Damherten en de flora van de Amsterdamse Waterleidingduinen *
*Dit artikel is een bewerking van Damherten en flora van de Amsterdamse Waterleidingduinen dat eerder verscheen in Tussen Duin & Dijk 2017 3: 4-7 In aangepaste en geactualiseerde vorm komt het in het boek Bloeiende duinen
Update: 8 december 2017
De flora van de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) laat het in laatste decennium (2006-2015) een opvallende achteruitgang zien. Deze periode valt samen met de sterke toename van het aantal damherten die de duinbegroeiing intensief begrazen en uitputten. Ook zeldzame en voor de duinen karakteristieke soorten ontkomen niet aan de achteruitgang zoals duidelijk blijkt uit 50 jaar plantenonderzoek waaraan de auteur de laatste 47 jaar deelnam.
Vijftig jaar planteninventarisatie
Sinds 1966 wordt de flora van de AWD in ronden van telkens tien jaar onder de loep genomen. Op verzoek van Gemeentewaterleidingen inventariseerden leden van de jeugdbonden CJN en NJN medio jaren zestig de infiltratiegebieden. Sinds 1969 onderzoekt de KNNV plantenwerkgroep de hele AWD volgens de landelijk gestandaardiseerde inventarisatiemethode (Rijksherbarium tot 1989; daarna Stichting Floron). Van elk kilometerhok wordt een jaarlijst van soorten (streeplijst) gemaakt, met aanduiding van de talrijkheid van de typische en/of Rode Lijst soorten. De inventarisatielijsten zijn opgenomen in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) en in periodieke rapportages (Boerman, 1975, Mourik, 1989, 2002). Groeiplaatsen van zeldzame en karakteristieke soorten zijn vastgelegd op 1:5000 hoogtelijn kaarten en tegenwoordig met GPS. Soortnamen volgens van der Meijden (2005).

Figuur 1. Struweelbegrazing van damherten in de Haasvelderduinen, 2016
Damherten
In hoge dichtheid hebben damherten een negatieve invloed op de duinvegetatie (Mourik, 2015). Vooral kruiden hoger dan zo’n tien centimeter zijn sterk achteruit gegaan, maar er is meer aan de hand. Bij een aantal van 1600 dieren was het in 2013 al duidelijk dat intensieve begrazing de groei en bloei van voedselplanten voor insecten in duingraslanden vermindert (Reussien, 2013). Na de plaatsing van een hoog, damhertenwerend raster rond de AWD, van Zandvoort via Vogelenzang tot Noordwijk, zijn de damherten sinds 2013 vrijwel volledig op het duin aangewezen. De opsluiting was noodzakelijk geworden om overlast in de bewoonde omgeving te beperken en de verkeersveiligheid te verhogen. Met de toename tot bijna 4000 damherten in het voorjaar van 2016 (Waternet, 2017-1) en met hun nakomelingen tot naar schatting meer dan 4500 dieren in de zomer, is de situatie er niet rooskleuriger op geworden. In deze hoge dichtheid komt het er op neer dat per damhert minder dan één hectare duinbegroeiing beschikbaar is om jaarrond van te leven.
Begrazing
De begrazing van planten, bomen en struiken is intensief en overal. Erg kieskeurig is het damhert niet in z’n voedselkeuze en al helemaal niet in tijden van voedselschaarste. Met uitzondering van giftige soorten zoals Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) of doornappel (Datura stramonium), zijn bloeiende kruiden hoger dan tien centimeter tegenwoordig zeldzaam in de AWD (Mourik, 2015). Wanneer het groen schaars is zoals in de winter, vullen de herten hun menu aan met de bast van struiken en bomen, met winterknoppen en met ondergrondse plantendelen. Deze consumptie is ronduit destructief voor de individuele planten en uiteindelijk ook voor de soorten.
Zeer gevoelig voor vraat zijn de soorten met ondiep onder grond zittende winterknoppen op knollen of vlezige wortels (geofyten) zoals bijvoorbeeld de orchideeën en lelietje-van-dalen, soorten met winterknoppen op of vlak boven de grond (hemicryptofyten) zoals zeepkruid (Saponaria vulgaris), dauwbraam (Rubus caesius) en koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum) en de meestal houtige soorten met winterknoppen hoger boven de grond (fanerofyten) maar bereikbaar voor herten zoals duinroos (Rosa pimpinellifolia), hondsroos (Rosa canina), wilde liguster (Ligustrum vulgare), gewone braam (Rubus fruticosus) en kamperfoelie.
