De Mongolen van Callantsoog, 1943-1945
Dan van Lunsen
(Dit artikel over de Turkestanen is gepubliceerd in de Clock van Callens-oooghe, nr. 2, juni 2015 en nr. 3, september 2015.)
In de bijna 30-jarige geschiedenis van De Clock kwam het met een zekere regelmaat aan de orde. De aanwezigheid van Russische militairen in Callantsoog en omgeving gedurende de oorlogsjaren 1943-1945. Door de inwoners van het dorp voor Mongolen aangezien en ook zo genoemd. Voor de inwoners van Schagen ging het zelfs om Hunnen en Japanners. Ook in De Clock van maart 2011, in het artikel “Terugblik ’40 – ‘45” van de hand van Lucas Pouwels, vinden we een verwijzing naar de aanwezigheid van Russisch personeel van de Duitsers in Callantsoog. Citaat: “Volgens Wielek waren het Georgiërs, krijgsgevangenen, die tot dienst neming in het Duitse leger geprest waren”. Georgiërs waren het niet, net zo min als Russen, Mongolen, Hunnen, Japanners en Afghanen. Ook het pressen, zoals Wielek veronderstelde, ligt genuanceerder. Kortom wie waren deze militairen uit het oosten, hoe kwamen ze in Callantsoog, wat deden ze er en hoe verging het hen verder.
Miljoenen krijgsgevangenen
“Operatie Barbarossa”, de Duitse veldtocht in de Sovjet-Unie die op 22 juni 1941 begon, was tot eind 1942 zeer succesvol. Nog voor het einde van 1941 had de Duitse Wehrmacht Leningrad omsingeld, stond het voor de poorten van Moskou en bedreigde zij 1100 kilometer zuidelijker de havenplaats Rostov aan de Zwarte Zee. Het gevolg was dat tussen de drie en vier miljoen militairen van het Rode Leger krijgsgevangen werden gemaakt. Een aantal waarop het Duitse leger niet was berekend. Daarnaast ging het binnen de Nationaal Socialistische ideologie om “untermenschen” die weinig recht op enige opvang en verzorging hadden. Deze krijgsgevangenen kregen dan ook te maken met mensonterende toestanden in de door de Duitsers haastig opgezette krijgsgevangenkampen. Duizenden lieten het leven ten gevolge van verhongering, mishandeling, executies en allerlei ziekten. Kannibalisme was niet ongewoon. Ook van het thuisfront hoefde men geen steun te verwachten. De Sovjet-Unie had geweigerd om de Geneefse Conventie van krijgsgevangenen (1929) te ondertekenen. Daarnaast werden de krijgsgevangenen door Stalin als verraders beschouwd omdat zij zich niet dood hadden gevochten. Overigens namen de Duitsers de Geneefse Conventie ook niet al te serieus. In enkele kampen bedroeg het sterftecijfer onder de militairen van het Rode Leger zelfs 80%.
Hilfswilligen
Naast deze mensonterende toestanden in de kampen leefden er onder krijgsgevangenen uit een aantal Sovjetdeelrepublieken sterke nationalistische en onafhankelijkheidsgevoelens. Ook waren velen de jarenlange terreur van Stalin zat. Bij de meeste bestond een grote afkeer tegen het communisme als gevolg van de politiek van russificatie, de gedwongen collectivisatie van de landbouw en onderdrukking van godsdienst. Door toenemende verliezen van het Duitse leger aan het Oostfront ontstond er een grote behoefte aan aanvullend personeel zowel voor het Duitse leger als voor de Duitse binnenlandse arbeidsmarkt. De Duitsers speelden handig op de nationalistische en religieuze gevoelens van de krijgsgevangen in en grote aantallen liepen op basis van vrijwilligheid over. Anderen traden uit lijfsbehoud vrijwillig toe. Vele van deze zogenaamde “Hilfswilligen” (Hiwis) deden als kok, chauffeur of verpleger dienst binnen de ondersteuningstroepen van het Duitse leger.
Osttruppen
Al in oktober 1941 werd door het Oberkommando des Heeres (OKH), het operationele bevel over de Duitse Wehrmacht, besloten om Russische, Oekraïnse en Wit-Russische krijgsgevangenen achter de frontlinies gewapend in te zetten tegen partizanen. In het najaar van 1941 werden Estse, Letse en Litouwse eenheden door het Duitse leger in dienst genomen. In de winter van 1941-1942 werden deze eenheden ingezet in de voorste frontlinies waarbij zij opvielen door hun uitstekende prestaties. Naar aanleiding hiervan ontstond in december 1941 de eerste “Freiwillige Verbände” waarmee gewapende Russische hulptroepen hun intrede in het Duitse leger deden. Hiermee werd de basis gelegd voor de zogenaamde “Osttruppen” welke bestonden uit krijgsgevangenen uit eenheden van het Rode Leger.
