Fietsend confereren langs de kust
Marrit van Zandbergen, architectuurhistorica
De discussie over bouwen aan de kust liep begin dit jaar hoog op toen Minister Schultz (Infrastructuur & Milieu) aankondigde de regierol van de rijksoverheid te willen overdragen aan gemeenten. Veel mensen haalden de Belgische kust aan als slecht voorbeeld. Anderen zagen de duinen al volgroeien met huisjesparken. Er zijn duizenden handtekeningen verzameld om ‘de kust met rust te laten’.
De kust is een uitgestrekt, complex en zeer divers gebied. Vraagstukken over bouwen aan de kust, de eisen die daaraan gesteld worden en de rol die de overheid hierin speelt, zijn niet zomaar beantwoord. Als je over kwaliteit wilt praten, moet je allereerst de hele kustlijn in beeld hebben, vonden organisaties voor ruimtelijke kwaliteit in de vijf Nederlandse kustprovincies. Zij sloegen de handen ineen voor het initiatief mooiKUST, een fietstocht langs de Nederlandse kustlijn. Adviseurs ruimtelijke kwaliteit en andere professionals zoals architecten, landschappers en architectuurhistorici fietsten op vijf woensdagen in juni langs de Nederlandse kust. Op een aantal plekken waar een ontwikkeling heeft plaatsgevonden of is gepland, werden de fietsers opgewacht door betrokken bestuurders, stedenbouwkundigen en architecten, die iets over de achtergronden van de plek vertelden. Zo is de Nederlandse kustlijn in één maand tijd onder de loep genomen.
Mooie Kust
Stichting MOOI Noord-Holland organiseerde het Noord-Hollandse deel van de fietsconferentie, langs honderd kilometer strand, duin, bos, badplaatsen, dijken, industrie en polders. Deze prachtige route werd in etappes afgelegd door 27 specialisten en op de vraag of onze kust inderdaad mooi is, werd unaniem met “ja” geantwoord. Maar het gesprek ging verder en dieper.
De eerste associatie met de kust is de zee. Het water trekt, de zee verveelt nooit. De zee was lang een monster, maar is het dat nog steeds? De duinen, de polders en de bossen bieden rust en ruimte. Hier vind je plekken waar het écht stil is. Behoud van groen en openbaarheid zijn cruciaal voor de kwaliteit van de kust. De Nederlandse kustlijn is nog niet vol en het is uniek dat het strand, de duinen en het bos voor iedereen toegankelijk zijn. Privatisering is in Nederland gelukkig nog geen gewoonte. De deelnemers van de fietsconferentie vinden die openbaarheid een groot goed: het strand, maar veelal ook de duinstrook, als doorlopende voor het publiek toegankelijke ruimte.
Ondanks de grote waarde van landschap en natuur is ook de bebouwde kom een onlosmakelijk onderdeel van het kustgebied. Bouwen aan de kust is niet overal ondenkbaar, er zijn zelfs locaties te over waar bouwinitiatieven tot verbetering van de omgevingskwaliteit kunnen leiden; denk aan badplaats Zandvoort of dijkwerkersdorp Petten. Bovendien is het begrip ‘natuur’ relatief, in feite is iedere vierkante centimeter natuur in Nederland door mensenhanden beroerd, vaak met het oog op onze veiligheid. Zonder ons ingrijpen, had de kustlijn zelfs op een hele andere plek gelegen. Menselijke interventie is niks nieuws. We moeten ons niet afvragen óf de mens mag ingrijpen, maar hóe de mens zou moeten ingrijpen.
De deelnemers aan de fietsconferentie hadden er het nodige over te zeggen: “Daar waar winstbejag centraal staat, ligt mislukking op de loer. Kleinschaligheid en kwaliteit leiden tot successen. Bouwen is alleen wenselijk in gebieden die reeds bebouwd zijn. Pak de plekken aan die niet meer aan de eisen van de huidige tijd voldoen en laat het open gebied met rust. Schaalvergroting en uitbreiding zijn niet gewenst, kwaliteitsverbetering wel.”
