Harige ratelaars op Goeree, een speurtocht

Harige ratelaar: heel lichtgroen en donshaar op de de kelk
Ratelaars staan in bermen, de duinen en in laat gemaaide hooilanden. De naam ‘ratelaar’ is goed getroffen en komt van de rammelende, roodbruin gekleurde zaaddozen in de nazomer. Ze zaaien zich makkelijk uit. Het zijn halfparasieten (met bladgroen) die ondergronds grassen aftappen en zo de grasgroei onderdrukken. Heel geschikt voor natuurlijke graslanden waar hierdoor juist meer variatie aan bloemen kan komen. In gewoon boerenland tref je ze niet want ze kunnen niet tegen veel mest. Vroeg (voor half juli) maaien is ook funest.
Op Goeree staan wel drie soorten ratelaars. Het meest voorkomend is de grote ratelaar, terwijl de zeldzame kleine ook in de duinen te vinden is. Echt bijzonder is het recente voorkomen van de harige ratelaar. Hoe herken je die? Alle ratelaars hebben een gele bloem met een paars of wit vlekje er op. Er onder zit een enigszins opgezwollen kelk. Die kelk is kaal, licht of donkergroen bij de grote of kleine ratelaar maar wollig-donzig bij de harige soort. De harige is zo erg aaibaar. Harige ratelaars komen vrijwel alleen in het kalkrijke Zuid-Limburg voor maar zijn ook gevonden in de Kwade Hoek en omgeving. Soms simpel langs het pad. Waarschijnlijk met maaimachines hier heen gekomen. Maar wanneer en door wie? Ecologisch heel boeiend want de reden dat de soort niet aan de kalkrijke kust voorkwam heeft waarschijnlijk gelegen aan de grote afstand naar Limburgse kalkgraslanden. Met het vele transport vervagen alle grenzen.
En hoe zal de soort zich verder gedragen op Goeree? Kwade Hoek is als jong duin aan de noordoostzijde dicht bij de monding van het kalkrijke Haringvliet ook kalkrijk. De Oostduinen zijn dat al minder en daar staat de soort in 2019 (nog) niet maar opduiken langs de kalkhoudende Nieuwendijk bij de Bokkenpolder (zie foto hieronder) is geen toeval.
In de relatief kalkarme Middelduinen en Westduinen is de harige ratelaar niet zo snel te verwachten. Maar in de jongere delen richting Brouwersdam ligt volop geschikt biotoop. We volgend de soort de komende jaren.
Maar eerst het spoor terug: waar komt de soort vandaan en waar is deze het eerst opgedoken (dat heeft met elkaar te maken); zie de aanvullende reacties onderaan dit bericht. Hoe we via Adri en Gerwin toch weer bij Krijn terecht kwamen…
1 juli Ik had Adrie van Heerden aan de lijn, een uitstekend veldonderzoeker die ook na zijn pensioen nog onderzoek doet voor de provincie Zuid-Holland. Hij dacht dat de harige ratelaar door een fout in de zaadselectie bij de leverancier is geleverd aan Natuurmonumenten die het rond 2014 gebruikte om in nieuwe terreinen ratelaars in te zaaien om de te verwachten grasgroei te onderdrukken. In herstelde natuurterreinen (zoals opgeschoonde duinstruwelen) wil gras nog wel eens flink opduiken en vooral als dat duinriet is wil men problemen voor zijn. Kortom, naar zijn idee had Natuurmonumenten een verkeerde leverancier. Inzaaien met vreemde mengsels is overigens schering en inslag. De meeste margrieten die we zien zijn Franse margrieten en zelfs wondklavers die van nature in ons land alleen liggend zijn komen nu in allerlei oprijzende vormen voor. De grote verrommeling van natuurgebieden was al ingezet door de vloed van exoten en wordt bevorderd door welwillend inzaaien met verkeerde plantjes…Wel meer biodiversiteit, dat wel, maar echt enthousiast worden we toch niet. Of zat de vork anders in de steel?
9 juli Gerwin Geertse van Natuurmonumenten heeft harige ratelaars herkomst op Goeree nageplozen en mailt ons: ‘ De eerste waarneming die bij ons bekend is dateert van 2005 (1 groeiplaats). Tussen 2011 en 2017 is het aantal groeiplaatsen en aantal planten in het gebied toegenomen (op basis van twee SNL karteringen). De herkomst is bij ons onbekend. Bij de “open duin projecten” op Goeree die afgelopen jaren zijn uitgevoerd, is echter niets ingezaaid dus dat kan niet de reden zijn dat de plant er staat. Over hoe de plant in het verleden hier terecht is gekomen (via natuurlijke of onnatuurlijke weg) kunnen we echter niets zeggen. Het verhaal van de fout in de zaadselectie in Natuurmonumenten terreinen ken ik wel uit West-Brabant, waarbij volgens mij hierdoor ook harige ratelaar in een terrein is gekomen.”
We weten dus nu vanaf wanneer (2005) alleen nog niet hoe materiaal (mogelijk uit West-Brabant?) hier is terecht gekomen blijft de vraag.
Wat was de allereerste plek precies? Bij een entree, een werkschuur oid of midden in het terrein? Ik mail wederom Gerwin: “Krijn Tanis meldde me vroege waarneming in bunkervallei. Is dat ook jullie eerste plek?? Daar bivakkeerden vroeger ook onderzoekers toch? Dan zijn er twee introductiehypotheses: of mee met onderzoekers die ook veel elders komen of ingezaaid door maaimachines die ook elders werkten….”
11 juli Gerwin Geertse stuurt me fraai kaartje uit de database Natuurmonumenten van de exacte plek op Bunkervallei waar in 2005 275 exemplaren werden geteld. Krijn Tanis had gelijk! Hij meldde ons dat de eerste ’10 jaar geleden’ uit de Bunkervallei bekend waren. Het was dus 14 jaar, maar een kniesoor die daar op let.
Bij een getal van 275 planten was 2005 ook niet het jaar van vestiging maar minimaal 1-2 jaren eerder. Hoe kwamen ze nu? De twee hypotheses (mee gelift met onderzoekers of meegelift met maaimachines) zijn het meest plausibel en blijven voorlopig leidend bij verder botanisch recherche-werk.
Meer vindplaatsen? Weet je vanaf wanneer? Bericht het ons door een reactie onder dit bericht te plaatsen.