Deze Ostruppen waren onverdeeld in een “Ostbataillone” en een “Turk-Bataillone”. Het Ostbataillone bestond vooral uit etnische Russen, Wit-Russen en Oekraïners en zou uiteindelijk 300.000 man tellen. Het Turk-Bataillone bestond uit minderheidheidsvolkeren uit de Kaukasus. Deze niet etnische Russen werden binnen het Turk-Bataillone per nationaliteit ondergebracht in zes “Ostlegionen”. Zo ontstonden een Turkestaans, Azerbeidjaans, Noord-Kaukasische, Georgisch, Armeens en Wolga Tataars Legioen. De totale sterkte van het Turk-Bataillone bedroeg 700.000 man.
Een Ostlegion bestond op haar beurt weer uit verschillende bataljons die circa 1000 manschappen telden. Deze bataljons stonden onder leiding van een Duitse Majoor of Kapitein. Een bataljon bestond weer uit compagnieën van circa150 man en deze op haar beurt weer uit pelotons van circa 30 man die onder leiding van een Sergeant stonden. De kleinste eenheid was een sectie van acht tot tien man. Toch niet geheel gerust op de loyaliteit van deze voormalige Sovjetmilitairen werden zij door de Duitse legerleiding weinig aan het front en vooral in het achterland geplaatst. Zodoende verschenen er in maart 1943 vreemde figuren in Callantsoog.
Osttruppen | Ostbataillone | Ostlegione | Infanterie-Bataillone |
Turk-Bataillone
|
Turkestanisches Legion | Turkestanisches Infanterie- Bataillone (33) | |
Aserbajdshanisches Legion | Aserbajdshanisches Infanterie-Bataillone (15) | ||
Nordkaukasisches Legion | Nordkaukasisches Infanterie-Bataillone (9) | ||
Georgisches Legion | Georgisches Infanterie-Bataillone (14) | ||
Armenisches Legion | Armenisches Infanterie-Bataillone (13) | ||
Wolgatatarisches Legion | Wolgatatarisches Infanterie-Bataillone (8) |
Schematische overzicht Osttruppen met het aantal Bataillone volgens opgave van George Tessin: “Verbände und Truppen der deutschen Wehrmacht und Waffen-SS im Zweiten Weltkrieg 1933-1945”.
Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787
Mouwemblemen van het Turkestanisches Legion in Duitse krijgsdienstHet Turkestanisches Legion voerde als symbool van herkomst de moskee Shàh-i Zindeh in Samarkand (Oezbekistan). Het bestond uit meer dan 30 bataljons waaronder Infanterie-Bataillion 787. Dit bataljon werd op 21 december 1942 te Legionowo bij Warschau (Polen) opgericht. De commandant was Major Eugen Kendzia. De totale sterkte bedroeg 1100 manschappen die afkomstig waren uit Oezbekistan, Turkmenistan, Tadzjikistan, Kirgizië en Kazakstan en die onder de verzamelnaam Turkestan werden aangeduid. Door de Duitsers waren deze manschappen op grond van hun herkomst in aparte compagnies ondergebracht al was het alleen maar om onderlinge etnische twisten te voorkomen. Het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787 kreeg te Legionowo gedurende drie maanden een militaire training waarin zij onder andere de commandotaal in het Duits leerden. De gevechtstaal bleef Russisch en ook verder werd alleen Russisch gesproken. In maart 1943 vertrok het Bataillion naar Nederland waar het deel zou gaan uitmaken van de Duitse 347.Infanteriedivision. Deze Infanteriedivision was op 3 oktober 1942 als “bodenständige Division für die Niederlande” opgericht voor garnizoenstaken in Nederland en vooral belast met de verdediging van de Nederlandse kust vanaf de sector IJmuiden tot aan de Waddeneilanden. Tactisch en operationeel viel het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787 echter onder de Küstenverteidigungsabschnitt (KVA) Schagen met haar hoofdkwartier aldaar in het Heerenbosch (Herenbosstraat).
Op 15 maart 1943 arriveerde de 2e Compagnie van het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787 op het station in Schagen. De bevolking van Schagen welke na bijna drie jaar bezetting door Duitse troepen inmiddels wel wat gewend was, keek dit keer toch vreemd op. Zo valt in het boekje “Schagen in Oorlogstijd” (1946) te lezen:
Treinen vol Mongolen kwamen in Schagen aan. De ‘Japaneezen’ zijn aangekomen!, zeiden de Schagers. Maar de witte paardestaart met de halve maan, die zij op de wagons geschilderd hadden, wees uit, dat we hier met echte Hunnen van doen hadden! Lachwekkend waren de toneeltjes, die zich dan op het station afspeelden. Er was niet de minste discipline. Kon het ook anders, waar deze Mongolen en Duitse officieren elkaar niet verstaan konden. Ook treinen met Brits-Indiërs zagen we passeren, die voor Texel bestemd waren, de tulband op het hoofd. Hulpvolken die zich voor de Duitse oorlogswagen lieten spannen? De Oost-Compagnie der N.S.B.-ers had hier zijn voorbeeld. Of gepreste krijgsgevangenen, misleidde ellendigen? Hun later gedrag versterkte ons in die mening.

