Een niet zo malle groeiplaats van verspreidbladig goudveil langs een duinrel op Voorne
(Door: Rolf Roos)
Bij een mini-expeditie in april 2021 naar een bijna verdwenen plantensoort, hadden we beet in zowel natuurgebied Quackjeswater als in een aangrenzende tuin. We troffen ook – bij toeval – de heer, tevens een oud-voorzitter van de KNNV, die in zeventiger jaren Sipkes erop had gewezen. Een plantenliefhebber die overigens ontkent de soort te hebben aangeplant, net als Sipkes…die alle vindplaatsen al in 1976 beschreef…moeten we nu het als ‘wild’ gaan beschouwen?

C. Sipkes (1895 -1989) wordt vaak afgeschilderd als importeur van menige wilde plant naar het duin van Voorne – wat klopt voor de Heemtuin Tenella’s plas, maar in het duin zelf is er maar voor enkele soort hard bewijs. In een artikel uit 1976 over goudveil toont Sipkes zich redelijk zuiver op de graat met afwijzingen van uitzaai van bijvoorbeeld reuzenbereklauw. Hadden ze maar beter naar hem geluisterd in o.a. Strypemonde waar het er nu vol mee staat. In het bewuste artikel ‘Een vreemde groeiplaats van Verspreidbladig goudveil (Chrysoplenium alternifolium op Voorne)’ meldt hij stellig: “Het brengen van (..) soorten die op een buitenplaats als ‘stinseplant’ geen slecht figuur zouden slaan, in een natuurreservaat van den eerste orde is wel een zeer afkeurenswaardige handeling.” Kortom, als hij leefde naar dit woord, is de hele lijst aan ‘verdachte Sipkessoorten’ zoals bonte akelei, zwartblauwe rapunzel, eenbloemig parelgras, doorwaskervel etc. op zijn slechtst een gevolg van ‘garden-escapes’ o.a. uit zijn tuinen. Slechts voor 1 soort, kruisbladgentiaan, en dan op 1 locatie, Stekelhoek, wordt door derden, in dit geval Victor Westhoff, zijn naam expliciet als aanplanter vermeld (Westhof, 1960). Een jeugdzonde op middelbare leeftijd? In het genoemde artikel uit 1976 geeft Sipkes duidelijk aan dat in ieder geval niet hij maar anderen verantwoordelijk zijn voor Turkse lelie (al tientallen jaren diep in het duin) en het goudveil.

Goudveil in 1976
Op basis van een melding rond 1966, beschrijft Sipkes zijn eerste vondst in 1976: “Veel heb ik gezocht naar de groeiplaats van het Wisselbladig goudveil bij het Kwakjeswater, maar altijd tevergeefs, totdat iemand die deze kende, mij de plant aanwees en wel op een plek, waar ik de soort nooit verwacht zou hebben, niet ver van een woning, dicht bij een afvalhoop en keurig, zoals dat hoort, langs een greppel. Dikwijls zijn dergelijke vondsten eendagsvliegen, vooral door de vele Konijnen, maar hier had het Goudveil zich uitgebreid door uitlopers en waren er 4 flinke plekken geheel mee bedekt, tezamen rond 10 m2 , en daartussen weer geïsoleerde planten, die wel uit zaad opgekomen zullen zijn.”
Goudveil in 2021
Han Meerman van Natuurmonumenten meldde me enkele planten in 2020: “Bijna onvindbaar langs een duinrel, maar erg weinig nog”. Tijd dus voor een check of de bijzonder fraaie bloempjes van Chrysoplenium alternifolium nog te vinden waren, ruim een halve eeuw na de eerste meldingen. Theo Briggeman, verwoed vogelman maar voor een plantje niet bevreesd, moddert op bergschoenen en ikzelf op laarzen door het drassige bos. We volgen de afwateringsrel van het Quackjeswater die in de winter (te) overvloedig water kan afvoeren naar de polder. Het is een mooi van vocht verzadigd milieu met meidoorns, kamperfoelie en wat eiken, half in de zon en half in de schaduw. Er stroomt in april nog weinig water. Pas aan het einde, nabij de bewoonde wereld, vinden we een eerste 5-tal zonnig plantjes waarbij ik Theo graag vereeuwig.

Het is alleen niet zo’n malle vondst, want ‘normaal’ groeit het goudveil bij beekjes en bronnen in Twente en Drenthe. Een betoverend klein plantje. De naam alleen al. Chrysoplenium = (Grieks) gouden sluier = goudveil, vanwege het fijne weefsel (filigrain) van groene en goudgele blaadjes en bloemblaadjes, dat in het vroege voorjaar hele bodems kan bedekken. Dat is verderop langs de rel te zien, waar we tientallen planten invoerden op de openbare database waarneming.nl.

Het relletje komt dan langs een huis waar we oud KNNV-voorzitter Hans de Ligt aantreffen die met enthousiasme vertelt over Kees Sipkes die in de zeventiger jaren op bezoek kwam om de plant te zien. Volgens Hans de Ligt is de theorie van Sipkes dat de plant uit een tuin uit de buurt kwam (van Dhr. Verhagen enkel kilometer verderop) niet onaannemelijk. Maar als ergens het milieu passend is voor deze soort dan is het wel hier. Het kalkrijke duinwater klotst hier soms over de randen van het reservaat.
De behulpzame opzichter Jaap van Baarsen hielp destijds hier de familie de Ligt toen in een nat jaar het Quackjeswater overliep en de rel zoveel water afvoerde dat de kelder onderliep. Dat vinden aanwonenden van natuurgebieden nooit leuk. Samen ontwierpen Hans en Jaap de omleiding die er nu nog ligt: deels slingerend door hun bloemrijke tuin als een Limburgse beek, deels langs de weg. In de winter altijd ijsvrij en laatste strohalm voor watersnippen, in het voorjaar een topmilieu voor o.a. verspreidbladig goudveil.

Wie een goede verrekijker heeft kan langs de rel vanaf de weg een 5-tal meter ver kijken en het spel van geel en groen op de oever zien. Ook in de tuin zelf staat goudveil verspreid in de laagte. Een introductie, mogelijk door mensenhand of door uitzaai vanuit een tuin elders, maar na een halve eeuw wel als wild te beschouwen. Het biotoop deugt en dan is alles mogelijk. Als kers op de taart: naast goudveil staat op de tuinlocatie nog een andere ‘echte’ beekplant: bittere veldkers. Door Frederik van Eeden al in 1874 voor Voorne genoemd…. Kortom het botanisch recherchewerk kan gewoon worden voortgezet. Wie kent er meer vindplaatsen?

Sipkes, C. 1976: ‘Een vreemde groeiplaats van Verspreidbladig goudveil (Chrysoplenium alternifolium op Voorne). De Levende Natuur 79 (7-8):181-184.
Westhoff, V. 1960: Rapport omtrent de betekenis van Stekelhoeksduin als natuurgebied in het geheel van Voorne ’s Duin. (gem.Rockanje). Bilthoven (RIVON).
Naschrift door Erik Ketting: “De vindplaats op Voorne ligt ver van de verspreidingskernen, of die wild is valt te bezien, maar het aanplanten is ook niet aantoonbaar. De ecologie van de vindplaats klopt wel.
Het Paarbladig Goudveil komt op Voorne voor in de Heemtuin Tenellaplas en langs een rel daar vlak bij, en in bij de Stinzetuin en op een aantal andere plekken in Mildenburg.”
Zie de landelijke verspreidingskaart (waar alleen verspreidbladig goudveil op Voorne inmiddels als ‘wild’ worden beschouwd) via de links: