Stikstof aanpakken op Voorne
Theo Briggeman & Piet Mout/Natuurvereniging Hollandse Delta
SAMENVATTING
- Ook op de duinen van Voorne komt teveel stikstof neer, ruim 1600 mol per hectare per jaar ofwel bijna 23 kilo. Vooral open duin (‘grijze duinen’ / duingraslanden), vochtige duinvalleien en droge bossen zijn erg gevoelig en te zwaar belast. De helft van de depositie komt uit het buitenland en van zee, het aandeel van de landbouw is met 21 procent relatief beperkt.
- Na 2000 is in een aantal gebieden (de Pan, de Vogelpoel, De Leyse) herstelbeheer uitgevoerd: dichtgegroeide terreinen zijn weer open gemaakt en er is geplagd om de voedselrijke toplaag van de bodem te verwijderen. De resultaten zijn wisselend maar overwegend positief. Maar omdat de oorzaak, de vele stikstof, niet is weggenomen, lijken deze terreinen hier en daar alweer dicht te groeien.
- Er komt de komende jaren meer geld voor herstelbeheer. Maar aanpak van de stikstofbronnen is noodzakelijk voor duurzame resultaten. Maatregelen zijn nodig om de ‘buitenlandse’ depositie te verminderen (havens van Rotterdam en Antwerpen / scheepvaart, Verenigd Koninkrijk).
Inleiding
Stikstof (N2) is een kleur- en reukloos gas dat overal om ons heen is. Ongeveer 78 procent van lucht bestaat uit stikstof. Stikstof is van zichzelf niet schadelijk voor mens en milieu. Maar er zijn ook verbindingen van stikstof in de lucht die wel schadelijk kunnen zijn. Dit zijn stikstofoxiden (NOx, verbindingen van stikstof en zuurstof, en ammoniak (NH3, een verbinding van stikstof en waterstof). Stikstofoxiden (NOx) komen vooral in de lucht terecht door uitlaatgassen van het verkeer en de uitstoot van industrie. Ammoniak (NH3) is met name afkomstig van dieren in de veeteelt. Een klein deel komt uit overige bronnen zoals industrie, de bouw en het verkeer. Boeren gebruiken mest van dieren en kunstmest om hun land te bemesten. Een deel van die mest komt vrij als ammoniak en komt zo in de lucht.
Stikstof: een probleem voor veel planten en dieren
Te hoge stikstofdepositie is allereerst een probleem voor de bodem. Vervolgens voor de planten, de insecten, vogels en tot slot het gehele ecosysteem. Door een teveel aan stikstof verzuurt onze bodem. Daardoor verdwijnen mineralen zoals kalk en magnesium uit de bodem. Daar zijn planten afhankelijk van. Zonder kalk en magnesium gaan ze dood. Omdat een overmaat aan stikstof ook een overmaat aan plantenvoeding inhoudt, verdwijnen planten die een voorkeur hebben voor voedselarme grond, waaronder veel bloeiende kruiden die belangrijk zijn voor insecten en vogels.
Voor de planten leidt een te hoge stikstofdepositie tot een verstoorde balans van voedingsstoffen. Dat heeft tot gevolg dat gevoelige soorten minder goed groeien en kwetsbaar worden voor verdroging, insectenplagen en bodemziektes. Gevoelige plantensoorten worden weggeconcurreerd door minder gevoelige en door stikstofminnende plantensoorten. Algemene soorten worden algemener, zeldzame soorten worden zeldzamer.
In Voornes Duin leidt de te hoge depositie tot een versterking van de trend van verhouting van het duin: een toename van struweel (meidoorn, zuurbes, vlier, duindoorn) en bos (esdoorn, berk, grove den). Dat is ongewenst omdat de enorme soortenrijkdom van Voornes Duin vooral gevonden wordt in de verschillende soorten duingraslanden en andere open gebieden, die door toenemende vergrassing door stikstof toch al in kwaliteit achteruitgaan. De stikstofwinnaars onder de planten zijn soorten als braam, duinriet en zandzegge.
