Henk Schoorl (1920-1997), historisch cartograaf van de Hollandse kust
J.T. Bremer
Henk Schoorl werd als oudste van zeven kinderen geboren in een gereformeerd onderwijzersgezin in Den Helder. Van zijn vader, de vogelkenner Anthonie Schoorl (1893-1964), erfde hij de liefde voor natuur en landschap. Zijn tekentalent had hij van moederszijde: grootvader Martinus Stevenson was een begenadigd tekenaar.
Verder wees niets op een wetenschappelijke carrière. Als oudste zoon opgroeiend in een groot onderwijzersgezin tijdens de crisisjaren, was het al heel mooi dat hij na de (christelijke) mulo, de Kweekschool voor Onderwijzers in zijn geboortestad mocht bezoeken. In september 1938 werd Henk Schoorl kwekeling-met-akte tegen een maandsalaris van vijfentwintig gulden per maand, van 19 april 1939 tot 23 oktober 1939 corrector / redactieassistent bij de Heldersche Courant. Vervolgens moest hij in militaire dienst, een half jaar later brak de oorlog uit (mei 1940). Na zijn demobilisatie heeft hij eerst nog in zijn woonplaats op het distributiekantoor gewerkt, maar toen het gezin Schoorl naar Sint Pancras evacueerde, werd Henk (midden 1941) schippersknecht bij een beurtvaartschipper (aardappelen, kool, bloembollen, enz.) in Broek op Langedijk. Per 1 januari 1943 werd hij boekhouder voor een bloembollenkwekerij en -exportbedrijf te Hillegom en in feite is hij dat dertig jaar gebleven, tot hij in 1972 (halftijds) administrateur werd bij de Archeologische Werkgemeenschap Nederland. Voor de andere helft van zijn tijd kreeg hij toen subsidie van Z.W.O. (Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek) om wetenschappelijk werk te kunnen verrichten. Dit werk was hij in 1948 in zijn vrije tijd begonnen met archiefonderzoek voor genealogische doeleinden, waarbij hij al gauw zijn onderzoek uitbreidde met een speurtocht naar de leef- en werksituatie van zijn voorouders en het landschap waarin zij woonden. Zijn aandacht richtte zich daarbij steeds meer op de historische cartografie en de geografische veranderingen die zich in de laaggelegen kustgebieden langs de Noordzee hebben voorgedaan (en zich nog voordoen). Zo werd hij van genealoog meer en meer een beoefenaar van de historische geografie in de ruimste zin van het woord, dat wil zeggen de maatschappelijke zo goed als landschappelijke historische geografie.
Voorganger en leermeester: Westerberg
Dr. Jacob Westerberg (1905-1977), bibliothecaris bij het Zoölogisch Station aan de Buitenhaven te Den Helder (later Instituut voor Onderzoek van de Zee, Texel) die zelf baanbrekend werk op historisch-geografisch terrein verrichtte met publicaties als Oude kaarten en de geschiedenis van het voormalig eiland Huisduinen (1956), heeft Schoorl er in 1963 toe aangezet te gaan publiceren. Na enige artikelen in het Jaarboek van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland en het Alkmaars Jaarboekje over kustafslag en dijkdoorbraken, oude kaarten en kaartenmakers, kwam in 1969 zijn eerste boek, een studie over de Noord-Hollandse activiteiten van Isaäc Le Maire, koopman en bedijker. De publicatie was ontstaan door de vondst van achtentwintig brieven uit de jaren 1599-1601 van de uit Antwerpen afkomstige Amsterdamse koopman, brieven die betrekking hadden op de aankoop en inpoldering van gronden op en ten zuiden van het toenmalige eiland Huisduinen. De transacties van Le Maire hadden belangrijke gevolgen voor de vormverandering van dit gebied. In dit boek probeerde Schoorl overigens niet alleen deze vormveranderingen te reconstrueren, hij deed tevens een serieuze poging de betekenis van Le Maire, grootaandeelhouder én tegenspeler van de Verenigde Oostindische Compagnie, te schetsen.
