Blij met polderhei?
Frits David Zeiler
Een reactie op: Rolf Roos, ‘Damlanderpolder, bijna 25 jaar polderhei’, d.d. juni 2015
Op het moment dat ik dit schrijf, begin augustus 2015, woedt er in de kolommen van De Volkskrant een hevige discussie over de jongste observaties van Geert Mak inen rond zijn geliefde Jorwert. Mak heeft in een interview geconstateerd dat er na de leegloop van de dorpen opnieuw iets wezenlijk is veranderd: het geluid van weidevogels is nagenoeg uit het Friese platteland verdwenen. Zijn opponenten noemen voorbeelden van plekken waar dat nog wel is te horen, maar wekken toch de indruk dat het dan om uitzonderingen gaat in reservaatachtige enclaves.Al jarenlang immers zijn de statistieken beangstigend: grutto’s, kieviten en scholeksters lopen ieder broedseizoen weer in aantal terug. Mak wijt die teruggang aan de grootschalige vervanging van de klassieke graslanden door percelen met snelgroeiend grasgewas, dat vijf keer per jaar kan worden geoogst. Geen bonte piet meer die daar zijn nest durft te maken; hij krijgt de kans niet eens.
Nederlanders zijn polderaars, in alle betekenissen van het woord. Maar met de polder zelf weten we geen raad. Wat is er aan de hand in het gebied, dat Rolf Roos beschrijft, de Damlanderpolder onder Bergen?
Het gaat hier om een langgerekt gebied van in totaal 100 hectare langs de zuidrand van de bebouwde kom van Bergen, tussen de strandwalgrond en de 450 jaar geleden drooggelegde Berger- en Egmondermeer in. Het is één van de 14 randpolders om deze ondiepe droogmakerijen heen, gelegen in een trechtervormige strandvlakte en bestaande uit zand- en kleibodems met resten veengrond. Het gebied werd tot ongeveer 100 jaar geleden gekenmerkt door veehouderijbedrijven, waarbij de productie van melk, boter en vooral kaas het hoofdmiddel van bestaan vormde. Daarna is de verstedelijking begonnen, eerst aan de westrand van Alkmaar, vervolgens ook bij Heiloo. Onder Bergen en Egmond kwamen onder meer militaire terreinen, sportvelden, maneges en industrie (waaronder gaswinning). Een aantal agrariërs, met name onder Egmond, in het zuidwestelijk deel van het poldergebied, ging over tot bollenteelt. Deze was aanvankelijk vrij kleinschalig, maar nam vanaf de jaren 1970 industriële vormen aan. Tegelijkertijd liep het aantal veehouderijbedrijven dramatisch terug, van vele honderden tot momenteel nog een stuk of dertig, veertig.
In het kader van de landinrichting is destijds een soort verdeling van de koek gemaakt: tussen bollenboeren, grootschalige veehouderijbedrijven, sport enrecreatie (met name paardenhouderij) en natuur. Daarmee is het gebied hopeloos versnipperd geraakt, iets wat op de kaarten van de recent vastgestelde bestemmingsplannen duidelijker dan ooit te zien is. Naast ‘agrarisch/bollenteelt’ ligt ‘agrarisch/landschapsbehoud’ of ‘natuurontwikkeling’. Grove uitzonderingen, zoals de herbestemming van de militaire terreinen of de door de rijksoverheid opgelegde gasopslag in de Bergermeer, hebben dit beeld nog verder gecompliceerd. De ecologische hoofdstructuur volgt al even grillige lijnen. Het hoogheemraadschap claimt grote stukken voor een waterberging, particulieren beplanten hun land met bos, een manegehouder wil een villawijkje met zes boerderettes realiseren. Alle schone woorden in structuurvisies en landschapsplannen blijken schone schijn. Op de vraag, waar wij daadwerkelijk heen willen met ons polderland, heeft niemand een reëel antwoord.