Aankomst van de 2e Compagnie van het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 in Schagen op 15 maart 1943. Hier marcheren zij over de Gedempte Gracht in de richting van de Grote Markt op weg naar Callantsoog. De foto werd heimelijk gemaakt door de bekende fotograaf Niestadt vanuit zijn boven de winkel gelegen huiskamer (foto Niestadt Beeldbank, Zijpermuseum).
Kort na aankomst werd het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 als volgt gelegerd:
- Staf en Stafcompagnie te Hargen.
- 1e Compagnie Egmond aan Zee.
- 2e Compagnie Callantsoog.
- 3e Compagnie Schoorl.
- 4e Machinegeweer compagnie Bergen aan Zee.
Na enkele reorganisaties te hebben doorgevoerd was de situatie op 26 mei 1943:
- Staf en Stafcompagnie te St. Maartensvlotbrug (Het Wildrijk en Het Ananas).
- 1e Compagnie Callantsoog (o.a. Zwanenwater).
- 2e Compagnie Petten.
- 3e Compagnie Schoorl
- 4e Compagnie De Stolpen.
De 1e, 2e en 4e Compagnie maakten deel uit van de “Unterabschnitt Callantsoog”. De 3e Compagnie viel onder de Stützpunktgruppe Schoorl. De totale sterkte van de in Callantsoog gelegerde 1e Compagnie bedroeg op 26 mei 1943 26 onderofficieren en 140 manschappen. Naast hun eigen persoonlijk wapen in de vorm van een geweer of pistool hadden zij tevens de beschikking over 12 zware mitrailleurs (MG) en 6 granaatwerpers. In mei 1943 was de 1e Compagnie in Callantsoog als volgt ondergebracht:
A = Widerstandsnest (WN), is bunkercomplex in de duinen. Stützpunkt (Stp) XIII HM is Marine Seezielbatterie Callantsoog aan de Voordijk.
B = Plaats
C = Aantal officieren
D = Aantal onderofficieren
E = Aantal manschappen
A | B | D | E | F |
Stp XIII HM | Voordijk | 0 | 6 | 30 |
WN 23cHL | Callantsoog | 0 | 3 | 20 |
WN 23aH | Kieftenglop/dorp | 0 | 10 | 36 |
WN 28H | Zwanenwater | 0 | 7 | 54 |
Totaal | 0 | 26 | 140 |
Naast de 1e Compagnie van het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787 waren er ook nog Duitse eenheden van de 3e, 13e en 15e Compagnie van het Festungs-Grenadier-Regiment 860, de 2e Compagnie van Artillerie-Regiment 347 en de 7e Compagnie van Marine Artillerie-Abteilung 607 in Callantsoog gelegerd waarmee de totale bezetting van het dorp uit kwam op drie officieren, 55 onderofficieren en 318 manschappen. Op de Duitse eenheden zal in het kader van dit artikel niet verder worden ingegaan. Wel is voor het verdere verloop van belang om te vermelden dat uit het Turk-Bataillone eveneens in Nederland gelegerd waren:
Situatie op 6 juni 1944 (D-Day):
- Het Nordkaukasisches Infanterie-Bataillon 803 met circa 1000 manschappen op Texel.
- Het Armenisches Infanterie-Bataillon 809 met 859 manschappen op Zuid-Beveland.
- Het Armenisches Infanterie-Bataillon 812 met 959 manschappen in West-Brabant.
- Het Georgisches Infanterie-Bataillon 822 met circa 800 manschappen te Zandvoort.
- Het Wolgatatarisches Infanterie-Bataillon 826 met circa 750 manschappen op Oostvoorne.

Een inspectie van Turkestaanse militairen door een Duitse officier en onderofficier. Behalve de vierde persoon van rechts naar het lijkt niet echt het toonbeeld van discipline (foto, origineel in Das Bundesarchiv, Koblenz).

Turkestaanse militairen van het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 in juni 1944 in Hotel Café Restaurant “Jagerslust” te St. Maartensvlotbrug. Op grond van hun etnische voorkomen is het niet verwonderlijk dat zij door de inwoners van de Zijpe en Callantsoog voor Mongolen werden aangezien. Inwoners van Schagen dachten zelfs met Japanners van doen te hebben. De soldaten op de linker foto dragen nog een Sovjetuniform wat van Duitse rangtekens is voorzien. De soldaten op de rechter foto dragen een Duits uniform (foto K. Homan, voormalig uitbater HCR Jagerslust, via Ben van Kralingen).
