrmachts Kommandantur abzugeben. Ich habe darauf hingewiesen dass diese Raumung mit Schwierigkeiten verbunden ist. Die Wehrmacht muss aber, da sich dieser Bunker in einer Kampfstellung befindet, auf Ihrem Wunsch bestehen.’
In een brief van begin maart 1943 aan de burgemeester van Amsterdam gaf NSB-burgemeester Masdorp aan dat ‘de betreffende aanvragen om ‘Ausweise’ voor het personeel belast met de ruiming van de schilderijenbergplaats van de Gemeente Amsterdam heden door mij ter afdoening is doorgezonden aan de Weermachtskommandantur te Haarlem.’ Maar waar naar toe met alle opgeslagen kunst? Wonderlijk genoeg werden de bergplaatsen in Heemskerk en Zandvoort begin 1943, mede door bemiddeling van Röell, weer door de Wehrmachtsbefehlhaber der Niederlanden Christiansen vrijgegeven.Veel kunst uit Castricum vertrok naar Zandvoort. Ook hier waren de gebroeders Stet uit Castricum weer bij betrokken. Het laatste restant van de kunstschatten ging op 12 maart 1943 met een laatste transport richting een nieuwe Rijksbergplaats in Paasloo. De ‘kelder’ werd daarna gebruikt door de Wehrmacht voor de opslag van munitie, vermoedelijk voor Stellung Roma of Wn 42. Door het toenemende vochtgehalte in de kelder, de luchtbehandelingsinstallatie en de Lipsdeuren waren al richting Zandvoort vervoerd, werd hij later niet meer voor dit doel gebruikt. De rest van de oorlogsperiode heeft de kelder nog gediend als opslagruimte voor in beslag genomen fietsen. Hij is ook nog een tijdje gebruikt als manschappenverblijf. De Duitse bezetter heeft er tot op de dag van vandaag zijn sporen achtergelaten, getuige de Duitse propagandaleuzen op de muren. Er zijn drie leuzen nog duidelijk zichtbaar: ‘England Verrecke’, ‘Ein Volk, Ein Reich, Ein Fuhrer’ en ‘Fuhrer befehlt wir folgen’.
Na de oorlogsperiode heeft de kelder nog een periode gefungeerd als opslagruimte voor aardappelen van groenteboer Stengs en vanaf 1958 tot heden heeft het Amsterdams Filmmuseum de kelder in gebruik voor de opslag van brandbaar filmmateriaal.

Opslag van brandbaar filmmateriaal en oude filmapparatuur in de kelder in november 2006. Op de achterwand is nog een deel van de tekst zichtbaar: England Verrecke. Linksboven aan het plafond zijn nog de inmiddels weggeslepen beugels te zien waar eens de uitschuifbare rekken aan gemonteerd waren .(foto T.W. Spruyt)
Bronvermelding
- Historische Kring Heemskerk – ‘Een stevige pleister op mijn neus.’ Heemskerkse herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog 1995
- H.P. Baard – Kunst in Schuilkelders Den Haag, 1946
- de Jong – Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, delen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 13 .
- Rikhof – ‘Van Goghs en Rembrandts in een bunker.’ In: Ons Amsterdam 48e jaargang no. 3 1996
- Adriaan van Dis – ‘Nachtwacht in de kelder’. In: Flying Dutchman no. 6, 1991
- Filmmuseum Amsterdam
- Karin Balog – Stedelijk Museum Amsterdam
- Rijksmuseum Amsterdam
- Diemeer en J. de Roos – ‘Schatten in de duinen.’ In: Heemskring no. 3, 1991
- Anthony Saunders – Hitler’s Atlantic Wall
- J.E. Kaufmann en H.W. Kaufmann – Fortress Third Reich
- J.G. van Beek – Stichting Historisch Niedorp
- Juriaan Geldermans – ‘‘Ome Jan’ Stet en de verhuizing van Jan Steen’ In: Dagblad Kennemerland 12 augustus 1989
- Marcel Vink – ‘Wat is de Nachtwacht eigenlijk?’ In: Dagblad Kennemerland 12 november 1999
- Rinus Stet – Interview, Castricum 22 januari 2009
- Wessel Krul – Biografie Sandberg, website Stedelijk Museum Amsterdam
- Halbersma – Interview, Winkel december 2008
- Eveline Minder-van Buuren – Interview, Den Haag zondag 28 oktober 2007
- Cees Kolff
- Marja Lute – Interview, Castricum maandag 3 december 2007
- Henk de Smidt – Interview, Castricum 12 november 2007
- Hans van der Himst
- Robert-Jan Witte – Noord-Hollands Dagblad
- Regionaal Archief Alkmaar
- Rinus Stet – Interview, Castricum 27 januari 2009
- Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
- Noord-Hollands archief Haarlem – Inventaris van de archieven van het Rijksmuseum te Amsterdam en zijn voorgangers 1807-1945
- Niek Kaan – ‘De Nachtwacht in het Geversduin’ In: 31e Jaarboek Werkgroep Oud-Castricum 2008
- Nieuwsblad voor Castricum 25 juni 1947
(Red.: dit artikel is een bekorte versie van een hoofdstuk uit het boek ‘Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deel 1 1939 -1942 door John Heideman, 2011). Het boek geeft veel meer details, deze online versie biedt grotere foto’s die bij aanklikken groot worden weergegeven. Boek is hier te bestellen)
Graag zou ik een lezing organiseren op de Volksuniversiteit van Lisse over de kunstbunkers, dit i.h.k.v. 75 jaar vrijheid. Kunt u mij doorverwijzen naar persoon die dit zou kunnen/willen?
Vr. gr.A van den Berg coördinator Lezingen
Dit uitgebreidere stuk is mij destijds ontgaan. Fijn het alsnog te kunnen lezen. Dank je wel
Henk de Smidt