‘Het boek over Isaäc Le Maire markeert een doorbraak in het wetenschappelijk werk van Schoorl. Aan de ene kant is hij in deze publicatie nog de duidelijk genealogisch geïnteresseerde jonge onderzoeker die zich sterk laat leiden door het gevonden archiefmateriaal. Aan de andere kant toont hij hier voor het eerst nadrukkelijk waartoe hij in staat is…’1 Aldus zijn latere promotor, prof. dr. G.J. Borger. En hij voegt eraan toe: ‘De min of meer toevallige vondst van een bron of een kaart is niet langer leidraad in zijn publicaties. Steeds duidelijker komt daarin de nadruk te liggen op een thematische stofbehandeling.’ Toch volgen na het boek over Isaäc Le Maire nog een aantal, overigens altijd zeer gedegen artikelen over waterstaatkundige problemen en bedijkingen, oude kaarten en kaartenmakers zoals de legendarische Dirk Pietersz. Abbestee, grondlegger van een school voor kaarttekenaars en opzieners van ’s Lands Werken in de Kop van Noord-Holland.
Zeshonderd jaar Water en Land (1973)
En dan verschijnt in 1973 bij de uitgeverij Wolters/Noordhoff te Groningen als no. 2 in de Verhandelingen van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Zeshonderd jaar Water en Land – bijdrage tot de historische Geo- en Hydrografie van de Kop van Noord-Holland in de periode ±1150 tot ±1750 (Groningen 1973). Door de publicatie van dit inmiddels klassiek geworden standaardwerk werd Schoorls reputatie in één keer gevestigd. Zijn historische reconstructie van het kustverloop, zijn visie op de tragische geschiedenis van de voormalige Waddeneilanden ’t Oge en Huisduinen en de ontwikkelingen van het Marsdiep, Heersdiep en Zijper Zeegat zijn sindsdien meer en meer aanvaard. In dit werk werd aannemelijk gemaakt dat niet alleen de bekende kaart van Hollands Noorderkwartier in 1300 van A.A. Beekman (1916) aanzienlijke herzieningen behoefde, ook werd duidelijk dat de veengebieden achter de noordelijke kusten van Holland al zeer vroeg (ca. 800) in ontginning zijn genomen. Na eeuwen van afbraak, waarin grote delen van (de Kop van) Noord-Holland door de zee overspoeld werden, begon in de zestiende eeuw een periode van heroveringen op de zee door middel van bedijkingen en inpolderingen.
Omdat omstreeks 1750 een zekere stabiliteit in de kustverdediging bereikt werd, koos de auteur dat jaar als eindpunt van zijn studie. Zelf zag Henk Schoorl dit werk ook in andere opzichten als een tussenbalans: de Kop van Noord-Holland is onderdeel van een veel groter gebied en ook na 1750 gingen de veranderingen in het kustgebied door. Er verschenen artikelen over Texel op oude kaarten, zestiende-eeuwse bedijkingen, achttiende-eeuwse havenperikelen op Terschelling en – voorafgaande aan een studie over het Waddeneiland Callantsoog (oog = eiland) – een artikel ‘Bergen in de branding’ (1977), over het testament van Hendrik van Brederode (overleden 25 februari 1568), heer van Bergen en Callantsoog, die zijn goederen vermaakt aan een neef van zijn vrouw, Hendrik van Holstein Schaumberg. Het laatste artikel, een goed gedocumenteerde studie, gebaseerd op materiaal uit het Niedersächsisches Staatsarchiv te Bückeburg, dwingt extra bewondering af, omdat Schoorl daarvoor ruim honderd documenten uit het Oud-Duits moest ontcijferen. In de loop der jaren had hij ‘een verbluffende vaardigheid ontwikkeld in het lezen en transcriberen van de moeilijkste handschriften uit alle voorkomende perioden, zelfs in verschillende buitenlandse bronnen’2, aldus prof. dr. M.W. Heslinga bij de presentatie van Schoorls derde grote boekwerk ’t Oge, het waddeneiland Callantsoog onder het bewind van de heren van Brederode en hun erfgenamen, de graven van Holstein Schaumburg, tot de verkoop aan vier Hollandse heren, ca. 1250-1614 in 1979. Zelf schreef Schoorl in het voorwoord op dit boek onder meer: ‘Het snel veranderend geografisch panorama van het gebied waarvan het eiland deel uitmaakte, maakt de bewoningsgeschiedenis tot een bewogen, kwetsbaar, vaak dramatisch gebeuren.’
