Een commandeursfamilie uit Wijk aan Zee
In de achttiende eeuw werkten tientallen inwoners uit Wijk aan Zee in een bijzondere bedrijfstak, de walvisvaart. Ze zeilden in het voorjaar vanuit Amsterdam naar het poolgebied en kwamen in het najaar weer thuis.
Een destijds bekende Wijk aan Zeese walvisvaarder was Gerrit Jansz Bol. Hij en zijn vrouw Trijntje kregen acht kinderen. Vier daarvan overleden vroegtijdig. Verder was er nog dochter Cornelia en drie zonen. De twee oudsten, Gerrit en Jan, werden net als hun vader commandeur, de derde, Cornelis, werd stuurman op een vissersboot.
De familie woonde in de Kerkstraat (de huidige De Zwaanstraat), toen de belangrijkste straat van Wijk aan Zee met de betere huizen. Het was niet ver lopen naar de nog steeds bestaande dorpskerk waar Gerrit Jansz Bol kerkenraadslid was. Tegenover de kerk stond het rechthuis. Daar werkte vader Bol, als hij aan de wal was, als één van de schepenen samen met de schout in de dorpsregering. Er werd ook recht gesproken. De familie Bol behoorde tot de relatief welvarende klasse in het dorp en zal zich daar ook naar hebben gekleed.
Met een beetje fantasie zien we op een aquarel uit 1762 vader Bol met één van zijn zoontjes bij een potvis staan die op 20 februari 1762 aanspoelde tussen Wijk aan Zee en Zandvoort.. De commandeur is dan te herkennen aan de pruik en de steek op zijn hoofd, de lange wijde mantel met daaronder een kniebroek en een smalle driekwart jas. Het jongetje op de prent zou Gerrit of zijn broertje Jan kunnen zijn, toen negen en acht jaar oud.

Gestrande potvis bij Wijk aan Zee/Zandvoort, aquarel, Vincent van der Vinne, 1762, Rijksmuseum Amsterdam
Veel is er niet bekend over de familie Bol in Wijk aan Zee, afgezien van enkele rechtszaken en verkoopaktes van huizen. Maar over het werkende leven van de broers Gerrit en Jan Bol is, na archiefonderzoek, wel veel gevonden.
De broers hebben heel wat meegemaakt: een schipbreuk in het poolgebied, een arrestatie door de Deense marine, een aanval van Engelse piraten, een beschieting, kaping en gevangenneming door de Engelse marine, noodweer op de Oostzee en de Atlantische Oceaan. Ook thuis in Wijk aan Zee was het niet veilig. Regelmatig bedreigden Engelse kapers het kustdorp en in 1799 leden de inwoners onder de veldslag tussen het Engels/Russische en Frans/Bataafse leger.
Omdat de walvisvangst door overbevissing na 1775 sterk terugliep, zijn de broers Bol ook in de koopvaardij gaan werken. Gerrit stapte zelfs helemaal over op de Oostzeevaart en verhuisde met zijn vrouw in 1780 naar Zaandam waar zijn werkgevers, de broers Middelhoven, woonden. Jan bleef in Wijk aan Zee wonen en werkte zowel in de walvisvaart als de koopvaardij. Na de plunderingen van het Franse leger verhuisde hij met zijn gezin in 1800 naar Zandvoort. Zijn oudste zoon Klaas (1780-1830) bleef wel in het dorp wonen en daardoor wonen er nog altijd nazaten van de commandeurs in Wijk aan Zee.

Walvisvangst met fluitschepen zoals hier de Zaandam van reder Claas Taan, schilderij van J. de Vries, 1772, Rijksmuseum Amsterdam
Met de commandeurs Bol naar Groenland
In 1777 kunnen we de familie volgen op walvisjacht via de scheepsberichten in de kranten. Vader en zonen, alle drie commandeur, vertrokken eind februari naar Amsterdam om hun schepen gereed te maken voor de walvisvangst. Er werd proviand ingeslagen en scheepsvolk aangenomen. De bemanning van een walvisvaartschip bestond naast de commandeur uit ruim veertig eters: harpoeniers, speksnijders, timmerlieden, een meesterchirurgijn, een schieman, een bootsman en zo’n 26 matrozen uit Noord-Holland, de waddeneilanden en Noord-Duitsland.
Als het schip het anker lichtte voor vertrek, deed het er ruim een week over om via de ondiepe Zuiderzee bij Texel te komen. Op 15 maart 1777 meldde de Amsterdamsche Courant dat er van Texel diverse schepen waren uitgezeild naar Straat Davis, waaronder die van Gerrit, Jan en hun vader. Mevrouw Bol, Trijntje, wist nu dat haar man en zonen op weg waren naar het poolgebied. Vanaf Texel was het nog circa vijf weken varen voordat men in het ijs aankwam. De krant meldde eind april dat er in maart een Hollands schip op weg naar Straat Davis was gestrand. Van de 60 bemanningsleden waren er 49 verongelukt. De naam van het schip en de commandeur werden niet genoemd. Dat zal onrust veroorzaakt hebben bij Trijntje Bol want was het misschien Jan of Gerrit die verongelukt was? Of haar man?
Pas na twee maanden kwam er duidelijkheid. Toen meldde de krant dat een in Whitby gerarriveerde Engelse walvisvaarder een brief bij zich had van commandeur Jacob Jaspers uit Straat Davis, gedateerd 18 mei 1777. Deze Jaspers geeft een voorlopige lijst met de gevangen walvissen per commandeur. Met daarin de zin: ‘J.G. Bol, G.G. Bol en G. Bol hebben ieder een walvis gevangen.’ Trijntje was gerustgesteld. Haar dierbaren leefden nog.