Bouwen om te verbeteren
Niet bouwen dus, waar de openheid en het groen in het geding kunnen komen. Wel bouwen op reeds bebouwde plekken die aan verbetering toe zijn: “Stilstaan is geen optie, maar het gaat om de voorzichtigheid waarmee je de ontwikkeling tegemoet gaat,” aldus de meefietsende architect Egon Kuchlein.
Neem bijvoorbeeld het centrum van Zandvoort. Hier, tussen de hoogbouw uit de jaren zestig is de kust nauwelijks voelbaar en vormt de bebouwde kom een groot contrast met het strand. Een positief aspect van Zandvoort is de bereikbaarheid per trein, maar de route van het station naar het strand was tot voor kort rommelig en onoverzichtelijk. Architect Femke Bijlsma zocht naar oplossingen door een kleinschalig stedenbouwkundig experiment uit te voeren. Door middel van nieuwe bestrating, natuurlijke beplanting en straatmeubilair, gemaakt van natuurlijke materialen, is een logische route naar het strand gevormd. De natuurlijke materialen zorgen bovendien voor een verzachting van de omgeving. Dit voorbeeld geeft aan dat met weinig middelen flinke verbeteringen aan te brengen zijn in een omgeving die daar om vraagt.
In IJmuiden is het menselijk ingrijpen zo groot geweest, dat de discussie over ruimtelijke kwaliteit niet meer relevant lijkt. Niets is minder waar, want het spanningsveld tussen de duinen, de zee en de industrie is enorm. Aandacht en liefde zijn nodig om te waken voor omgevingskwaliteit. En zelfs zware industrie kan bijdragen aan omgevingskwaliteit, of tenminste aan de identiteit van een plaats: “Wie in IJmuiden woont, moet tegen een stootje kunnen”, aldus wethouder van de gemeente Velsen, Annette Baerveldt.
Een voorbeeld van respectvol en passend bouwen aan de kust is het woonhuis van architectenduo Maarten en Jetty Min in Bergen aan Zee. Zij vervingen een bungalow voor een woonhuis van duurzame en onderhoudsarme materialen. Het exterieur lijkt door zijn vorm en kleur opgenomen te worden door het duinlandschap. Het ervaren van de omgeving stond centraal in het ontwerpproces, de woonruimten bevinden zich op de verdieping en bieden rondom uitzicht over de duinen en de kust. Er is geen aangelegde tuin met planten die hier niet horen: “Een rieten dak en een aangelegde tuin houden het in Bergen aan Zee niet lang vol. Je moet het duin en de zee accepteren,” aldus het echtpaar Min. Bouwen in de duinen is mogelijk, zolang je rekening houdt met en respect hebt voor de omgeving. Dat ook nieuwe gebouwen na enkele jaren aangetast zullen zijn door de zilte zeelucht hoeft volgens de directeur van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit Flip ten Cate, geen probleem te zijn: “De kwaliteit van de kustbebouwing zit in het verweerde, zilte karakter. Gebouwen blijven in de zeelucht niet keurig en gelikt, ze verweren en worden rauw. Juist dát spreekt mij zo aan.”
Een plek van overduidelijk menselijk ingrijpen is de nieuwe Hondsbossche Zeewering. Langs de oude ‘harde’dijk liggen nu opgespoten duinen en een splinternieuw zandstrand. De zeewering is versterkt en het toerisme in Petten zal een impuls krijgen. Het ontwerp voor het gebied is tot in de puntjes uitgewerkt; er zijn fiets- en wandelpaden, een strandtent, een uitkijkheuvel, en zelfs een vogelkijkhut. Uiteraard is de oude dijk als artefact behouden gebleven, helemaal in de geest van deze tijd. Dit is de maakbare wereld ten voeten uit, maar of er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsslag, valt nog te bezien. Strandtenten bijvoorbeeld hebben lang gefunctioneerd als seizoensgebouwen, luxe en comfort waren ondergeschikt aan het praktische, het demontabele. De moderne strandtenten en vakantiehuisjes, worden steeds luxer en comfortabeler en (door de verlenging van het seizoen) steeds permanenter. Het pure van het uitgestorven Hollandse strand is ver te zoeken, hier wordt het strand ingericht voor intensief gebruik.
