Tekst & beeld: uitsteken hondskruid, een paar heterdaadjes
Rolf Roos
Heterdaadjes zijn schaars en al helemaal van het uitsteken van beschermde of zeldzame wilde planten. Nog zeldzamer zijn foto’s van dit soort wandaden.
De ene foto uit ons archief met duidelijke bewijskracht toont een man aan het werk met het uitsteken van hondskruid. Eind jaren ’90, Wijk aan Zee. Hij deed dat met vergunning en onder begeleiding van de terreineigenaar waarvan we enkele personen op de achtergrond zien die zich niet met het uitsteken bezighouden, maar rondkeken of er nog meer mooie vondsten zouden zijn. De ‘overtreder’ is Chris Westra, mede-auteur van de standaardwerk de Oecologische Flora van Nederland (met prachtige teksten van Eddy Weeda). Het exemplaar van het roze hondskruid dat hij uitstak was nodig om in het atelier als model te dienen voor de aquarel van de plant.
De foto is mooi te spiegelen aan een tekst van Jac. P. Thijsse uit zijn boek ‘De omgang met planten’ (1909)
(bij een beeld van R. Tepe uit 23 juli 1906 genomen in het Jachtduin (nu Nationaal Park Zuid-Kennemerland), ontleend bovengenoemd boek)
Anacamptis
“Onderaan mijn helling en ook lager in de vlakte, waar ’t roode zwenkgras groeide onder gespreide dennetjes, had ik drie groepen van de allermooiste van onze inlandsche orchideeën, de hondswortel, Anacamptis pyramidalis. Ieder jaar schoven de sierlijke stengels lid bij lid omhoog, niet stokkerig recht, zooals de meeste standelkruiden doen, maar aardig zwakjes geknakt en eventjes gewrongen met mooie beweging. Alleen hierom verdient de plant reeds onze bewondering.
Toen ik op een maaien morgen mijn helling bezocht, was daar het Anacamptisgroepje verdwenen en vervangen door een vierkant kuiltje met wat rommel er om. Gauw naar de andere plekjes gestapt en jawel, dezelfde kuiltjes, dezelfde rommel. Daar waren botanici geweest met hun groene plantenbussen, van die lui, die een uitstervende Flora den genadeslag toebrengen en de opkomst van nieuwe geslachten verhinderen.
Nu moest ik al verder zwerven, om te zien en ik doorzocht alle duinvalleien, waar ik ze de laatste vijf en twintig jaren wel eens had aangetroffen. Die plantenverdelgers bezorgden mij veel gezonde beweging en menig genotvol uur en meteen de treurige overtuiging, dat in de duinen tusschen Noordwijk en Castricum op ’t oogenblik niet meer het tiende deel groeiden van de Anacamptissen van een kwart eeuw geleden. De algemeene verdroging van de duinen, de waterleidingen, ’t Noordzeekanaal en de plantenminnaars zijn hiervan de oorzaak.”
Zoals tegenwoordig thema’s als klimaatverandering, luchtvervuiling en begrazing als grotere verklaringen voor het wel en wee van soorten centraal staan, stond ‘verdroging door waterwinning en kanaalaanleg’ een eeuw geleden bovenaan de agenda. Na bijna een eeuw zijn die effecten deels verzacht. Alleen die verdomde botanici….