Gerard Lokker, een uitstekend florist van Goeree, bij door hem aangetroffen harige ratelaars in bloemrijke dijk, juni 2019.

De zusters Brouwer. Links Marieke die grote ratelaar aanwijst; rechts Anneke met in linker hand een harige ratelaar, die fijn donzig aanvoelt.

Topfotograaf Nico van Kappel op safari. Bijschrift: Harige ratelaar schrikt van kale man. Foto Coen Blom.
Op de route door de Kwade Hoek hieronder staat globaal waar ratelaars samen en gescheiden voorkomen. De kleine ratelaar staat duidelijk meer aan de net zoete bovenrand van de (voormalige) strandvlakte, terwijl de harige domineert op de aangegeven route. In juni 2019 werd bij onderzoek in Oostduinen (aan de overzijde van Middenduinpad) overigens geen enkele harige is aangetroffen, wel veel grote, de kleine ratelaar en de kleverige ogentroost. En mogelijk een hybride tussen de kleverige ogentroost en de grote ratelaar (zie foto).

Grote ratelaar of kruising van grote ratelaar met de kleverige ogentroost?
1 juli Ik had Adrie van Heerden aan de lijn, een uitstekend veldonderzoeker die ook na zijn pensioen nog onderzoek doet voor de provincie Zuid-Holland. Hij dacht dat de harige ratelaar door een fout in de zaadselectie bij de leverancier is geleverd aan Natuurmonumenten die het rond 2014 gebruikte om in nieuwe terreinen ratelaars in te zaaien om de te verwachten grasgroei te onderdrukken. In herstelde natuurterreinen (zoals opgeschoonde duinstruwelen) wil gras nog wel eens flink opduiken en vooral als dat duinriet is wil men problemen voor zijn. Kortom, naar zijn idee had Natuurmonumenten een verkeerde leverancier. Inzaaien met vreemde mengsels is overigens schering en inslag. De meeste margrieten die we zien zijn Franse margrieten en zelfs wondklavers die van nature in ons land alleen liggend zijn komen nu in allerlei oprijzende vormen voor. De grote verrommeling van natuurgebieden was al ingezet door de vloed van exoten en wordt bevorderd door welwillend inzaaien met verkeerde plantjes…Wel meer biodiversiteit, dat wel, maar echt enthousiast worden we toch niet. Of zat de vork anders in de steel?
9 juli Gerwin Geertse van Natuurmonumenten heeft harige ratelaars herkomst op Goeree nageplozen en mailt ons: ‘ De eerste waarneming die bij ons bekend is dateert van 2005 (1 groeiplaats). Tussen 2011 en 2017 is het aantal groeiplaatsen en aantal planten in het gebied toegenomen (op basis van twee SNL karteringen). De herkomst is bij ons onbekend. Bij de “open duin projecten” op Goeree die afgelopen jaren zijn uitgevoerd, is echter niets ingezaaid dus dat kan niet de reden zijn dat de plant er staat. Over hoe de plant in het verleden hier terecht is gekomen (via natuurlijke of onnatuurlijke weg) kunnen we echter niets zeggen. Het verhaal van de fout in de zaadselectie in Natuurmonumenten terreinen ken ik wel uit West-Brabant, waarbij volgens mij hierdoor ook harige ratelaar in een terrein is gekomen.”
We weten dus nu vanaf wanneer (2005) alleen nog niet hoe materiaal (mogelijk uit West-Brabant?) hier is terecht gekomen blijft de vraag.
Wat was de allereerste plek precies? Bij een entree, een werkschuur oid of midden in het terrein? Ik mail wederom Gerwin: “Krijn Tanis meldde me vroege waarneming in bunkervallei. Is dat ook jullie eerste plek?? Daar bivakkeerden vroeger ook onderzoekers toch? Dan zijn er twee introductiehypotheses: of mee met onderzoekers die ook veel elders komen of ingezaaid door maaimachines die ook elders werkten….”
11 juli Gerwin Geertse stuurt me fraai kaartje uit de database Natuurmonumenten van de exacte plek op Bunkervallei waar in 2005 275 exemplaren werden geteld. Krijn Tanis had gelijk! Hij meldde ons dat de eerste ’10 jaar geleden’ uit de Bunkervallei bekend waren. Het was dus 14 jaar, maar een kniesoor die daar op let.
Bij een getal van 275 planten was 2005 ook niet het jaar van vestiging maar minimaal 1-2 jaren eerder. Hoe kwamen ze nu? De twee hypotheses (mee gelift met onderzoekers of meegelift met maaimachines) zijn het meest plausibel en blijven voorlopig leidend bij verder botanisch recherche-werk.