Tot de opvallende en tot voor kort algemene (wijd verspreide en talrijke) plantensoorten die op deze manier hard aangepakt worden, behoren struiken zoals wilde liguster, wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) en kruipwilg (Salix repens) en rijk bloeiende hoge kruiden zoals bijvoorbeeld rietorchis, koninginnenkruid, zeepkruid, slangenkruid (Echium vulgare) en heggenrank (Bryonia dioica); zie ook Mourik, 2015. Door de overheersing van vraat tegenover herstel verliezen vegetaties met een hoog aandeel lage struiken en/of hoge kruiden hun betekenis voor plant en dier in rap tempo. Dit zijn vooral de (randen van) duinstruwelen en duinbossen, de vochtige graslanden en oevers en de droge, bloemrijke ruigten in padbermen met hoge kruiden (Mourik, 2015). Slechts de zeer lage of giftige kruiden overleven evenals de sterke matvormende grassen, stugge grasachtigen en oude exemplaren van bomen en hoge struiken met een harde en/of dikke bast.
Voorbeelden
Sterke matvormende grassen zijn onder andere de struisgrassen (Agrostis spec) en veldbeemdgras (Poa pratensis). Stugge grasachtige soorten zijn bijvoorbeeld russen (Juncus spec), zandzegge (Carex arenaria) en duinriet (Calamagrostis epigejos). Bomen en hoge struiken met een harde en/of dikke bast zijn onder andere eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), zwarte den (Pinus nigra) en zomereik (Quercus robur).
Duinflora in beweging
In de periode 1966-2015 zijn ongeveer 900 verschillende plantensoorten in de AWD waargenomen (Boerman, 1975, Mourik, 1989, 2002). Per decennium ligt het aantal soorten tussen 729 (1966-1975) en 583 (2006-2015) (Boerman, 1975, Mourik, 1989, 2002). De langjarige trend is licht dalend. De netto afname per tien jaar heeft vele oorzaken, maar in het oog springen de beëindiging van de voedering van fazanten met ongeschoonde graanmengsels in het tweede decennium (29 soorten minder dan in het eerste), de vergrassing en verruiging door stikstofdepositie na de terugval van de begrazing door konijnen in het derde decennium (26 soorten) en de daaropvolgende verhouting in het vierde decennium resulterend in de woekering van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) (13 soorten). Tegenover het verdwijnen, staat ook het verschijnen of de terugkeer van soorten als gevolg van de verbeterde waterkwaliteit, het natuurbeheer (maaien, gecontroleerde veebegrazing en de succesvolle bestrijding van Amerikaanse vogelkers) en de natuurherstelprojecten (stimuleren van verstuivingen, herstel van natuurlijke grondwaterstand) die vooral in de laatste twee decennia zijn uitgevoerd. Desondanks zijn in het vijfde decennium, met een oplopend aantal herten van 500 tot meer dan 4000, 78 soorten minder gezien dan in de voorgaande (vierde) periode van tien jaar. Deze terugval is veel sterker dan verwacht op basis van het langlopende onderzoek. Daarin is juist een steeds kleinere netto afname van plantensoorten per tien jaar te zien.
Niet alleen (vrij) algemene hoge kruiden verliezen terrein (Mourik, 2015) maar ook landelijk zeldzame soorten die karakteristiek zijn voor kalkrijke duinen. In de tabel zijn enkele zeldzame plantensoorten opgenomen die representatief zijn voor verschillende duinvegetaties. Het aantal kilometerhokken van verspreiding van deze soorten is gemiddeld met 61% afgenomen ten opzichte van de periode 1996-2005. Het aantal planten of groeiplaatsen is nog sterker afgenomen (zie verderop). De meeste soorten gaan achteruit door verminderde vitaliteit en door het onvermogen om zich voort te planten. Sommige, zoals rond wintergroen (Pyrola rotundifolia), gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria) en borstelkrans (Clinopodium vulgare), verliezen (ook) terrein door de afbraak van de leefomgeving (struwelen) of door verzwakking van de gastheerplant zoals de bitterkruidbremraap (Orobanche picridis) die op vitale planten van echt bitterkruid (Picris hieracioides) parasiteert.
