De Beer. Een dure les
Naar natuurgebied De Beer kunnen we niet meer, want dat is bedolven onder Europoort. Toch willen we volgers van duinenenmensen.nl dit verhaal van Kees Vertegaal niet onthouden. De Beer ontbreekt in ons landelijke overzichtsboek Bloeiende duinen. In Duinen en mensen Voorne hadden we te weinig ruimte voor dit ooit beroemde natuurgebied dat bovendien echt buiten Voorne lag. Maar wel voor De Kleine Beer en de (nieuwe) Slikken die zich later vormden! (red.)
(Door Kees Vertegaal)
De Beer, het legendarische, uitgestrekte complex van duinen, schorren en slikken in de monding van de Maas, is geschiedenis geworden. Het verdween ruim vijftig jaar geleden bij de aanleg van Europoort, een van de vele uitbreidingen van het Rotterdamse haven- en industriegebied. Waar eerst groenknolorchis groeide, visdieven broedden en zeehonden rustten, liggen nu zeehavens, oliereservoirs, raffinaderijen en drukke verkeersaders. Een enorm industrieel landschap, ’s nachts verlicht als een gigantische omgevallen kerstboom. We staan stil bij De Beer, een Zuid-Hollands duingebied dat er niet meer is.
Dertien vierkante kilometer duin, schor en slik
De jaren dertig van de vorige eeuw waren de hoogtijdagen van De Beer. In die tijd besloegen stranden, duinen, slikken, schorren en moerassen bij elkaar ruim 13 vierkante kilometer, meer dan twee keer zo groot als de Kwade Hoek op Goeree. De Kwade Hoek is het enige gebied langs de Zuid-Hollandse kust dat landschappelijk gezien verwant is aan het vroegere De Beer. In de jaren 40 kwamen de eerste grote aanslagen. Het kilometerslange schorren- en slikkengebied achter de duinen, langs de noordrand van de geleidelijk verzandende Brielse Maas werd ingepolderd.
Rond 1957 werd definitief besloten de haven van Rotterdam ten koste van De Beer zeewaarts uit te breiden. Op dat moment bestond De Beer vooral uit een duingebied annex strandhaak van ongeveer vijf kilometer lang. Het strekte zich uit van de Nieuwe Waterweg tot de monding van de Brielse Maas, het Brielse Gat.
De Beer an den Houck van Hollandt
Tot de vijftiende eeuw was de monding van de Maas bij Rotterdam een breed estuarium met diepe geulen. Daarna verlegde het rivierwater geleidelijk zijn koers. Het meeste rivierwater ging via het Haringvliet naar zee. De oude monding werd smaller en ondieper, en verschoof in zuidelijke richting. Aan de noordwestkant ontstond een kilometerslange zandbank tussen de rivier en de Noordzee. De naam ‘De Beer’ stamt uit die tijd: een beer is een oud woord voor een al of niet natuurlijke waterkering of een dam tussen twee wateren. De strandhaak werd ook wel Hoek van Holland genoemd. De huidige kustplaats met die naam bestond toen nog niet. De Beer werd langer en breder; met de rest van de gestaag ondieper wordende Maasmond vormde het een barrière voor de scheepvaart. In de jaren 1866-1872 werd de Nieuwe Waterweg gegraven: dwars door het duin werd een meer landwaarts gelegen bocht van de Maas verbonden met de Noordzee. De Beer werd afgesneden van de duinen van het Hollandse vasteland en werd een schiereiland aan de westpunt
van Rozenburg.
De aanleg van de Nieuwe Waterweg was in eerste instantie een forse aantasting van De Beer. Maar daarna bleek het verrassend genoeg juist te leiden tot versnelde kustaangroei. Rivierwater en getijstromen gingen nu vooral via de Nieuwe Waterweg waardoor de Brielse Maas nog sneller verzandde. De Beer groeide naar het zuiden uit en langs de noordelijke oever van de rivier ontwikkelde zich een brede zoom van slikken, schorren, gorzen en moerassen.
Vogeleiland
Het moet geweldig zijn geweest om als natuurliefhebber zwerftochten over De Beer te maken. Stel je eens voor hoe weids en dynamisch het moet zijn geweest. Bijna niet aangeraakt door mensenhanden – een groot verschil, ook toen al, met andere grote duingebieden. Een wereld van zee, wind, zand en vogels. De horizon nog ongerept. Geen dammen, kranen en windturbines. Alleen een schip op zee, af en toe. Rust en eenzaamheid. Mensen kwamen er bijna niet. Er was geen boerenland, geen bedrijvigheid, niets. Je kon er alleen met een pontje vanuit de Berghaven van Hoek van Holland komen.