Drie keer begraven
Op grond van hun etnische voorkomen werden de Turkestaanse militairen door de bevolking van Callantsoog voor “Mongolen” en soms ook voor “Afghanen” aangezien en over het algemeen gemeden. Temeer ook omdat ze geen woord Nederlands spraken en slechts een enkel woord Duits wat meestal niet verder kwam dan de aangeleerde commandotaal. Een gezellig praatje met de locale bevolking zat er dan ook niet in. Daarnaast zouden ze in een vrij korte tijd, uitzonderingen daargelaten (zie o.a J. de Vries, Intocht vanuit het Oosten, De Clock nr.1 maart 2005), een tamelijk slechte reputatie opbouwen. Plunderingen en berovingen van burgers in de omgeving was hen niet ongewoon. Bij onderlinge twisten kwam het nog wel eens voor dat ze elkaar overhoop schoten. Zo schoot op 17 augustus 1943 Gruppenführer Adulajew zijn Zugführer Rasikow het graf in. Beiden behoorden tot de 1e Compagnie en waren op dat moment in Callantsoog gelegerd. Zo wie zo waren ze wat “trekkergevoelig” want het niet opvolgen van een eerste sommatie om halt te houden werd prompt gevolgd door een kogel. Dit overkwam de achtentwintigjarige heer Vlietstra in het Zand. Na een sommatie tot stoppen niet te hebben gehoord werd hij door een Turkestaan prompt van zijn fiets geschoten. Enkele uren later bezweek hij aan de verwondingen. Ook meisjes en vrouwen werden nog wel eens lastig gevallen hoewel het de Turksetanen door de Duitsers was verboden om met arische vrouwen om te gaan. Zo maakten op 17 september 1943 een vijftal militairen van het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 zich in Julianadorp schuldig aan de beroving van een familie gevolgd door een zeer ernstig zedendelict. Dit alles onder dreiging van een pistool en geweren. De vijf daders werden na twee dagen opgepakt en tijdens een kort proces voor een, in opdracht van het General Kommando van de Wehrmacht geformeerde krijgsraad ter dood veroordeelt. De executie vond plaats in de ochtenduren van 14 oktober 1943 waarna zij onmiddellijk geheel ontkleed en ongekist werden begraven op een afgescheiden gedeelte van de begraafplaats in Huisduinen. Hierbij ging het om Rachmet Chalikow, 24 jaar oud, Mukasch Saginbaew, 24 jaar oud, Chalge Matzakow, 28 jaar oud, Berdi Kotschmuratow, 27 jaar oud en Asangali Umursakow, 23 jaar oud. Meer dan 4000 kilometer van huis kwam er een einde aan hun leven. In de begraafplaatsadministratie werd door de Duitsers expliciet vermeld: “standrechtlich erschossen”. Op 30 juni 1949 werden hun stoffelijke resten herbegraven op het Russische ereveld van de Gemeentelijke begraafplaats “Rusthof” in Oud-Leusden (Amersfoort). Dit schoot de Sovjetregering kennelijk in het verkeerde keelgat want na protest werden zij in november 1949 alsnog bijgezet op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn (Venray). In de optiek van de Sovjetregering ging het immers om collaborateurs.

Naar aanleiding van dit zedendelict werd er in “Huize Buitenzorg” aan de Stolperweg 31 een “Puff” (Wehrmachtbordeel) voor de Turkestanen ingericht. In 1912 was “Huize Buitenzorg” als tehuis voor ouden van dagen geopend. In september 1979 brandde het af waarna het werd gesloopt. Op dezelfde locatie staat nu het appartementencomplex genaamd “Swanenwater” (foto via Jan van Tongeren).
Recht gut
Buitensporige gedragingen van en incidenten met Turkestanen vonden, vooral in het laatste oorlogsjaar toen de discipline steeds meer te wensen over liet, vaker plaats. Naast hun over het algemeen slechte reputatie waren het aldus de locale bevolking “gruizige lieden” die lastig waren wanneer ze in een kennelijke staat van beschonkenheid verkeerden. Iets wat nogal eens voor kwam. De vrouwelijke inwoners van St. Maartensvlotbrug prijsden zich zelfs gelukkig dat er twee hoeren in het dorp woonden en zij daardoor redelijk met rust werden gelaten. Toch hadden de |Turkestanen volgens de bevolking van de Zijpe ook wel hun charmes al was het alleen maar door hun Russisch gezang in de nacht.
Desalniettemin waren de Duitsers wel tevreden met deze, in de ogen van de bevolking rare snoeshanen want in een eerste Duits rapport over deze eenheid werd vermeld dat de stemming “recht gut” was. De Turkestanen hadden zich snel aangepast en voelden zich in Nederland wel thuis. Ze waren nogal onder de indruk van alle agrarische gereedschappen en de hoge graad van beschaving op het platteland. Hun gehele soldij werd omgezet in etenswaren en aan de hoeveelheid en niet aan de kwaliteit werd de waarde van het geld afgemeten. Volgens de Duitsers was het gelukt om ze begrijpelijk te maken waarom ze niet tegen het Bolsjewisme maar tegen Engeland ingezet werden en zodoende aan de Nederlandse kust verbleven. Voor wat betreft politieke propaganda schenen ze volledig afgestompt te zijn. Voordrachten en onderricht zouden in deze geen enkele zin hebben aldus het Duitse rapport.