De negatieve gevolgen van stikstof werken vanuit de plantenwereld door naar die van insecten. Van het aantal soorten dagvlinders op Voorne bijvoorbeeld is de laatste decennia een vijfde deel verdwenen en dreigt een aantal andere soorten de komende jaren ook te verdwijnen. Het gaat vooral om graslandsoorten en soorten van open duin. Dagvlinders reageren relatief snel op veranderingen in hun milieu. Zij zijn de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn. Binnen de stikstof mijdende dagvlinders is naast de achteruitgang in soortenaantal ook de achteruitgang in aantallen schrikbarend te noemen. Het dichtgroeien van open duinterreinen als gevolg van stikstof, is erg nadelig voor de vogelsoorten die van open terrein afhankelijk zijn. Er leven bijvoorbeeld veel minder insecten, het voedsel van vogelsoorten als boomleeuwerik, grauwe klauwier en tapuit. Wellicht hierdoor zijn deze broedvogels helemaal van Voorne verdwenen. Met behulp van de Europese subsidies zijn de zuidelijke delen van de duinen van Voorne in de periode 2005-2007 opengemaakt en keerde de boomleeuwerik weer helemaal terug. Grauwe klauwier en tapuit keerden helaas nog niet terug.
De herkomst van de stikstof
De stikstof die op de duinen van Voorne (1432 ha) neerslaat, kent verschillende bronnen. Een zeer groot deel (48%) komt vanuit het buitenland. Nog eens 9 procent komt van de scheepvaart en 11 procent van de industrie. In tegenstelling tot elders in Nederland is het aandeel van de landbouw dus relatief beperkt, ongeveer een vijfde (21%). In Voornes Duin is zo’n 38 procent van de stikstofgevoelige natuur overbelast. In 2018 was de gemiddelde stikstofdepositie 1611 mol per ha per jaar (bijna 23 kilo). Het gebied is daarmee het zwaarst belaste gebied van de Natura 2000-gebieden in Zuid-Holland. Voornes Duin is een duingebied met een hoog kalkgehalte. Omdat de depositie van stikstof moeilijk is terug te dringen, liggen er voornamelijk opgaven voor verbetering van de kwaliteit van het gebied, o.a. door het creëren van bufferzones en door herstelbeheer (zie verderop).

Herkomst stikstofdepositie Voornes Duin (cirkeldiagram) en overschrijding Kritische Depositie Waarde (KDW) Voornes Duin in 2019, 2025 en 2030. Bron: Gebiedsplan Stikstof 0.5 Provincie Zuid-Holland mei 2022
Kritische depositiewaarde
De kritische depositiewaarde (KDW) wordt gedefinieerd als ‘de hoeveelheid depositie die een intact ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat significante schade optreedt aan de structuur of het functioneren van dat systeem’. Per habitattype is de KDW vastgesteld. Op Voorne zijn bijvoorbeeld kwetsbare habitattypen als witte duinen, grijze duinen (kalkrijk en kalkarm), vochtige duinvalleien en droge duinbossen in het geding. Voor deze habitattypen zijn de KDW’s in de tabel van toepassing (Bobbink et al, 2022).
Herstelprojecten
In een aantal stukken van Voornes Duin (de Pan, de Vogelpoel, De Leyse) zijn herstelprojecten uitgevoerd om de negatieve gevolgen van de stikstofdepositie het hoofd te bieden. In de periode 2005-2008 zijn in de Pan (nabij het Quackjeswater) delen van het droge kalkrijke duingrasland opengemaakt. Binnen korte tijd namen bij de flora pioniersoorten van zandige bodems en echte duingraslandsoorten toe. Broedvogels van open duin (roodborsttapuit en boomleeuwerik) en halfopen duin (kneu, boompieper) hebben zich nieuw gevestigd en komen er nog steeds in goede aantallen voor. Tapuit en grauwe klauwier kwamen tot nu toe evenwel niet terug. Kritische dagvlindersoorten stellen teleur. Kleine parelmoervlinder en heivlinder verdwenen bijvoorbeeld zo goed als helemaal. De duinparelmoervlinder kwam niet terug. Datzelfde geldt voor de zandhagedis, die nauwelijks meer voorkomt. Het project heeft wel bijgedragen aan de instandhoudings- en uitbreidingsdoelstelling van het habitattype grijze duinen (kalkrijk).
