Van depopuleren tot rewilden
Rolf Roos
Herten en konijnen krijgen door de eeuwen heen zeer wisselende waarderingen. Het bewust uitzetten of opfokken in duingebied voor jacht, vlees en bont leidde tot hertenheiningen (18e eeuw, Noord-Kennemerland) en speciale wallen met sloten om de konijnen niet in de akkers achter de duinen te laten komen. Het plezier of de profijt van de een was niet zelden de narigheid voor de ander.
Regelmatig werden populaties van een diersoort zo groot (of zo groot geacht), dat men vanuit een bepaald belang (zoals het tegengaan van verstuiving) opriep tot ontvolken, uitroeien, of meer eufemistisch en ouderwets: het ‘depopuleren’ van het duin. Dit uitroeien werd tevergeefs geprobeerd met konijnen in 18e en 19e eeuw, een tijd waarin het konijn zelfs ideologische tegenstand ondervond als representant van de grafelijkheid, met alle bijbehorende feodale associaties. Anno 2015 is gedeeltelijke depopulatie van damherten weer actueel in de Amsterdamse Waterleidingduinen (de lobby voor Rewilding Europe wil wel een bovental naar elders afvoeren). Ook konijnen in graslanden en dijken van de Maasvlakte zijn een probleem voor de beheerders daar. Inzetten van fretten en bejagen is dweilen met de kraan open. Zo rijst de vraag: kan dat overschot van daar niet naar het duin waar door ziektes juist te weinig konijnen zitten? De dieren van industriegebied naar de natuur?
Interessant zijn de afwegingen die nu bij beheerders plaatsvinden. Zo hadden beheerders en onderzoeker op 5 september 2014, in het gebied Meijendel (Dunea) en meeting (‘veldwerkplaats’) incl. kennis uitwisseling en meningsvorming. Goede initiatieven. Zie de site van de VBNE.
Uit het verslag van die dag halen we enkele saillante punten.
“Begrazing wordt al langere tijd ingezet om duingebieden open te houden. De vegetatiestructuur wordt zo weliswaar positief beïnvloed, maar er is nauwelijks effect op kruidenrijkdom en voedselkwaliteit van planten. Om gewenste effecten te bereiken moet begrazing dan ook heel gericht ingezet worden. Ook is er dynamiek nodig om het duinlandschap te beheren en te behouden. Het algemene beeld is dat begrazing goed in staat is de vergrassing terug te dringen en de vegetatie in de duingraslanden open te houden. De effecten op bloemrijkdom, bodemfauna, vlinders en broedvogels zijn echter minder eenduidig. Sommige soorten lijken te profiteren, maar veel andere niet.”
Dit citaat is sterk in overeenstemming met de algemenere conclusies in een evaluatierapport over begrazing (zie de recensie elders op deze site). De voorzichtige taal verhult enigszins dat de resultaten van met veel trompetgeschal ingezette beheermaatregelen wel eens tegenvallen of niet goed meetbaar zijn. Een van de ad hoc oplossingen om toch resultaat te boeken is het bevorderen van instuiving van (kalkrijker) zand d.m.v. plaatselijke stuifkuilen. Dergelijke (kleinschalige) dynamiek lijkt essentieel voor de rijkdom van het duin. Om die te bevorderen komt verder, naast de optie van de wild struinende recreant (minder geliefd bij beheerder), lokaal plaggen en afgraven, ook het konijn steeds weer om de hoek kijken. Maar wat te doen met de vaak veel te lage natuurlijke aantallen?
“Kweken is mogelijk lastig omdat konijnen in een soort van gevangenschap weinig stress-tolerant zijn en bovendien is het een dure oplossing. Aan de andere kant is nader onderzoek naar het uitzetten van konijnen misschien een goed idee. De komende jaren wordt op kleine schaal met bijplaatsing van konijnen in Voornes Duin geëxperimenteerd. De konijnen worden weggevangen op de Maasvlakte, waar ze voor overlast zorgen door veiligheidsdammen te ondergraven.”
Gaat het konijn de dubbele omslag van invoeren (13e eeuw) naar depopuleren naar rewilden meemaken?