Nordkaukasisches Infanterie-Bataillon 803
In december 1944 constateerden de Duitsers dat de militairen van het op dat moment op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland gelegerde Armenisches Infanterie-Bataillon 812 niet al te betrouwbaar waren. Zij onderhielden contacten met het verzet, bewapenden verzetslieden op Goeree-Overflakkee en maakten afspraken met de Binnenlandse Strijdkrachten op Schouwen-Duiveland. Eén en ander kwam aan het licht toen in de eerste week van december 1944 een door de Britten, het verzet en Armeniërs georganiseerde reddingsactie, welke een aantal prominente Zeeuwen, verzetslieden en geallieerde piloten in bevrijd gebied moest brengen, dramatisch mislukte. Eén Armeniër werd evenals tien verzetlieden bij deze actie gepakt. De Armeniër kwam om het leven toen hij trachtte te vluchten. De tien verzetslieden werden in Renesse langs de openbare weg opgehangen. Zeven Armeense militairen die tegelijkertijd probeerden om naar bevrijd Nederland te ontkomen werden eveneens gepakt en op het havenhoofd van Middelharnis standrechtelijk geëxecuteerd. De overige militairen van het Armenisches Infanterie-Bataillon werden nog in dezelfde maand ontwapend en van Schouwen en Overflakkee afgevoerd.
Naar aanleiding hiervan ontstond er bij de Duitse Wehrmacht een flink wantrouwen tegen militairen uit eenheden van het Turk-Bataillone. Dit deed de Duitsers er toe overgaan om de andere eenheden van het Turk-Bataillone over te plaatsen en op te splitsen om zodoende mogelijke contacten met het verzet te verbreken en eventuele ondermijnende activiteiten te voorkomen. Zo werd omstreeks 6 februari 1945 het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787, waarvan de 1e Compagnie nog steeds in Callantsoog lag, overgeplaatst naar Zandvoort en vervangen door het Nordkaukasisches Infanterie-Bataillon 803 welke op Texel gelegerd was. Op haar beurt werd het Nordkaukasisches Bataillon op Texel vervangen door het Georgisches Infanterie-Bataillon 822 uit Zandvoort. Dat het Duitse wantrouwen niet ongegrond was bleek op 6 april 1945 toen dit Georgisches Infanterie-Bataillon op Texel tegen de Duitse Wehrmacht aan het muiten sloeg. De alom bekende “Russenopstand”. In Callantsoog bleef het met het Nordkaukasisches Bataillon 803 rustig.
Het Nordkaukasisches Bataillon 803 maakte onderdeel uit van het Nordkaukasisches Legion (ook wel Bergkaukasiërs genoemd) wat bestond uit militairen die afkomstig waren uit Noord-Kaukasische deelgebieden als Dagestan, Ingoesjetië, Noord-Ossetië en Tsjetsjenië. De geschiedenis van dit Bataillon ving aan op 6 december 1942 toen het te Wesola, Generalgouvernement (Polen) werd opgericht. Op 12 en 13 september 1943 kwam het Bataillon in Den Helder aan. Van 16 september 1943 tot ongeveer 6 februari 1945 werd het ingezet op Texel. Van begin februari tot begin april maakte het onderdeel uit van de Unterabschnitt Callantsoog. De commandant was Oberleutnant Kramer. Welke Compagnie zich in Callantsoog bevond is mij niet bekend.

Mouwemblemen van het Nordkaukasisches Legion in Duitse krijgsdienst. De zeven sterren verwijzen naar de zeven deelgebieden waaruit de Noord-Kaukasiërs afkomstig waren.
De laatste maanden
Het tot februari 1945 in Schoorl en Callantsoog gelegerde Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 werd in Zandvoort en directe omgeving (Vogelenzang, Heemstede, Aerdenhout) ingezet voor het verrichten van bewakingsdiensten. Begin april vertrok een deel (vermoedelijk 750 man) naar Sassenheim, Noordwijk en Katwijk. Nog eens 100 man vertrok op 23 april van Vogelzang naar Sassenheim. De Duitsers, niet gerust op deze laatste schijnbaar spontane troepenbeweging, veronderstelden een mogelijk op handen zijnde muiterij. Hierop werd het hele Infanterie-Bataillon 787 in de duinen van Noordwijk en Noordwijkerhout ontwapend. Delen van het Bataillon werden vervolgens voor pioniersarbeid afgevoerd naar Rotterdam, de omgeving van Bleiswijk, Pijnacker en Den Hoorn bij Delft. Nabij Bleiswijk, in het buurtschap Zevenhuizen, kwam het op 29 april 1945 en dus slechts zes dagen voor de bevrijding, nog tot hevige gevechten tussen ondergedoken geallieerde piloten en het plaatselijke verzet enerzijds en anderzijds een onderdeel van de Duitse Wehrmacht waaraan Turkestanen van Infanterie-Bataillon 787 waren toegevoegd. Hierbij sneuvelden ruim 20 Turkestanen waarvan de stoffelijke overschotten in het riviertje de Rotte werden gedumpt. Andere delen van Infanterie-Bataillon 787 kwamen in Clingendael bij Den Haag terecht. Ook raakten 40 tot 60 Turkstanen op Goeree-Overflakkee waar ze tot het eind van de oorlog voor vernielingswerkzaamheden werden ingezet. Uiteindelijk werden de militairen van Infanterie-Bataillon 787 door Canadese troepen krijgsgevangen gemaakt.
