Duinen en drinkwater (artikel in ontwikkeling)
Piet Veel
Vanaf het moment dat de duinen door mensen zijn bewoond (in ieder geval vanaf middeleeuwen) hebben zij het grondwater in de duinen als drinkwater gebruikt. Dit deden ze door aanleg van putten, waarvan de wanden gemaakt waren van plaggen of vlechtwerk (o.m. van jeneverbestakken). Ook zijn putten gevonden van gestapelde aardewerken potten waarvan de bodem was gebroken, soms ook binnenshuis aangelegd. Verder werd duinwater ook daar benut waar het dagzoomde in bronnen of duinrellen. In de middeleeuwen en later werden zo ook voor bedrijvigheden als blekerijen en brouwerijen deze wateren verder uitgegraven (vgl. Blekersvaart, Brouwersvaart en Brouwerskolk). Buiten het duingebied, waar het grondwater brak was, was de bevolking aangewezen op water uit regentonnen of dronk men uit sloten.
Na 1800
In het industriële tijdperk (19e eeuw) ontstonden grote steden, waarbij een centrale drinkwatervoorziening noodzakelijk werd. Tot dan toe werd water met waterboten vanuit buiten de stad gelegen meren of rivieren aangevoerd; in Amsterdam bijv. uit de Vecht. Grote cholera-epidemieën in West-Europa (en Nederland: in 1866 21.000 slachtoffers) bleken te worden veroorzaakt door verontreinigd drinkwater. Ook werd duidelijk dat deze besmetting voorkomen kon worden door inzet van grondwater (dat immers, zo weten wij nu, bacteriologisch betrouwbaar is). In West-Nederland is het grondwater brak; het enige zoete grondwater daar bevindt zich in de duinen. In de 2e helft van de 19e eeuw gaan de steden van Holland dan ook water uit de duinen pompen. (A’dam 1853 uit Leiduin, Den Haag 1874 uit Meijendel, Haarlem 1898 uit de Kennemerduinen, Delft uit Solleveld bij Monster, Zaandam, Castricum en Alkmaar uit de duinen bij Bergen, Den Helder uit de Grafelijkheidsduinen). Dit blijft een typisch Nederlandse situatie: in het buitenland is al het grondwater zoet dus hoeven de duinen niet te worden gebruikt.
Verdroging
Een keerzijde van deze onttrekkingen was de verdroging van de duinen, zowel de daling van grondwaterstand in het duin zelf als vermindering van de afstroming uit het duin. Dubois trok als eerste in 1905 aan de bel door presentatie van grondwatermetingen in de Kennemerduinen. Deze verdroging leidde in de loop van de 20e eeuw tot het op grote schaal verdwijnen van natte duinvalleien met de daarbij behorende flora en fauna. De landbouw, die op deze droogtegevoelige zandgronden altijd al moeizaam kon worden bedreven, verdween hierdoor uit het duin. De bestemming voor drinkwatervoorziening leverde wel een planologische bescherming op: waar geen drinkwaterwinning plaatsvond werd het duin bebouwd (Den Haag) of afgezand voor tuinbouw (Heemskerk, De Zilk). In de eerste decennia van de 20e eeuw groeide de vraag naar drinkwater en werd steeds meer grondwater onttrokken. In de dertiger jaren werd duidelijk dat er meer werd onttrokken dan er door neerslag werd aangevuld en werd in de winningsputten zout water aangetrokken (AW-duinen, NHD bij Castricum).
Infiltratie van rivierwater
Plannen werden ontwikkeld om rivierwater uit de Lek in de duinen in te brengen om dit tekort op te heffen (zgn. kunstmatige infiltratie d.m.v. gegraven vijvers en kanalen). Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zorgde voor uitstel van aanleg van deze infiltratiewerken. In de jaren 50 werd dit echter weer ter hand genomen zodat in 1954 infiltratiewerken werden aangelegd in de AW-duinen, in het NHD bij Castricum (PWN) en in Meijendel (DWL). Later volgden nog Kieftenvlak (PWN, Heemskerk), Goeree, Oranjezon (Schouwen), Berkheide (LDM) en Solleveld (WDM).

Een zandzuiger in het Watervlak (bij Castricum) tijdens de aanleg van infiltratiewerken in de duinen, 1953
Aanvankelijk werd gedacht dat dit de verdroging van de duinen weer zou verhelpen, maar de kwaliteit van het voedselrijke rivierwater bleek te veel te verschillen van het voedselarme duinwater. De specifieke duinflora die hiervan afhankelijk was kwam hiermee niet dus terug, wel allerlei ruigtekruiden. Mede hierom maar ook vanuit bedrijfskundige overwegingen werd het infiltratiewater in de loop der jaren steeds verder voorgezuiverd.