Twee jaar eerder schreef hij in een artikel in het jaarboek West-Frieslands Oud en Nieuw: ‘Naast tekeningen en schilderijen zijn archiefdocumenten de beste en meest authentieke bronnen om het werkelijke leven van onze voorouders te leren kennen. Zoals schilderijen vragen om aandachtig kijken, zo wachten band na band en pak naast pak documenten in rijks- en gemeentearchieven op een aandachtige lezer.’

Het eerste deel van de Convexe Kustboog, het onvoltooide nagelaten werk van Henk Schoorl, uitgegeven door uitgeverij Pirola in 1999/2000.
Welnu, Henk Schoorl heeft heel wat oude banden opengeslagen en oude pakken documenten geopend! En hij heeft heel veel kaarten, tekeningen, schetsen, ja zelfs portretten nagetekend en oneindig veel reconstructiekaarten ontworpen. Hij tekende eigenlijk altijd, zelfs, ja juist op zijn vele (vakantie)reizen naar Zwitserland, Oostenrijk, Tsjechië, de Shetlandeilanden, Ierland, IJsland. Eigenlijk tekende Schoorl al van jongs af aan. Reeds op zeventienjarige leeftijd was hij als scholier lid van de ‘Noorder Kunstkring’ in zijn geboorteplaats. Later werd hij in Haarlem lid van de modeltekenclub ‘De Acht’ en kreeg hij les van Jan Visser, lithografie en etsen. Vervolgens nam hij les bij de befaamde Henri Frederic Boot en werd hij lid van de Haarlemse Kunstenaarsvereniging ‘Kunst zij ons doel’. In het Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1790-1950 van P.A. Scheen (1969) staat over Henk Schoorl onder meer vermeld: ‘Tekent (pen), aquarelleert en lithografeert landschappen, figuren en stillevens’. Maar dat was dertig jaar geleden en daar is nog héél veel bijgekomen! Nog in 1996 was er in Lisse een goedbezochte tentoonstelling van schilderijen met als veelzeggende titel: ‘Oogst van reizen’.
De erkenning van zijn wetenschappelijke verdiensten werd zichtbaar in de uitnodiging om een bijdrage te leveren aan een in de nazomer van 1978 gehouden internationaal colloquium, gewijd aan de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van de kustvlakte langs de zuidelijke oever van de Noordzee. In grote lijnen heeft hij tijdens die bijeenkomst zijn ideeën over de landschapsontwikkeling in het gebied van de convexe kustboog Texel-Vlieland-Terschelling uiteengezet. In de jaren erna werkte hij aan de onderbouwing van zijn daar ontvouwde ideeën. Daarnaast werkte hij aan doorwrochte artikelen zoals ‘Petten en de Hondsbossche zeewering in kaart, beeld en reconstructie (1466-1614)’, ‘Het graafschap Holland omstreeks 1300’, ‘Het gebruik van de duinen in de loop der eeuwen’, ‘De wordingsgeschiedenis van de Zijpe’ en niet te vergeten ‘Kustgenese – kust genezen?’ Laatstgenoemd artikel is een thematische studie over de omgeving van het Marsdiep, waarin hij de mogelijkheid opperde de Noordzeekust benoorden Callantsoog te versterken door aanhechting van de Zuiderhaaksgronden aan de Huisduiner kust. Met name in kringen van Rijks waterstaat was inmiddels ruime belangstelling voor de ideeën van Hendrik Schoorl gewekt. Zo is in de Kustnota, zoals die in 1990 in opdracht van minister Smit-Kroes verscheen, Schoorls suggestie van ‘voorwaartse kustverdediging’ opgenomen. Maar daar bleef het niet bij. Wanneer ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag met steun van het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier het boek Kust en kaart verschijnt, waarin een tiental van zijn belangrijkste artikelen zijn opgenomen, alsmede een uiteenzetting over de wetenschappelijke betekenis van zijn werk door prof. dr. G.J. Borger en een volledige bibliografie van zijn werk, wordt tevens bekend dat hem een eredoctoraat zal worden verleend door de Universiteit van Amsterdam. Een jaar eerder (1989) ontving hij uit handen van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard een Zilveren Anjer. Maar ook na al deze feestelijkheden, waar Henk Schoorl uitbundig van genoot, werkte hij onverdroten voort. Aan tal van artikelen, maar ook aan het grote vierdelig werk dat zijn magnum opus had moeten worden: De Convexe Kustboog, een grootscheeps onderzoek naar het kustverloop van de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling, de genese van de westelijke Waddenzee en de daarmee samenhangende veranderingen in de loop der eeuwen in de zeegaten van Marsdiep tot Amelandse Gat. Daartoe heeft hij een ongekende hoeveelheid gegevens over de westelijke Waddenzee en de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling bijeengebracht en bewerkt tot lijvige manuscripten. Maar aan een definitieve bewerking van dit belangrijke materiaal is hij niet meer toegekomen.
