Niet zonder elkaar: Misleidende harlekijnen, kleine populaties doen het beter
Gerard Oostermeijer
De kleine en lieflijk ogende harlekijn (Anacamptis morio) is een orchidee zoals vele soorten uit deze familie: ze bedriegen en misleiden insecten om aan hun gerief, bestuiving en bevruchting, te komen. De bloemen hebben net als akelei of springzaad een lange spoor aan hun aantrekkelijke bloem. Het verschil is dat de spoor van de harlekijn nooit met nectar gevuld wordt, het is een loze huls. Planten in grote populaties zijn in het nadeel, want hommels leren weg te blijven. Is nu ook het raadsel waarom orchideeën bijna altijd maar mondjesmaat voorkomen opgelost?
(Red.: deze tekst is een – licht gewijzigde – publicatie uit het boek Niet zonder elkaar – bloemen en insecten. Bestellen?)
Bloembezoekers, hommels komen op het veelbelovende uiterlijk af, maar daar ontdekken ze dat er niets in de spoor zit. ‘’Kan gebeuren, denken ze. Iemand is me voor geweest’. Zo bezoeken naïeve hommels gemiddeld een stuk of vier of vijf harlekijnen voordat ze besluiten dat er toch ècht niets te halen valt. In de tussentijd hebben ze stuifmeelklompjes op hun kop geplakt gekregen die op de stempels van een of meer van de volgende planten hun pollen hebben achtergelaten. De misleidingsstrategie
van de harlekijn werkte. De hommel heeft echter wél van de ervaring geleerd, en zal niet zo snel nog een harlekijn bezoeken. Dat dit bedrog ook voor de harlekijn verkeerd uitpakt bleek op Texel, in het natuurreservaat de Bol. Daar blijkt het percentage bloemen dat een vrucht vormt net zo laag als in hele kleine populaties van bv. 10 exemplaren. In die laatste groep komt die lage vruchtzetting doordat er simpelweg te weinig planten zijn om hommels aan te trekken. Maar in de honderdduizend planten tellende populatie van de Bol zijn gewoon veel meer planten dan naïeve hommels. Op een gegeven moment hebben alle hommels geleerd om die nectarloze harlekijnen te mijden. Dat zal die bedriegers leren: de meeste planten blijven het hele seizoen zonder bloembezoek en vormen geen nageslacht.
Lessen voor de beheerder
De natuurbeheerder kan hier iets van leren: de door hooilandbeheer gecreëerde en soms onnatuurlijk grote populaties zijn eigenlijk niet ‘normaal’ voor de soort. De evolutie van de misleidingsstrategie van orchideeën heeft plaatsgevonden in kleine populaties, waar het aantal bloembezoekers meer in verhouding stond tot het aantal planten.
Onderzoek van Kos & Anselin toont aan dat de vruchtzetting het beste gaat bij een populatiegrootte van enkele tientallen tot hooguit honderden individuen. Ook bij andere niet-belonende orchideeënsoorten is deze wankele balans tussen te klein en te groot gevonden. Een optimale populatiegrootte is zeker niet de maximale. Grappig is dat iedere onderzoeker uit ervaring weet dat ze meestal verspreid staan en sporadisch zijn te vinden. Niet alleen een kwestie van het milieu (ze zijn veeleisend) maar ook een goede bestuivingsstrategie.
Conclusie: massapopulaties zoals de dennenorchis bij Schoorl, de gevlekte orchis bij het Alloo op Texel, moeraswespenorchis in jonge duinvalleien zijn mogelijk minder vitaal dan we denken.