Dynamiek van de kust
Het gesprek tijdens de fietstocht ging tot dusver over specifieke en plaatsgebonden voorbeelden. Jef Mühren, directeur van Stichting MOOI Noord-Holland, benadert het onderwerp vanuit een breder perspectief en duikt de geschiedenis in: “Nog niet zo lang geleden was het in de kustprovincies een kwestie van geven en nemen, iedere keer wanneer er land op de zee gewonnen was, werd er daarop volgend door overstromingen een stukje afgestaan. Vele generaties hebben gewonnen en weer prijs gegeven. Pas vanaf de zeventiende eeuw kwam de Nederlandse waterbouwkunde in een stroomversnelling en werden de kustgebieden meer permanent bewoonbaar gemaakt. Vanaf eind negentiende eeuw ontstonden plannen voor inpoldering van Zuiderzee en zelfs van het Waddengebied. Het definitief afrekenen met de Waterwolf bracht de Nederlandse overheid uiteindelijk tot een fixatiemodel met als resultante de Deltawerken. Tegenwoordig lijkt het vanzelfsprekend dat we de gefixeerde kustgebieden naar eigen goeddunken kunnen inrichten en gebruiken, soms zelfs vele meters onder zeeniveau. De buitenlandse bezoeker kijkt er met een mengeling van bewondering en vertwijfeling naar. Met het failliet van de maakbare samenleving in de afgelopen decennia, zijn we ook weer gewend geraakt om de kust als een dynamisch en deels natuurlijk systeem te gaan waarderen. We laten de kracht van de zee weer in ons denken en handelen toe en benutten die kracht zelfs voor zoiets als zandtransport, zoals we dat vroeger al met stuifdijken deden. Er is genoeg zand in de Noordzee om ons tot in lengte van eeuwen te weren tegen de waterwolf, maar tot welke prijs en wat als de zeespiegel werkelijk steeds verder stijgt. Hoe gaan we dan om met het binnenlands waterpeil, de zoetwatertoestroom en de zoute kwel. Moeten we in het (bredere) delta- en rivierengebied niet gaan nadenken over een herleving van onze op de dynamiek gerichte verstandhouding met het water? Na ruimte voor de rivier nu ook ruimte voor de zee?”
De macrobenadering van Jef Mühren leert ons dat het beheer van de kust en het bouwbeleid in de kustgebieden om centrale aansturing vragen. De centrale overheid heeft wel degelijk een regierol, omdat het al dan niet toevoegen van nieuwe bebouwing een collectief belang is. Hierbij zijn zaken als ruimtelijke kwaliteit, openbaarheid en veiligheid in het geding. Dat kun je op lokaal niveau niet goed regelen, want de vraagstukken overschreiden de gemeentegrenzen en het belang van de kust is te groot. De natuurlandschappen, die een belangrijke rol spelen in de veiligheid en waaraan de kuststreek grotendeels zijn ruimtelijke kwaliteit ontleent, verdienen het om behouden te blijven. Ontwikkelingen zouden daarom voornamelijk gericht moeten zijn op verbetering van bestaande bebouwing.
Uit de specifieke voorbeelden die de revue passeerden is gebleken dat juist de directe omgeving bepalend is voor het bouwbeleid op lokale schaal. Het toezicht daarop kan daarom goed lokaal georganiseerd worden. De eisen die aan het bouwen gesteld worden, zouden op basis van de natuurlijke omstandigheden en kwaliteiten van een plek bepaald moeten worden. De kust met zijn harde wind, het zout en het zand bijvoorbeeld, vraagt om gebouwen van natuurlijke, duurzame en onderhoudsarme materialen. De, te behouden, traditie om het strand leeg te houden, vraagt om tijdelijke en praktische gebouwen.
Bouwen in de kuststreken is niet onmogelijk, stilstaan is geen optie in dit dynamische en complexe gebied. Er ligt een belangrijke taak voor alle overheden om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en te versterken en om met terughoudendheid uitsluitend passende bebouwing toe te voegen aan onze prachtige kust.
Link: www.mooikust.nl