De militairen van het Nordkaukasisches Bataillon 803 die begin februari de Turkestanen in Schoorl en Callantsoog vervingen werden begin april overgeplaatst naar de Veluwe om daar stellingen tegenover de geallieerden in te nemen. Een deel, ruim 120 man, bleef achter in Camperduin. Een ander onbekend aantal verbleef op Texel. Van de Noord-Kaukasiërs die op de Veluwe in stelling lagen zagen er ruim 90 kans om naar de Canadezen over te lopen. De rest werd op 16 april bij Dieren door de Canadezen gevangen genomen.
Goelag of kogel
Ook langs de Franse kust waren onderdelen van het Turk-Bataillone gelegerd en na de invasie van Normandië, op 6 juni 1944, zagen de Geallieerden zich al snel geconfronteerd met grote groepen voormalige Sovjetmilitairen in Duitse krijgsdienst die zich maar al te graag aan de Geallieerden over gaven. Aanvankelijk ontkende de Sovjet-Unie de aanwezigheid van Sovjetmilitairen in Duitse krijgsdienst maar het aantal voormalige Sovjetmilitairen dat krijgsgevangen werd gemaakt liep zo hoog op dat er voor de Sovjetregering niets meer te ontkennen viel. In oktober 1944 kwamen Londen en Moskou dan ook overeen dat deze Sovjetmilitairen naar de Sovjet-Unie moesten terugkeren. Tijdens het Congres van Jalta (4 tot 11 februari 1945) kwam de kwestie nogmaals aan de orde en liet Stalin persoonlijk aan Churchill weten dat zijn afvallige onderdanen zo snel mogelijk konden worden overgebracht. Hij voegde daar nog aan toe dat zij die hadden ingestemd om voor de Duitsers te vechten bij terugkeer onderhanden genomen zouden worden. Voor de Geallieerden was dit duidelijke taal die het ergste deed vermoeden maar toch gingen zij tot verplichte repatriëring over. Bang als zij waren voor represailles op de meer dan 100.000 geallieerden die in de Duitse krijgsgevangenkampen in Oost-Europa door het Rode Leger waren bevrijd en op dat moment nog in gebieden verbleven die zich onder de invloedsfeer van de Sovjet-Unie bevonden.
In juni en juli van 1945 werden de in Nederland krijgsgevangen gemaakte militairen van het Turk-Bataillone dan ook verplicht naar de Sovjet-Unie gerepatrieerd. Dat ze bij terugkeer geen warm onthaal kregen maar een duister lot tegemoet gingen mag duidelijk zijn. De militairen van het Armenisches Infanterie-Bataillon 812, die in Zeeland nog enig verzet tegen de Duitsers hadden gepleegd, verdwenen voor vele jaren dwangarbeid naar de strafkampen van de Goelag. Militairen 5 tot 10 jaar, onderofficieren 25 jaar en officieren kregen de kogel. Van de circa 750 manschappen van het Wolgatatarisches Infanterie-Bataillon 826 dat op Oostvoorne gelegerd was is bekend dat zij vrijwel direct na terugkeer in de Sovjet-Unie zijn gefusilleerd. Van de overige Infanterie-Bataillone waaronder het Turkestaanse en het Noord-Kaukasische welke in Callantsoog gelegerd waren ontbreekt ieder spoor en moet gevreesd worden dat zij een zelfde lot ondergingen. Van “de Mongolen van Callantsoog” is dan ook nimmer meer iets vernomen.