Ook bij de Vogelpoel (nabij het Breede Water) zijn stukken van het terrein opgemaakt. Dat heeft ertoe bijgedragen dat er een afwisselende structuur is ontstaan met zandige plekken, stukken met duingraslandsoorten en niet afgegraven stukken met struweel en zoomvegetaties. Broedvogels als boompieper, roodborsttapuit en graspieper hebben zich gevestigd en komen er nog steeds voor. Ook hier stelden zandhagedis, kleine parelmoervlinder, argusvlinder en heivlinder teleur. Dit project droeg eveneens bij aan het in stand houden en uitbreiden van het habitattype grijze duinen.
Inmiddels zijn we 15 jaar verder en kunnen we op basis van observaties in het veld concluderen dat het terrein langzamerhand weer begint dicht te groeien, ondanks de inzet van grote grazers aangevuld met intensief maaibeheer. Op den duur zullen de geschetste verbeteringen bij ongewijzigde stikstofbronnen weer teniet worden gedaan. Het blijft dweilen met de kraan open. In een gebied als dat van de Pan is inmiddels weer sprake van een matige overbelasting. Dat geldt voor een substantieel deel van Voornes Duin.
Overwogen zou kunnen worden de betrokken gebieden een tweede keer open te maken c.q. af te graven. Dat is dan ook tegelijkertijd de laatste keer, omdat een derde keer niet meer tot de mogelijkheden behoort. De gewenste situatie is dan niet meer terug te brengen, onder andere omdat er teveel mineralen zouden zijn uitgespoeld en er in de diepere lagen geen zaadbank meer aanwezig is.
Andere factoren, integrale aanpak
De huidige depositie is niet de enige factor van belang. N-depositie en verzuring vinden al tientallen jaren plaats. In de bodem vindt ook opslag van stikstof plaats, rond de 40 procent is de schatting. Dat betekent dat er na 20 jaar zo’n 22-24 gram stikstof per vierkante meter in de bodem zit. Verzuring zorgt verder voor versnelde ontkalking. Daardoor komen er veel fosfaten vrij. Dat zorgt voor een enorme biomassatoename per vierkante meter. Naast deze bodemprocessen zijn ook bovengrondse processen van belang, zoals de drastische afname van konijnen als gevolg van ziekten als myxomatose en VHS. Daardoor wordt er minder gras weggevreten met vergrassing en hogere biomassaproductie tot gevolg (Kooijman 2009).
Kwaliteit en kwantiteit van de natuur op Voorne zijn dus niet alleen te beïnvloeden door maatregelen op het gebied van stikstof. Ook maatregelen op bijvoorbeeld het gebied van klimaat (droogte), waterkwaliteit en terreinbeheer zijn van invloed. Externe invloeden spelen ook nog een rol, zoals de verzanding van de kust van Voorne. Arcadis verwacht dat de Hinderplaat binnen vijf jaar aan het Groene Strand zal vastgroeien.
Een integrale, allesomvattende, aanpak van deze problemen is dan ook noodzakelijk. Van overheidswege zullen de komende jaren substantiële middelen beschikbaar worden gesteld om de kwaliteit van de natuur op Voorne een flinke impuls te geven. Ook in kwantitatief opzicht zal er een uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) gebied worden gerealiseerd, zodat er een buffer rond de Natura2000 gebieden kan ontstaan en het gebied robuuster zal worden. Dit netwerk zou een ring van natuurgebieden rond het eiland Voorne-Putten moeten realiseren, zodat er een verbinding ontstaat van natuurgebieden rondom het eiland. Het versneld realiseren van het provinciale NNN netwerk zou op Voornes Duin een reductie van 30 mol N/ha/j met zich meebrengen ofwel slechts 2 procent van gemiddelde depositie (Gebiedsplan stikstof Zuid-Holland).