Ommekeer
In de 70-er jaren werd de Stichting Duinbehoud opgericht die zich kritisch opstelde tegenover o.m. het gebruik van de duinen voor drinkwatervoorziening. Duinbehoud werd een factor van betekenis met een toenemende invloed op de besluitvorming van de overheden. Het keerpunt kwam doordat plannen voor aanleg van open infiltratiewerken in de Kennemerduinen (WLZK) en het Kraansvlak (PWN) niet doorgingen door nieuwe inzichten die naar voren kwamen door het opstellen van een Milieu-Effect-Rapportage, (1980) en de openbare discussie daarover. Dit betekende het einde van aanleg van nieuwe open infiltratiewerken in de Nederlandse duinen. In de 80-er jaren dient zich namelijk ook een alternatief voor open infiltratie aan in de vorm van de techniek van diepinfiltratie: het in de ondergrond brengen en terugwinnen van voorgezuiverd rivierwater zonder effecten op het freatische grondwater en de daaraan gerelateerde vegetatie. Projecten op bedrijfsschaal werden vervolgens uitgevoerd door Dunea (Waalsdorp) en PWN (Watervlak) Een andere ontwikkeling was het concept Open Infiltratie Nieuwe Stijl. Hierbij werden door vormgeving van oevers en bodems van plassen en gebruik maken van natuurlijke zuiveringsprocessen tijdens de passage van water door de panden een groot deel van de nadelen van de gangbare infiltratie opgeheven. Begin 90-er jaren werd dit uitgevoerd in Castricum en Kieftenvlak (PWN) en Meijendel (Dunea). De reeds bestaande natuurwaarden (vooral avifauna) van de infiltratiegebieden werden hierdoor vergroot. In 1984 werd de Grondwaterwet van kracht die voorschreef dat iedere provincie een Grondwaterplan moest opstellen. In feite werd hierin de beschikbare hoeveelheid grondwater tussen de verschillende belangen verdeeld. In de duinen speelde vooral de tegenstelling drinkwater versus natuur. In feite betekende dit het einde van de groei van waterwinning in de duinen t.b.v drinkwatervoorziening en op veel plaatsen vond vermindering plaats ten faveure van natuurbelangen. Gehele stopzetting van duinwaterwinning vond plaats op Texel, in de Grafelijkheidsduinen en de Kennemerduinen (2003). De duinwaterwinning werd drastisch verminderd in het Noordhollands Duinreservaat, de Aw-duinen, Berkheide, Monster, Oranjezon? Compenserende maatregelen werden o.m. uitgevoerd op Vlieland (kwelscherm).
Grondwater weer omhoog: natuurherstel en overlast
De stopzetting en vermindering van de winning werd altijd begeleid dan wel opgevolgd door maatregelen in het kader van natuurherstel. Indien nl. de grondwaterstand stijgt in een verdroogde situatie treedt mineralisatie op wat leidt tot voedselrijkdom en vervolgens verruiging van de vegetatie. Dit speelt des te meer als er een humuspakket aanwezig is, bijv. door vroeger landbouwgebruik. Natuurherstel betekent dan plaggen (afvoeren humeuze bovengrond), soms gevolgd door in verstuiving brengen om weer een schone uitgangssituatie te creëren. Verder ook vaak maaien en begrazen (om nutriënten af te voeren en zodoende te verschralen). Vaak wordt een combinatie van werkzaamheden toegepast. Evenzo is het soms ook nodig gebleken om bij stopzetten van waterwinning maatregelen tegen grondwateroverlast te nemen omdat de bebouwing en de waterhuishoudkundige infrastructuur niet meer waren ingericht op de natuurlijke situatie (voorbeelden Grafelijkheidsduinen, Bloemendaal e.o.). (Hier is veel minder over bekend, meer over uitweiden?)
Fijne opzet.
Om het wervender te maken en een echt thematisch overzicht verhaal van te maken zou ik graag statistieken (bv grafiek) zien over groei waterwinning en duininfiltatie en watergebruik. Ook kaartbeeld welke waterwinner waar zit geeft de lezer meer houvast.
In database natuurmedia heb ik nog zeer veel beeld van waterwinning (historisch) dat de auteur kan selecteren.
Graag afkortingen ook steeds voluit en aub in het stuk koppelingen naar: verhalen over waterwining in diverse titels Duinen en mensen.
Succes met uitwerken
Pingback: Duinen en mensen » Drinkwater op de Wadden