De dans ontsprongen
Toch was er ook een beperkt aantal Turkestanen die de dans wisten te ontspringen en na de oorlog in Nederland zijn achtergebleven. Zo waren 18 Turkestanen gedeserteerd en ondergedoken. Elf van hen kozen er na de bevrijding voor om terug te keren naar huis. Zij werden op 18 juni 1945 door Callantsooger en lid van de Binnenlandse Strijdkrachten J. (Jan) M. Vos op het Havenplein in Den Helder overgedragen aan Noë Congladze, de commandant van de overgebleven Georgiërs die op Texel in opstand waren gekomen. Samen met de Georgiërs werden de 11 vervolgens naar de Sovjet-Unie gerepatrieerd. Vos, vermoedelijk niet geheel gerust op een goede afloop, had ze hierbij een handgeschreven briefje meegegeven waarop vermeld stond dat zij zich goed hadden gedragen en voor het verzet van dienst waren geweest. Desondanks is er ook van deze 11 gerepatrieerde Turkestanen nimmer meer iets vernomen. De overige zeven konden door bemiddeling van Vos in Nederland blijven en zouden zich als eerzaam burger meer dan verdienstelijk maken en volledig geassimileerd raken in de Nederlandse samenleving. Zelfs zodanig dat één hen tot aan zijn dood als “Ome Gerrit” door het leven ging. Hij overleed in 2013 op een steenworp afstand van Callantsoog, als “laatste der Turkestanen”.
Regelmatig deserteerden naast Duitsers ook militairen van de buitenlandse groepen, zo ook Legionär Tulagbaew van het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787. Hij was er vrijwel direct na aankomst in Nederland in maart 1943 vandoor gegaan. In mei 1943 stond hij nog gesignaleerd en ook nadien werd hij naar het lijkt niet gevonden (Bron: Kriegstagesbuch Generalkommando LXXXVIII Armeekorps).

Negen ondergedoken Turkestaanse militairen van het Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 kort na de bevrijding in Callantsoog. Van de in totaal 18 ondergedoken Turkestanen zouden er 11 gerepatrieerd worden. De zeven overige bleven dankzij bemiddeling van J.M. Vos (lid van de Binnenlandse Strijdkrachten) in Nederland. Aan de hand van de boerderijen op de achtergrond zou mogelijk de locatie van de foto (Abbestede?) nog achterhaald kunnen worden (foto J.M. Vos via Ben van Kralingen).
Lijst met omgekomen Turkestanen en Noord-Kaukasiërs
Naast de vijf eerder genoemde geëxecuteerde Turkestanen kwamen nog 12 militairen van het Turkestanisches Infanterie-Bataillion 787 om het leven zonder dat daarbij sprake was van krijgsverrichtingen tegen de Geallieerden. Hierbij ging het om verschillende oorzaken zoals moord, het schoonmaken van een doorgeladen geweer, een onfortuinlijke stap op een antipersoneel mijn hetgeen onder andere Legionär Ergaschow op 20 december 1943 in de duinen van Callantsoog overkwam, geraakt door eigen vuur, een verkeersongeval of een onbekende oorzaak. Tevens overleden er twee Turkestanen waarschijnlijk ten gevolge van een ziekte in het Duitse Marine-Lazarett te Heiloo (tegenwoordig Psychiatrisch Centrum Willibrord te Heiloo). Deze in totaal 14 militairen werden aanvankelijk begraven op een speciaal daartoe ingericht deel van de Algemene begraafplaats te Alkmaar. Na de oorlog werden hun stoffelijke resten overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn (Venray) alwaar zij sindsdien begraven liggen. Hierbij gaat het om:
Rang | Naam | Leeftijd | Overleden | Oorzaak |
Legionär | Chasan Mersaew | 21 jaar | 17-03-1943 | Onbekend |
Legionär | Suian Elmuratow | 30 jaar | 04-04-1943 | Mijnongeluk |
Gruppenführer | Juldasch Schaniasow | 24 jaar | 10-04-1943 | Mijnongeluk |
Legionär | Amanbaew Ischenkul | 27 jaar | 04-05-1943 | Heiloo w.s. ziekte |
Gruppenführer | Akramai Chaimow | 24 jaar | 15-05-1943 | Vermoord |
Legionär | Temschai Merechow | 25 jaar | 29-05-1943 | Ongeluk |
Gruppenführer | Abdimannop Rustemow | 22 jaar | 13-06-1943 | Onachtzaamheid |
Legionär | Malagaschdar Suliminow | 28 jaar | 17-06-1943 | Heiloo w.s. ziekte |
Gruppenführer | Abdualem Machadaljew | 22 jaar | 12-07-1943 | Onbekend |
Gruppenführer | Abdulla Muchamadiew | 29 jaar | 15-07-1943 | Doodgeschoten |
Zugführer | Anwar Rasikow | 22 jaar | 17-08-1943 | Eigen vuur |
Legionär | Rachmet Chalikow | 24 jaar | 14-10-1943 | Gefusilleerd |
Unteroffizier | Mukasch Saginbaew | 24 jaar | 14-10-1943 | Gefusilleerd |
Legionär | Chalge Matzakow | 28 jaar | 14-10-1943 | Gefusilleerd |
Legionär | Berdi Kotschmuratow | 27 jaar | 14-10-1943 | Gefusilleerd |
Unteroffizier | Asangali Umursakow | 23 jaar | 14-10-1943 | Gefusilleerd |
Legionär | Redshabai Erjaschow | 34 jaar | 20-12-1943 | Mijnongeluk |
Gefreiter | Magomed Bachmudow | 26 jaar | 09-02-1945 | Onbekend |
Gefreiter | Sabid Kumikow | 33 jaar | 09-02-1945 | Onbekend |
Unteroffizier | Tejub Kurbanow | 30 jaar | 02-03-1945 | Onbekend |
Tejub Kurbanow maakte deel uit van het Nordkaukasisches Infanterie-Bataillon 803 en lag, alvorens te worden herbegraven in Ysselsteyn, in Bergen begraven.