Figuur 2. Aantal plantensoorten per decennium
Tabel 1. | Km hok % | |||
1996-2005 | 2006-2015 | |||
Arabis glabra | Torenkruid | 26 | 9 | Duingrasland |
Arabis hirsuta ssp. hirsuta | Ruige scheefkelk | 44 | 27 | Duingrasland |
Bunium bulbocastanum | Aardkastanje | 9 | 0 | Duingrasland |
Clinopodium acinos | Kleine steentijm | 28 | 7 | Duingrasland |
Erigeron acer | Scherpe fijnstraal | 33 | 16 | Duingrasland |
Muscari comosum | Kuifhyacint | 67 | 25 | Duingrasland |
Orobanche picridis | Bitterkruidbremraap | 23 | 9 | Duingrasland |
Trifolium arvense | Hazenpootje | 47 | 16 | Duingrasland |
Viola rupestris | Zandviooltje | 44 | 25 | Duingrasland |
Pyrola rotundifolia | Rond wintergroen | 28 | 16 | kruipwilgstruweel |
Convallaria majalis | Lelietje-van-dalen | 33 | 14 | struweel/bos |
Epipactis helleborine | Brede wespenorchis | 44 | 14 | struweel/bos |
Agrimonia eupatoria | Gewone agrimonie | 47 | 32 | struweel/duingrasland |
Clinopodium vulgare | Borstelkrans | 67 | 28 | struweel/duingrasland |
Nepeta cataria | Wild kattekruid | 26 | 14 | struweel/duingrasland |
Saponaria officinalis | Zeepkruid | 91 | 59 | struweel/duingrasland |
Lathyrus tuberosus | Aardaker | 12 | 5 | struweel/vallei |
Tabel 1. Verspreiding van enige typische en Rode lijst plantensoorten
Bossen
De kaalslag is goed te zien in de ‘doorkijk bossen’: er staan alleen volwassen bomen, de ondergroei van jong hout, struiken en kruiden ontbreekt. Waar hangt nog de geurige bloesem van kamperfoelie (Lonicera periclymenum) in de bomen, waar zijn de opvallende bellen van de hop in het najaar of de bessensnoeren van heggenrank? Zelfs de gewone braam (Rubus fruticosus) die toch flink stekelige bosschages kan vormen, is sporadisch te vinden. Onder de kruiden van het binnenduinbos is het ooit vrij algemene lelietje-van-dalen (Convallaria majalis) een duidelijk geval van destructieve consumptie door herten. Waren er tot omstreeks 2000 nog zeker 24, meestal zeer grote en oude (ook al in 1970) groeiplaatsen, in de laatste inventarisatieronde waren er nog zes groeiplaatsen, waarvan vijf in de periode tot 2010. Daarna resteerde nog één groeiplaats op een noordhelling in het open duin die (nog) niet door de herten omgewoeld was maar in 2017 verdwenen. Want dat is al enige tijd de noodzakelijke gewoonte geworden in de winter: het omwoelen van losse bodems in struwelen en bossen en in het open duin aan randen van stuifkuilen om aan de kost te komen met wortels van de daar groeiende plantensoorten.
Struwelen
In het open duin is de eenstijlige meidoorn opvallend aanwezig met volwassen bomen en een lichting tot bonsai gesnoeide struiken van zo’n twee meter hoog. De daarna te verwachten generatie van meidoorns met een hoogte van enkele decimeters ontbreekt vrijwel. Zo vergaat het ook andere doornige duinstruiken: de rozen (Rosa spec), de zuurbes (Berberis vulgaris) en zelfs de duindoorn (Hippophae rhamnoides). Struiken zonder doorns zoals wilde liguster bieden tot op snuithoogte van het damhert weinig weerstand. De loten worden dan ook intensief begraasd en de bast van de takken geschild. Stoere mannen met een flink gewei drukken de hogere struiken eenvoudig omver. De kaal geschraapte skeletten van vlier (Sambucus nigra) en kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) of de stervende takkenbossen van liguster of kruipwilg blijven enkele jaren overeind om vervolgens geen spoor na te laten, ook niet de ondergroei van schaduwminnende kruiden. Kijk maar eens op het Zegveld of Palmveld waar tot een jaar of vijftien geleden nog vitale ligusterstruwelen de fossiele kwelplekken met hun kleurrijke soortensamenstelling markeerden (Van Til & Mourik, 1999). Met zoveel herten op een kluitje zijn deze velden kale, kleurloze grasvlaktes geworden.
