Mossen als kalkindicator
Mossen en korstmossen vormen een belangrijk onderdeel van de vegetatie. Op hellingen of in heideveldjes zijn vele soorten te vinden. Net als bij de bloemplanten en varens zijn er (korst)mossen die in een kalkrijk milieu gedijen en soorten waarvoor het tegendeel geldt. Omdat de kleine ‘lagere’ planten in tegenstelling tot ‘hogere’ planten geen wortels hebben, weerspiegelen ze beter dan de diepwortelende ‘hogere’ planten het kalkgehalte in de bovenste bodemlaag.
Zo is het Groot duinsterretje een typische soort voor kalkrijk duin. Lichte overstuiving vindt deze soort uitstekend. Vaak zijn de geelgroene sterretjes langs paden te vinden waar enig zand wordt omgewoeld of aan de rand van konijnenholen. Zeer kenmerkend zijn de vers overstoven in het najaar goudkleurende hellingen waar deze soort snel zich kan vestigen.
Het Ruig kronkelsteeltje daarentegen komt zowel veel in het noorden als in het zuiden voor en kan dichte, donkergroene matte vormen. De in deze eeuw in ons land verschenen soort is indicator voor vermesting door luchtvervuiling en van slecht afbrekend organische stof en komt in Schoorl meer voor dan gewenst.
De Grijze bisschopsmuts (ook bekend als Grijs duinmos) kunnen we op grond van zijn kalkbehoefte als ‘kalkgrenssoort’ beschouwen, hoewel de soort ook zuidwaarts voorkomt op door de regen ontkalkte, oudere bodems.
En als vierde mos tenslotte het Zandhaarmos. Met de donkergroene sterretjes is het een soort van de zure bodems die vooral noordelijk en op sterk ontkalkte (oudere) grond is te vinden.