De Beer was in de eerste plaats een vogelparadijs, een eldorado voor kustbroedvogels. Meeuwen, kluten, plevieren, en vooral: veel sterns. Op het hoogtepunt broedden er 400-500 dwergsterns, 10.000-20.000 visdiefjes en 5.000-10.000 grote sterns. Een absolute topper was het broeden van de lachstern. Enkele decennia waren er bijna jaarlijks enkele paartjes. Na de teloorgang van De Beer heeft deze, ook internationaal gezien, zeer schaarse soort niet meer in ons land gebroed.
Ook botanisch was De Beer speciaal. Verspreid van zee naar land, van rivier naar polder kon je een breed scala aan plantengemeenschappen aantreffen die bol stonden van de zeldzame soorten. Op de enorme strandvlakten met jonge duintjes groeiden blauwe zeedistel, zeewinde, zeewolfsmelk en de zeldzame gele hoornpapaver. Verderop mooie, jonge vochtige duinvalleien met erkende schoonheden duizendguldenkruid, parnassia, moeraswespenorchis, groenknolorchis en slanke gentiaan. Tenslotte de schorren en brakke moerassen met zilt torkruid, zeeaster en heemst.
Niet voor niets genoot De Beer de grote belangstelling van vooraanstaande vogelliefhebbers, pioniers van de vogelfotografie en natuurbescherming als Jac. P. Thijsse, Niko Tinbergen, Jan P. Strijbos en andere coryfeeën uit die tijd.
Een natuurmonument verdwijnt
Op 6 juli 1935 werd de Stichting Natuurmonument De Beer opgericht, op initiatief van het Ministerie van Economische Zaken. Hooggeplaatste natuurliefhebbers, waaronder Van Tienhoven, voorzitter van de Vereninging Natuurmonumenten, en medewerkers van Staatbosbeheer, hadden hiervoor geijverd. De rentmeester van de Dienst der Domeinen, dat toen onder EZ ressorteerde, werd de eerste voorzitter. Het beheer van het gebied werd door Domeinen aan de Stichting overgedragen. De natuurbeschermers hadden hun zin: De Beer was definitief veilig gesteld. Tenminste, dat dachten ze, want het tij begon korte tijd later te keren.
Ondanks de instelling van het natuurmonument begon Domeinen in 1939 met de voorbereiding van het inpolderen van het Rietgors, het grote zuidoostelijk gelegen brakke rietmoeras. Het plan was om hier nieuwe landbouwgrond te creëren. Het bestuur van de Stichting Natuurmonument De Beer verzette zich hier op alle mogelijke manieren tegen. Het bleek echter niet duidelijk of het Rietgors wel tot het Natuurmonument behoorde. Ook de dubbelrol van de voorzitter, die naast de Stichting ook Domeinen vertegenwoordigde, werkte niet mee. Inmiddels was de Tweede Wereldoorlog begonnen. Ten behoeve van de voedselvoorziening, waterbeheersing en deel toegankelijkheid van de verdedigingswerken van de Atlantikwall in de duinen drukte de Duitse bezetter in de inpoldering er in 1941 door. In 1943 was de inpoldering gereed en was de Nieuwe Polder of Pan- en Krimpolder een feit.
Meteen in 1940 waren de Duitsers begonnen met het bouwen van de eerste versterkingen in het duingebied. Daarna werden batterijen met zeer zwaar geschut geplaatst. Als onderdeel van de Atlantikwall werden in 1943 nog meer versterkingswerken gebouwd. Een centrale rol hierin had het zogenaamde ‘Kernwerk’, een enorm bunkercomplex dat zwaarst verdedigde stelling langs de Nederlandse kust was, mogelijk zelfs van de hele Atlantikwall. Daarnaast werd een kilometers lange betonnen muur gebouwd en werd een groot aantal driehoekige betonnen dingen op het strand gezet om landing van geallieerde schepen tegen te gaan, de zogenaamde ‘Rommelasperges’. Na afloop van de oorlog bleek De Beer zwaar aangetast. Men startte onmiddellijk met een grote schoonmaak. Door inzet van Duitse gevangenen en gedetineerde collaborateurs werden gebouwen en andere verdedigingswerken gesloopt, bunkers met zand agedekt en mijnenvelden geruimd. Rond 1950 was De Beer weer bijna even fraai als voor de oorlog en had de broedvogelstand zich goeddeels hersteld.
