Het effect van natuurgerichte recreatie op de broedvogelstand van het duingebied bij Egmond (1999)
(Red: Meer recente publicaties : Een verkennende studie wees uit dat de dichtheid van tapuiten in voor recreatie afgesloten gebieden in de Noordduinen een factor 3-4 hoger is dan in opengestelde gebieden. Zie: TURNHOUT, C. VAN, 2009. Effecten van recreatie en de Tulpenrally op de broedpopu-latie tapuiten in de Noordduinen. SOVON-informatierapport 2009/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
(De gehele samenvatting van analyse Rienk Slings, 1999)
De duinen worden steeds drukker. Vogelliefhebbers wijzen telkens op de negatieve invloed hiervan op broedvogels. Nieuwe wetenschappelijke kennis hierover is meer dan welkom. De instelling van een vogelbroed terrein in de duinen langs hel strand bij Egmond in 1986 bood de gelegenheid meer over het effect van recreatie op broedvogels te leren.
Van 1985 t/m 1994 is d.m.v. een experimentele proefopzet met een proefgebied en een referentiegebied onderzocht welk effect het instellen van een rustgebied voor vogels tijdens het broedseizoen heeft. Hierbij is zowel naar de broedvogels gekeken, als naar de recreatie. Van de 15 om statistische redenen voor analyse geschikte vogelsoorten namen er 9 toe, 2 bleven min of meer gelijk en 4 soorten namen af als gevolg van de instelling van het rustgebied (tabel 5). De toenemende soorten behoren bijna allemaal tot de kenmerkende en/of bedreigde soorten van het vogelgezelschap van de zeeduinen. Het totaal aantal territoria van deze 15 soorten in het rustgebied stijgt gemiddeld over drie jaar met een kwart. Dit effect blijft zeker tot 1991, maar vermoedelijk nog langer, gehandhaafd. Het totaal aantal territoria van de positief reagerende soorten nam zelfs met driekwart toe. Het instellen van een rustgebied voor broedvogels is dus effectief gebleken en er is in principe met een dergelijke maatregel forse natuurwinst te boeken.
Extrapolatie van deze resultaten naar het hele open duingebied van het Noord-Hollands Duinreservaat laat een potentiële winst van enkele 1000-en broedgevallen per j aar zien op een totaal aantal van ca. 12500. Gedurende de broedtijd is het mogelijk gebleken om met eenvoudige hulpmiddelen en een goed toezicht het aantal bezoekers aan het vogelbroedgebicd zeer sterk te beperken: van 5000 (d.i. plm. 80 pers./ha/jaar) naar 750 personen in het broedseizoen. Volgens een veelgebruikte indeling was het gebied daarmee vóór de instelling van het broedgebied als rustig te beoordelen. Rondom het broedgebied is geen duidelijke verandering in het recreatiepatroon opgetreden. Wel is het totaal aantal bezoekers aan de directe omgeving daarvan in de tienjarige onderzoeksperiode licht gedaald. Deze daling komt vooral door vermindering van het strandbezoek op deze plaats; het aantal duinbezoekers nam toe. Ook het aantal wandelaars met honden is gestegen. Bijna de helft van alle hondenliefhebbers laat zijn trouwe viervoeter onaangelijnd (en overtreedt daarmee de toegangsregels). Met eenvoudige inrichtings- en voorlichtingsmaatregelen en een goed toezicht kan een nieuw vogelbroedgebied effectief ingesteld en beheerd worden. Het publiek heeft begrip voor zo’n maatregel als uitgelegd wordt dat dit goed voor de vogels is.
(Uit de discussie)
“Met het hier gerapporteerde onderzoek is slechts een tipje van de sluier van de relatie tussen verstoring van broedvogels door recreanten opgelicht. Het blijkt telkens weer dat dit type onderzoek moet ‘meeliften’ met beheersbeslissingen, met als gevolg dat de proefopzet nooit ideaal is. Behalve het noodzakelijke meerjarig experimentele karakter -hetgeen elk onderzoek zeer kostbaar maakt – geldt specifiek voor het voedselarme duinlandschap dat zeer grote oppervlakten proef- en referentiegebied nodig zijn om tot statistisch betrouwbare uitspraken te kunnen komen. Gezien de huidige tendens tot juist meer openstelling van ( duin)terreinen is het onwaarschijnlijk dat zich hiertoe in de Nederlandse duinen in de voorzienbare toekomst mogelijkheden zullen voordoen. Wanneer er echter, mede op grond van de bevindingen in dit rapport tot het instellen van nieuwe rustgebieden besloten wordt, is het desondanks de moeite waard om deze ook onderzoeksmatig te begeleiden. Het is de vraag of er op dit moment nog gesproken kan worden van een ‘symbiose’ tussen natuurbehoud en recreatie; met de te verwachten verdere toename van het aantal bezoekers zal deze relatie vrijwel zeker meer en meer het karakter van een ‘conflict’ krijgen (…)”
Lees het hele onderzoek als pdf: Slings QL 1999 Het effect van natuurgerichte recreatie op de broedvogelstand van het duingebied bij Egmond