Op initiatief van de ‘Kring van Vrienden van de Hondsbossche’3 en met financiële steun van tal van instellingen en particulieren hebben dr. Herman Lambooij en ondergetekende een poging gedaan het in manuscript aanwezige materiaal zo goed mogelijk geordend en vervolgens gepubliceerd.
Literatuur
H. Schoorl, Kust en kaart – artikelen over het kaartbeeld van het Noordhollandse kustgebied. Schoorl: Uitgeverij Pirola, 1990.
M.W. Heslinga, ‘Schoorls oog. Toespraak gehouden op 28 maart 1980 in het gemeentehuis van Callantsoog bij de presentatie van deel ii van de serie Hollandse Studiën: H. Schoorl, ’t Oge’, in: Regionaal-historisch tijdschrift Holland.
Uitgave 14 van de Kring van Vrienden van de Hondsbossche (tel. 0299-391391), verschenen in november 1998, is geheel gewijd aan dr. Henk Schoorl. In deze uitgave is ook een aanvullende bibliografie (1990-1998) van deze auteur opgenomen.
Het eerste deel van De Convexe Kustboog: het eiland Texel tot ca. 1600 verscheen voorjaar 1999. Dit en de volgende delen – Het westelijk Waddengebied en het eiland Texel vanaf circa 1550, De Convexe kustboog en het eiland Vlieland en De convexe kustboog en het eiland Terschelling (1999 / 2000) – zijn uitgegeven door uitgeverij Pirola te Schoorl (072-5093131).
Online te vinden: Ballade van Texel, 1976
Noot van de redactie
Eerder gepubliceerd in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1997-1998. P161-165 – Leiden, 1999
Het manuscript waarvan in de laatste alinea sprake is, is gepubliceerd onder te de titel ‘De Convexe Kustboog’ – in 4 delen – door uitgeverij Pirola in Schoorl
Helaas wil Rijkswaterstaat niets weten van het levenswerk en de ideeën van Dr. Henk Schoorl. Henk Schoorl zou de theorie en het meetkundig geknoei bij de Zandmotor van Delfland veel beter uitvoeren. Zijn Eijerlandsedam werkt! Het zand blijft liggen en de vuurtoren staat er nog steeds. Natuur en recreatie hebben zich daar op de noordpunt van Texel verbeterd zonder dat het Rijkswaterstaat iets kost! Prof. Stive claimt de Zandmotor als zijn geesteskind en Ronald Waterman slaat zich op de borst met dit idee van bureau Swasec. Delft durft echter de natuurontwikkeling van de Zandmotor niet op een weegschaal te meten tegenover de natuurvernietiging en de enorme milieuvervuiling die de realisatie van dit zand experiment heeft teweeggebracht. Integrale sturing van de stroming naar het voorbeeld van dr. Henk Schoorl is vele malen beter voor natuur, milieu, recreatie, werkgelegenheid, de opvang van zoet water en onze belastinggeld.
Pingback: Duinen en mensen » Duinbeeld (18) Jan van Scorel en medewerkers: Kaart noordelijk Noord-Holland, 1552