Fragment Leydse Courant, 23 juni 1777
Voorlopig tenminste, want ook in het poolgebied kon nog van alles gebeuren. Schepen konden in het poolgebied door een aanvaring met een ijsberg lekslagen en zinken. Of ze konden verbrijzeld worden door kruiend ijs als de wind verkeerd stond en er niet weggezeild kon worden. Een schip verliezen was geen zeldzaamheid. Zeker vijf commandeurs uit Wijk aan Zee is dit overkomen. Ook vader Bol en zijn zoon Gerrit. De laatste was in 1773 op weg naar Straat Davis toen zijn schip in het poolgebied leksloeg. De bemanning ‘werd ternauwernood gered na zeer lang met hun sloep te hebben gezworven.’ Aldus een krantenbericht in de Leydse Courant.

De zee bij Groenland waar de walvisjacht plaatsvond, 2014, foto Leela Kraaijeveld
In het vangstgebied in Straat Davis, waar de familie Bol begin mei 1777 aankwam, moeten tientallen walvisvaartschepen hebben rondgezworven. Ze kwamen uit West-Europa maar ook van het tegenwoordig Amerikaanse Nantucket. En alllemaal op jacht. Kwam er een walvis in zicht, dan ging men in roeisloepen het beest achterna. De harpoeniers stonden voorin om als eerste een harpoen in een walvissenlijf te kunnen steken. Daarna werd het dier door zóveel harpoenen en lensen bewerkt dat het tenslotte de geest gaf en naar het walvisvaartschip kon worden gesleept.
Op het dek van het schip stonden de speksnijders al klaar om de dikke speklaag in repen van het beest af te halen en aan boord van de walvisvaarder takelden. Vervolgens werd het spek door matrozen kleiner gesneden en in vaten gedaan. In traankokerijen in het thuisland werd het spek gekookt tot traan dat gebruikt kon worden als lampolie of bij de productie van groene zeep.
De familie Bol kreeg daarna, net als hun collega’s, bezoek van lokale inuitvrouwen die in hun kayaks langszij kwamen peddelen. Het overgebleven karkas en vlees van de walvis werd door de walvisvaarders geruild voor mooie geprepareerde robbenhuiden van de inuit.
Eind juni was de gebruikelijke tijd voor de Nederlanders om huiswaarts te gaan. Zat het ruim vol met vaten spek dan betekende dit dat er goed verdiend was. Maar het kon ook gebeurten dat het ruim nog leeg was en dan werd het een karige winter.

Eiland Disko. De visplek voor de westkust van Groenland, 1778, uit: De Walvischvangst.
Voordat de walvisvloot eind augustus van dat jaar in Nederland zou arriveren kon Trijntje Bol al op 29 juli in de krant lezen dat haar man en zoon Gerrit Bol ieder drie-en-een-halve walvis hadden gevangen. Hoe was dit mogelijk zonder satellietverkeer? Volgens de krant had ene kapitein Dirk Groot op de Theems een brief van een visser gekregen. Het was een tweede brief van commandeur Jaspers, geschreven in het ijs op 4 juni. Naast de vangstresultaten gaf Jaspers ook nadere bijzonderheden over de storm op de uitreis. ‘Ons schip werd in een zware storm getroffen door een stortzee aan bakboord op het voorschip waardoor de kraanbalk vrij sterk ontzette. Ook raakten planken buiten boord en het plechtanker deels los, maar verder kregen wij geen opmerkelijke schade.’
In de nazomer van 1777 las Trijntje in haar krant op 12 augustus dat de walvisvloot drie dagen eerder bij Texel was aangekomen en op 25 augustus las ze dat de commandeurs G. Bol en G.G. Bol voor Pampus lagen. Ze hadden elk het spek van vijf walvissen in het ruim. Jan Bol zou vier walvissen vangen. De vangst zou veel geld opleveren.
Trijntje moest nog tot begin september wachten voordat ze haar mannen, doodmoe en ruikend naar zee en walvisspek, in haar armen kon sluiten. En toen gaf de Amsterdamsche Courant ook prijs wie de verongelukte commandeur was geweest. Het was Jacob Hasselaar, maar dat wisten zij natuurlijk al lang.

Boekomslag De walvisvaarders van Wijk aan Zee
Meer lezen?
Alle verdere avonturen van de broers Bol, zoals de kaping van het schip van Jan en de vijf jaar durende reis van zijn broer Gerrit worden uitgebreid beschreven in het boek De walvisvaarders van Wijk aan Zee van Marjan Procee. Ze reconstrueerde de levens van Gerrit en Jan Bol aan de hand van archiefmateriaal en schiep een kleurrijk beeld van een commandeursfamilie uit de achttiende eeuw. Het boek bevat vele kleurenafbeeldingen, kaartmateriaal, brieven en een woordenlijst achterin.
Het boek is te bestellen bij de auteur voor 18,50 euro, inclusief verzendkosten en is te bestellen Mail
.