Het graf te Ysselsteyn van de Legionär Redshabai Erjaschow die op 20 december 1943 in de duinen van Callantsoog onfortuinlijk op een mijn stapte (blok AG, rij 4, graf 93). Hij werd op 5 december 1909 te Chalalkudak, ergens ver achter de Kaukasus, geboren (foto via Jan van Tongeren).
Nb. Omdat de onderdelen in het Duitse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog voor wat betreft grootte niet te vergelijken zijn met die van het Nederlandse Leger en ook de Duitse rangen niet overeenkomen met de toenmalige Nederlandse rangen is er voor gekozen om in de tekst gebruik te maken van de officiële Duitse naamgeving van legeronderdelen en rangen. Daarnaast is bij de vermelding van de Russische namen de West-Europese schrijfwijze gehanteerd (zo is de Russische P in West-Europa een R en de Russische R een P). Om redenen van privacy zijn de namen van Turkestanen welke in Nederland zijn achtergebleven en waarvan nabestaanden of nazaten in leven zijn niet vermeldt.
Dan van Lunsen
September 2014
Met dank aan Ben van Kralingen en Jan van Tongeren voor hun medewerking bij de totstandkoming van dit artikel.
Geraadpleegde bronnen en literatuur
- Bartels J.A.C & Kalkman W.: Texel Nederlands laatste slagveld, de muiterij van de Georgiërs april 1945, Zutphen 1980.
- Bremer J.T.: De Zijpe deel III , 1920-1997, Uitgeverij
Pirola, Schoorl 1997. - Boer A. den.: Gevallen Turkestanen genegeerd, OUD+heden, Hart van Holland, 07-05-2014.
- Carsjens J. & Riteco P.: Opgegraven verleden, Den Helder 2005.
- Graafeiland van A. & Holtrop K.: Schagen in oorlogstijd, Schagen 1946.
- Hilten van D.A.: Van Capitulatie tot capitulatie, een beknopte historische en technische beschrijving van de militaire gebeurtenissen in Nederland tijdens de Duitse bezetting van mei 1940 tot 1945, Leiden, 1949.
- Houterman J.N.: Osttruppen in westelijk Nederland. Sovjetmilitairen en Panjepaardjes in Zeeland 1943-1944. Middelburg 1993.
- Leentvaar T. & S.: De eerste boswachter van het Wildrijk, 1941 tot 1946, Landschap Noord-Holland, Nieuws uit het noorden, nummer 21, mei 2009.
- Nederkoorn J.: Uit het dagboek van vader de Wit: De Mongolen in de Zijpe. ZHB nr.4 1992.
- Postma F.H.: De repatriëring van Sovjetonderdanen uit Nederland 1944-1956. Proefschrift. Amsterdam 2003.
- Vries J.: Intocht vanuit het oosten. De Clock van Callens-Ooghe, jrg.20 nr.1 maart 2005.
- Tessin G.: Verbände und Truppen der deutschen Wehrmacht und Waffen-SS im Zweiten Weltkrieg 1933-1945, Bissendorf 1979.
Kriegstagebuch 347 Infanterie Division.
Kriegstagebuch Generalkommando LXXXVIII Armeekorps.
Lexicon der Wehrmacht: http://www.lexikon-der-wehrmacht.de/inhaltsverzeichnis1.htm
(Dit artikel over de Turkestanen is gepubliceerd in de Clock van Callens-oooghe , nr. 2 juni 2015 en nr. 3 september 2015)
Op 3 mei 1945 is mijn grootvader Willem Heemskerk in Lisse Heerweg 443 doodgeschoten bij n overval op z’n boerderij. De twee soldaten werden dor mijn tantes beschreven als Mongolen. Door de Ortskommandant te Lisse zou er een proces verbaal opgemaakt zijn, echter niet gevonden. De twee ‘mongolen’ kregen ondeling ruzie, waarbij er een sneuvelde te Sassenheim. De ander is door de Duitsers te Leiden gefusilleerd op 4 of 5 mei.
Als kleinzoon probeer ik te reconstrueren wat er precies is gebeurd. Het zou wel moeten gaan om de Turkistani die in Sassenheim gelegerd waren. Ze hadden al meer boerderijen beroofd in die week. Mogelijk kunt u meer licht laten schijnen op dit voorval en met name eventuele bronnen waar meer over dit voorval is te vinden.