Bij controle van bekende groeiplaatsen van Rode Lijst plantensoorten in kruipwilgstruwelen in de droge binnen- en middenduinen bleek in 2015 en 2016 dat 54 groeiplaatsen van rond wintergroen (met 2524 exemplaren in de periode 2006-2014) volledig verdwenen waren, evenals 49 groeiplaatsen met 262 exemplaren van de duinwespenorchis (Epipactis helleborine ssp. neerlandica). Niet alleen waren deze soorten volledig verdwenen, ook van kruipwilg was nauwelijks meer een levende loot te bekennen, soms nog wat dode takken. Teruggevonden werden in 2015 en 2016 nog zes groeiplaatsen van rond wintergroen (105 planten) en twee van de duinwespenorchis (16 planten in een beschermingskooi en drie ver daarbuiten). De oorspronkelijke typelocatie van de duinwespenorchis in de binnenduinen (Kapteyn den Boumeester, 1989) is daarmee gereduceerd tot de vierkante meters van een beschermingskooi.

Figuur 3. Restant van kruipwilgstruweel (voorgrond) en een beschermingskooi voor kruipwilgstruweel met rond wintergroen en duinwespenorchis, 2016
Zomen
De rand of zoom van struwelen vormt de overgang tussen het zonverwarmde duingrasland en de koelte en luchtvochtigheid van struweel of bos. De struweelzoom is van levensbelang voor een reeks zeldzame duinplanten en dieren maar heeft ook een sterke aantrekkingskracht op de snoepers ofwel browsers die damherten ook zijn. Elke dag een takje hier, een blaadje daar, een kruidje zus, een grasje zo. Zolang er weinig herten zijn ten opzichte van de lengte aan struweelzomen, herstelt de begroeiing zich en heeft begrazing een positief effect op zowel de struiken als de kruiden. Wanneer de snoei echter dagelijks, in zomer en winter plaatsvindt, dan loopt het mis en blijft er geen zoom en ten slotte geen struweel of struik meer over. Dat proces zien we al geruime tijd in de AWD voortschrijden van oost naar zuidwest, zoals de dichtheid van damherten ook ongeveer verdeeld is. Liguster houdt het nog relatief lang vol omdat oude struiken weleens te hoog zijn, maar de vitaliteit en de bloei nemen sterk af. Dit heeft gevolgen voor bijvoorbeeld dagvlindersoorten die alleen maar in de bloeiperiode van liguster vliegen, zoals de zeldzame duinparelmoervlinder en de bruine eikenpage (Mourik, 2015). Een redmiddel is vooralsnog de plaatsing van beschermingskooien.

Figuur 4. Borstelkrans in de zoom van begraasde liguster, 2013
Borstelkrans is een zoomplant van kalkrijke grond. Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen ten zuiden van Zandvoort vormen vanouds de kern van verspreiding in Nederland. In de AWD had deze Rode Lijstsoort tot omstreeks 1995 een areaal van 29 kilometerhokken in de midden- en buitenduinen. Daarna liep de verspreiding fors terug tot 12 kilometerhokken in de periode 2006-2015. Meer nog dan de verspreiding per vierkante kilometer geeft GPS vastlegging van groeiplaatsen met telling van het aantal planten een indruk van de populatie. In 2002 is het kilometerhok Haasvelderduinen nauwkeurig uitgekamd met als resultaat ruim 13.000 planten van borstelkrans op 168 groeiplaatsen. In 2015 en 2016 is hetzelfde kilometerhok met dezelfde methode opnieuw onderzocht. Met veel moeite kon nog een vijftiental groeiplaatsen worden opgespoord (zie kaartjes, figuur 5). Het aantal planten was niet meer goed te tellen omdat de meeste exemplaren minimaal aanwezig waren en nog slechts te herkennen aan de karakteristieke geur en vorm van de resterende bladen. De omvang van de groeiplaatsen kan daardoor onderschat zijn. Herstel is mogelijk zolang de kruipwilg- en ligusterstruwelen blijven bestaan. Maar in 2017 droegen de Haasvelderduinen nog slechts takkenbossen van voornamelijk dood hout.

2002

2016
Figuur 5a en b . Verspreiding van borstelkrans in de Haasvelderduinen (km hok 94-481) in 2002 en in 2016: kleine cirkel (1-10 exx), midden (15-100 exx), groot (> 100 exx).
