Een schoonheid achter de processen
Rolf Roos
Het was een mooie dag met roepende spechten en nachtegalen in het duin, met zacht stromend water in een duinrel en zenuwachtige grutto’s in het achterland. Zes bijzondere plekken bij Bergen werden op een veldsymposium door even zovele kenners aangeprezen. In de Bergermeerpolder vertelde een agrarisch-natuurbeheer-boer een mooi verhaal over de randen van zijn ingezaaide raaigrasland. In de vogelrijke Loterijlanden van het Noordhollands Landschap vingen we tussen vele grutto’s een glimp van zomertaling en lepelaar op. Niet zonder verbazing zagen we zeer nieuwe natuur met soms bizarre combinaties van soorten in de Damlanderpolder, eerst door bollenteelt verwoest, nu van Natuurmonumenten. En in de duimzoom stroomde een duinrel, kleine echo van het grote stromen onder het duin door. In het Noordhollands Duinreservaat knielden we op een droge duinhelling vol duinrozen en mossen tussen de laatste rozenkransjes van ons land.
Dwingend
Welke plek heeft nu de meeste kwaliteit? Iedere natuurliefhebber loopt tegen de moeilijkheid aan dat hij onder woorden moet brengen waarom een bepaald gebied behouden moet blijven. Getrainde biologen toveren dan een ecologisch konijn uit de hoed. Bijvoorbeeld: het gaat om het belang van de internationaal belangrijke en bedreigde soorten die daar leven. Of: dit gebied is zo groot dat fundamentele ecologische, hydrologische of geomorfologische processen zich kunnen ontvouwen. De omstanders luisteren en indien ze ontvankelijk zijn voor natuurwetenschappelijke zienswijzen, zullen ze de bioloog complimenteren met zijn adequate betoog. Een betoog met een dwingend karakter, een ecologische imperatief. Daarin gaat het vreemd genoeg zelden over wat mensen vaak het meeste aanspreekt: de schoonheid van natuur of landschap ter plekke, of de band die iemand met een landschap heeft.
Schoonheid
Schoonheid is voor biologen al lang niet het eerste argument – een veilige, maar wellicht ook wat benepen positie die de verwetenschappelijkte natuurbescherming na Thijsse kenmerkt. Een positie die ook ongemakkelijk aanvoelt als we zien hoeveel Thijsse wordt geciteerd, juist vanwege zijn vermogen om kennis en schoonheidservaring harmonieus te verweven.
Want mensen zijn geen lid van natuurclubs vanwege ecologische en wetenschappelijke argumenten, maar omdat ze bepaalde landschappen waarderen. Ze vinden iets mooi, ze voelen zich verbonden, ze waarderen de rust, ze laten zich inspireren, etc. Biologen positioneren zich met al hun wetenschappelijke argumenten vaak aan de rand van het draagvlak onder de natuurbescherming. Maar wat moet de wetenschapper / natuurbeheerder nu met de esthetische dimensie van de natuur? Valt er iets zinvols te zeggen over schoonheid en kwaliteit, juist in het verlengde van de ecologische imperatief? Hoe slaan we een brug tussen esthetische ervaring en ecologisch inzichten?
Onderweg in het landschap van duinen en polders nabij Bergen kon ik mijn oordeelsvorming oefenen. We zagen allerlei positieve en negatieve kwaliteiten. Los van de leuke of zeldzame planten en dieren, zichtbare narigheid als verrijking met mest of verdroging, keken we naar de invloed van de mens als beheerder, de relatieve ongestoordheid van een gebied, de intactheid van de bodem. In feite gaat het dan over gaafheid. De duinen bleken soms redelijk gaaf als er geen effect van ontwatering zichtbaar was, door de veelheid aan mossen en hogere planten, door de vogelrijkdom, de door vrijwel iedereen gewaardeerde wildheid van natuurlijke processen als verstuiving en successie. Kortom ik betoonde mij weer een volleerd bioloog. Men ging na de wandeling tevreden huiswaarts, ik niet.
Ik had verzuimd te zeggen dat het kleurenspel onovertroffen was, dat je naar de lucht kon kijken zonder steeds nieuwbouw tegen te komen, dat deze plek door de half-openheid van het landschap zich leende voor spannende ontmoetingen met langsscherende boomvalken of een neerstrijkende havik. En dat het mosrijke landschap lekker aanvoelde als ik op mijn rug lag. Argumenten uit de wereld van beleving, van esthetica. De boterzachte, maar even interessante wereld van onderwijzers, voorlichters, filosofen en vormgevers.
Schoonheid en ecologie
En die schoonheid had toch ook met natuurlijke processen te maken, of liever: met het subtiele evenwicht tussen elkaar weerstrevende processen. Want op die duinhelling streed vraat tegen dichtgroeien, verstuiving tegen vastlegging door pionierplantjes, bekalking door stuivend zand tegen verzuring door uitloging en luchtvervuiling. Niet zozeer de natuurlijke processen zelf bleken een uitgangspunt voor mijn esthetische ervaring als wel de dynamische spanning tussen tegengestelde processen.
Zo komen schoonheid en ecologie bij elkaar, mede op basis van natuurlijke processen. Niet omdat die processen moeten, of intrinsiek goed zijn, maar omdat ze soms in een delicaat evenwicht verkeren en we er even aan kunnen ruiken.
Het leuke van elke esthetica is het filosofische karakter, je moet er over praten om je een beeld te vormen en je mening bij te schaven. De (pseudo)wetenschappelijke smaak (c.q. argumentatie) van biologen laat zich uitstekend afwegen tegenover andere smaken en opinies. Over smaak valt prima te twisten, moeten we zelfs twisten, liefst op een vrolijke toon die in wildernisland wel eens ontbreekt. Want dit soort debatten draagt bij aan het draagvlak van de natuurbescherming, niet de zekerheden van een proces-ecoloog die zijn eigen standpunt in beton heeft gegoten. En wie weet leidt het en passant tot wat meer beschaving: een aardig twistgesprek over ecologische en esthetische smaak.
Bewerking van een gelijknamig artikel uit: De Levende Natuur 98(4) 1997
Uit: Woorden over de wildernis (Uitgeverij Natuurmedia, 2014).
Woorden over de Wildernis is hier te bestellen als boek of als e-book
Pingback: Duinen en mensen » Woorden over de kustwildernis