Aanpakken van stikstofbronnen
Deze impulsen zullen evenwel op den duur ontoereikend zijn indien de hierboven genoemde bronnen van stikstofuitstoot niet werkelijk worden aangepakt. Omdat een groot deel van de stikstofdepositie vanuit het buitenland en de zee afkomstig is, zal hier actief en snel optreden van Rijk en Europese Gemeenschap noodzakelijk zijn. Ingrijpen dient op zo’n kort mogelijke termijn te geschieden en uiterlijk in 2030 tot een substantiële reductie van de stikstofemissie moeten leiden. Vanuit Rotterdam zouden drastische maatregelen moeten worden genomen als het gaat om de vervuiling door schepen. De techniek om met behulp van zgn. NOx-scrubbers de rook van schepen te ontdoen van NOx is voorhanden. De scheepvaart lijkt nog niet uit eigen beweging van deze techniek gebruik te willen maken. Een verplichting zoals reeds voor SOx-scrubbers is ingevoerd, is daarom dringend noodzakelijk. Hierdoor zouden de emissies afkomstig van de scheepvaart sterk teruggedrongen kunnen worden. De Europese Commissie en het Rijk zouden onmiddellijke actie moeten ondernemen om de emissies vanuit de haven van Antwerpen en vanuit het Verenigd Koninkrijk terug te dringen.
Opvallend is dat in regionaal opzicht de bijdrage van de landbouw nog altijd 21 procent bedraagt. Gezien de bijzondere status van Voornes Duin als botanisch rijkste hotspot van Nederland en met extreem hoge andere biodiversiteit, lijkt de urgentie om de regionale emissies uit agrarische bronnen binnen één à twee jaar terug te dringen erg hoog. De betrokken melkveehouderijen en varkenshouders dienen hiertoe zo snel mogelijk uitgekocht te worden c.q. moeten worden verplicht hun uitstoot anderszins te beëindigen. Duidelijk is dat het op Voorne om een gering aantal uitstotende agrarische bedrijven gaat.
Stikstofreductie op regioniveau is voorts te behalen door de NNN gebieden (versneld) te realiseren. Daardoor ontstaat een buffer tussen de Natura 2000-gebieden en het achterland. Het levert een stikstofreductie van 30 mol N/ha/j voor Voornes Duin op ofwel 2 procent van de gemiddelde depositie (dus lang niet voldoende).
Literatuur
- Aggenbach, Camiel (2022). Stikstof in de duinen van Voorne. Duinenenmensen.nl
- Arcadis, Royal Haskoning DHV & SWECO (2022). Natuurdoelanalyse Natura2000. 100 Voornes Duin, Provincie Zuid-Holland. Den Haag, 14 maart 2022
- Bobbink, R., C. Loran & H. Tomassen (2022). Review and revision of emperical critical loads of nitrogen for Europe. German Environment Agency, draft version
- Dobben van, H.F. & A. van Hinsberg (2008). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura2000 gebieden. Alterra WageningenUR. Alterra-rapport 1654
- Kooijman, Annemieke, et al. (2009). Duinbeheer: landschap, dynamiek en beheer. Verslag veldwerkplaats Duin- en kustlandschap
- Kooijman, dr. A.M. et al. (2009). Stikstof depositie in de duinen: alles in beeld? Landschap 29(3) 147-154
- Ministerie van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit & Natuurmonumenten (2010). Onderzoeks-monitoring Voornes Duin 2004-2008. Den Haag, juni 2010
- Provincie Zuid-Holland (2022). Gebiedsplan Stikstof 0.5. Den Haag, mei 2022
- Provincie Zuid-Holland (2019). Naar een gebiedsgerichte aanpak. Den Haag, 10 december 2019
Dat de N depositie uit meerdere bronnen komt ligt voor de hand. Om te bepalen welke bron in welke mate bijdraagt lijkt me nog niet zo eenvoudig. Dat kun je aan de N die in het terrein neerslaat niet zien. Hoe heeft men de in de grafiek vermelde percentages berekend?