De tijd dringt
De langdurig hoge dichtheid van damherten heeft de plantengroei van de AWD genivelleerd. De vegetatiestructuur en de soortensamenstelling zijn vereenvoudigd. De voorraad van twijgen, zachte bast en vlezige wortels is door destructieve consumptie sterk afgenomen. De wintervoorraad wordt jaarlijks kleiner. Kruiden, bomen en struiken komen niet meer tot succesvolle verjonging. De wilde liguster die zo belangrijk is als voedselplant voor tal van dieren zoals insecten (nectar) en vogels (bessen) is het grootste slachtoffer. In 2017 was vrijwel alle ligusterstruweel in de AWD op sterven na dood. Struiken zijn door intensieve vraat aan twijgen en bast nauwelijks meer tot bloei of vruchtzetting gekomen. Het zomerse duingevoel van geurende ligusterstruwelen is weg. En wat te denken van duinroosje, de uitbundige bloei en de rozengeur van het Rozenwaterveld? Ook verleden tijd, want de duinroosjes komen door intensieve vraat niet meer tot groei en nog minder tot bloei.
Ondanks het eerste jachtseizoen en sterfte door honger, zwakte en ouderdom was het aantal damherten ook na de winter van 2017 onverminderd hoog (Waternet, 2017-2). Met de jonge aanwas erbij begraasden in zomer en najaar ruwweg 4000 herten de resterende vegetatie weer uitputtend. Duinen en velden liggen er bij als gladgeschoren duingazons, bossen zijn niet meer dan boomkronen op palen en de geurende struwelen verleden tijd. In de nu lopende fase van destructie worden de duinroosjes en de duindoornstruwelen hard aangepakt evenals de restanten van de ligusterstruwelen, de soortenrijke kruipwilgstruwelen en de duingraslanden in het westen en zuiden (Van Til & Mourik, 1999). En wat vreten de herten in de winter? Inderdaad, de voorraad aan wortels en winterknoppen voor de planten van het volgende jaar alvast.
Enkele jaren geleden zijn maatregelen genomen om de groei en bloei van planten zoveel mogelijk te ontzien en de bloembezoekende insecten en kleine grazers en knabbelaars zoals konijnen, muizen, rupsen en sprinkhanen ook nog enig voedsel te bieden. De koeien en de schapen zijn het duin uit, het maaibeheer is verminderd. Rondom bijzondere plantensoorten en belangrijke nectarstruiken zijn enkele hoge beschermingskooien geplaatst. Maar in effectiviteit en oppervlakte zijn deze maatregelen niet meer dan druppels op een gloeiende plaat. De Amsterdamse Waterleidingduinen lijden aan ernstige bloemarmoede en snakken naar het einde van de intensieve begrazing. De tijd dringt, meer dan ooit.
Dr. Joop Mourik
E: joopmourik@gmail.com
Noot
Het aantal soorten is een voorlopige opgave omdat het soortbegrip in de Flora van Nederland tussen editie 16, 1970 en editie 23, 2005 nogal eens gewisseld is. De eenduidige definitie van enkele soorten vergt nog nadere analyse die tot herziening en verandering van aantal kan leiden.
Literatuur
BOERMAN, M.O., 1975. 10 jaar botanische inventarisatie in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Gemeentewaterleidingen, Amsterdam.
KAPTEYN DEN BOUMEESTER, D.W., 1989. Orchideeënonderzoek in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Eurorchis 1:82-92.
MEIJDEN, R. van der, 2005. Heukels’ Flora van Nederland, editie 23. Wolters-Noordhoff, Groningen
MOURIK, J., 1989. Botanische inventarisatie van de Amsterdamse Waterleidingduinen 1976 – 1986. Gemeentewaterleidingen, Amsterdam.
MOURIK, J., 2015. Bloemplanten en dagvlinders in de verdrukking door toename van Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. De Levende Natuur, 116: 185-190
MOURIK, J., 2002. Diversiteit en landelijke status van de flora in de AWD in Hootsmans M.J.M. ed., Van Zeereep tot binnenduin, Gemeentewaterleidingen, 2002
MOURIK, J., 2017. Damherten en flora Amsterdamse Waterleidingduinen. Tussen Duin & Dijk, 16 3:4-7
REUSSIEN, B., 2013. Effect van damhertbegrazing op nectar- en waardplanten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Hogeschool Vilentum, Dronten & Waternet, Amsterdam
TIL, M. VAN & J. Mourik, 1999. Hiëroglyfen van het zand. Vegetatie en landschap van de Amsterdamse Waterleidingduinen.
WATERNET, 2017-1. www.waternet.nl, geraadpleegd 2017-01-22
WATERNET, 2017-2. www.waternet.nl, geraadpleegd 2017-10-15