Ook de economie herstelde zich snel. Al in de tweede helft van de jaren veertig werden plannen gemaakt om de Rotterdamse haven uit te breiden. Na het Botlekplan werden in 1956 de eerste tekeningen gemaakt voor de aanleg van Europoort. Van meet af aan was duidelijk dat dit het einde De Beer zou betekenen. In enkele jaren tijd werden plannen uitgewerkt en besluiten genomen. Economische groei, uitbreiding van bedrijvigheid, meer welvaart en werkgelegenheid hadden in die tijd van wederopbouw de hoogste prioriteit. Opnieuw deden natuurbeschermers hun best om het onheil af te wenden. Maar ze stonden politiek en juridisch te zwak. De Beer was nog steeds eigendom van Domeinen en de status als natuurmonument – in 1946 nog bekrachtigd door de tijdelijke gemeenteraad van Rotterdam – bleek opnieuw een wassen neus. Er werd informatie achtergehouden, er werden wat spelletjes gespeeld en er werd met argumenten gegoocheld. De uitkomst stond vast. De vooruitgang had voorrang. Het bestuur van de Stichting Natuurmonument De Beer bood weinig weerwerk. Er werd compensatie geboden door andere natuurgebieden, waaronder de Kwade Hoek en de Westplaat, een beschermde status te geven. Een aantal kwam in beheer bij de Stichting. In 1958 werd begonnen met de aanleg van Europoort. Op 1 januari 1964 werd natuurmonument De Beer formeel gesloten.
De Kleine Beer
Een klein stukje is van de Beer overgebleven. Het ligt tegen de noordoostkant van de Brielse Maasdam, langs het Brielse Meer. Je kunt het zien vanaf het fietspad aan de oostkant van de dam, aar er niet in. Het is twaalf hectare klein, minder dan één honderdste van de omvang van De Beer in de jaren dertig van de vorige eeuw. Een recreatiegebiedje aan de oostkant ervan, aan de Krimweg, stamt eveneens af van Beer, en geeft een idee hoe de Kleine Beer uit ziet. De Kleine Beer is een overblijfsel van Rietgors, een stukje dat in de jaren veertig niet is ingepolderd. Het is nu een heel rustig, bosrijk gebied. Alle dynamiek van zee en rivier zijn er verdwenen. De bochtige Vogelkreek en de Kleine Kreek herinneren nog aan het getijdenlandschap van zestig, zeventig jaar geleden. Tussen de wilgen- en berkebossen zijn stukken rietland en vochgtieg graslanden waar dankzij zorgvuldig maaibeheer nog natte duinvalleiplanten als moeraswespenorchis, parmassia en addertong te vinden zijn. |
In 2007 schreef Ed Buijsman het fraai geïllustreerde boek ‘Een eersteklas landschap. De teloorgang van natuurmonument De Beer’. Het boek is een indringend verslag van de manier waarop de natuurbescherming het in de jaren na de Tweede Wereldoorlog aflegde tegenover de belangen van het economisch herstel en de haven van Rotterdam. Hoe jammer het ook is dat De Beer er niet meer is, we lijken er met zijn allen toch wel iets van geleerd te hebben. Maasvlakte 2 is aangelegd in zee waardoor geen duingebied meer hoefde te worden opgeofferd. Binnen het havengebied is zelfs ruimte voor enorme meeuwenkolonies – de grootste van Noordwest-Europa – voor visdieven, kluten, rugstreeppad en groenknolorchis en andere orchideeën.
Verder lezen
- ‘Een steert sands’ (2017) – een uitstekend verhaal van Frans Beekman en Ed Buijsman over de landschapsontwikkeling bij Hoek van Holland en De Beer uit het tijdschrift Het Nederlands Landschap
- Website over De Beer van Ed Buijsman
- Zie ook: Wandeling hotspot Maasvlakte
Zie ook een diaserie over de Beer:
https://vimeo.com/showcase/6559427/video/861712309
Ook nog een film over de Beer:
https://vimeo.com/showcase/6559427/video/858684361