Natuurbescherming niet erg koersvast, meer visie nodig
Dit is ook de natuurbeschermingsorganisaties aan te wrijven. In het gebied is met name Natuurmonumenten actief. Deze vereniging heeft ruim 20 jaar geleden ook het besproken gedeelte Damlanderpolder aangekocht. Dat was al ‘omgegrond’ voor bollenteelt, maar is mede onder druk van de plaatselijke bevolking niet als zodanig in gebruik genomen. Daarmee was iedereen oorspronkelijk blij. Maar de wens van de bewoners, dat het opnieuw eentraditioneel-agrarische bestemming zou krijgen, met bloemrijk hooiland en sloten vol kwakende kikkers, is niet bewaarheid. Het ligt er nu bij als een soort steppe, waar af en toe paarden lopen in plaats van koeien, en waar volgens de juichende vermelding in het handboek van Natuurmonumenten staat ‘dat er al struikheide groeit.’ Terwijl een kilometer verderop het bos- en duingebied van Bergen en Schoorl begint, waar de heidevelden zich uitstrekken zonder tal! Vanaf het begin is er een verschil van inzicht geweest tussen natuurbeheerders en bevolking, zoals blijkt uit het volgende citaat uit Natuurbehoud van augustus 1994: ‘Natuurmonumenten ziet in deze aankoop een begin van een groot natuurontwikkelingsgebied van 200 hectare. Het moet de binnenduinrand verbinden met het op een oude strandwal liggende Nijenburg. Het huidige weiland zal Natuurmonumenten omvormen in een halfopen duinlandschap met daarin kreken voor amfibieën.’ Het ging dus om ‘natuurbouw’ en dat is zoals we zo langzamerhand wel weten een contradictio in terminis. Natuur laat zich niet ‘maken’ en als we dat toch proberen, ontstaat er hooguit een nieuw landschap.Maar is een stukje landschap, dat even verderop in veel groter omvang bestaat, wel gewenst, terwijl een ander, zeldzamer type landschap daarmee verdwijnt?Bovendien: als Natuurmonumenten ambities heeft, moeten die wel reëel zijn, en dat zijn ze in dit geval in het geheel niet. Tussen dit stukje Damlanderpolder en het genoemde Nijenburg onder Heiloo liggen honderden hectaren agrarische en niet-agrarische gronden, waarvan het maar een paar stukjes in handen heeft.Stukjes, waarover evenmin als over het Damlander bezit enige vorm van beheerwordt gevoerd. De Loterijlanden in de Bergermeer worden al jaren niet meer gehooid en beweid, zodat ze volledig zijn dichtgegroeid met pitrus. Met een paar orchideeënlandjes, even verderop langs de landweg De Voert, is hetzelfde gaande.
Nee, ik ben niet blij met de polderhei. Ik zou, en velen met mij, graag een integraal plan zien voor behoud van onze polders met bloemrijke hooilanden en weiden met zwartbont vee (en hier en daar schapen en paarden), met voldoende broedgelegenheid voor weidevogels. Daar moeten natuur- en landschapsbescherming, gemeenten en hoogheemraadschap plus boerenorganisaties de handen voor ineen slaan. Anders kunnen we over een paar jaar de laatste grutto uitwuiven. De kievit en de scholekster zoeken nu nogeen andere plek (zoals vorig jaar in een maisakker), maar ook hun broedsels lopen gevaar. Door de zogenaamde ‘milieuvriendelijke oevers’ komen predatoren als blauwe reiger en meerkoet veel makkelijker bij de nesten, en met het toenemend aantal hoge bomen in de polder nemen ook de roofvogels toe.
De man, die een kwart eeuw geleden bollen wilde kweken in de Damlanderpolder, heeft nu in de aangrenzende polders bos aangeplant. Illegaal, maar de gemeente treedt weinig doortastend tegen hem op. ‘Ik doe aan natuurbouw,’ zei hij onlangs tegen mij. ‘Vroeger, in de middeleeuwen, stond hier toch óók bos?’
Bergen, 8 augustus 2015
[mappress mapid=”145″]