120 jaar FLORA van duin en kust van Voorne, toelichting bij excels 1900-2020
Door: Rolf Roos
Een toelichting bij lijsten met waarnemingen 1900-2021
Met dank aan Adrie van Heerden, Erik Ketting, Dick van der Laan, Tim Pelsma en Nico van der Wel
Voorstudie voor het boek Duinen en mensen Voorne (2023)
Publicatiedatum: 7 april 2023, online op www.duinenenmensen.nl
Inhoud:
Inleiding; Hoe je kijkt bepaalt wat je ziet.
Methode
Belangrijkste bevindingen
– Totaal aantal soorten en constante soorten
– Opvallende zaken per periode/Verdwijnen en verschijnen
Bijlages:
- Bronnen
- Toelichting op de gemaakte keuzes
- Excelsheet met Rode Lijstsoorten Voorne 1900 – 2021 per periode (downloadbaar)
- Excelsheet totaallijst Flora Voorne 1900 – 2021 (downloadbaar)
Samenvatting
Voorne is floristisch rijk (meer dan 1000 soorten sinds 1874). Zeer rijk ook aan Rode Lijstsoorten (174 soorten), maar die kennen een grote dynamiek: minder dan de helft daarvan is 120 jaar constant present. Dat in de meest recente periode juist minder soorten uit de categorieën ‘Ernstig Bedreigd en Bedreigd’ voorkomen, is opvallend.
De rijkste periode is 1950-1999. Of Voorne rijker is dan andere duingebieden, is met deze methodiek niet uit te maken (zie hiervoor van Heerden in het boek Duinen en mensen Voorne 2023 en online), maar dat het gebied incl. binnenduinrand en slikken nog steeds van groot belang is voor de biodiversiteit, is evident.
Voorne is o.a. van bijzondere betekenis voor veenreukgras (alleen hier in de duinen), kleine valeriaan (alleen hier in de duinen met vele vindplaatsen), moerasgamander (alleen hier in de Nederland) en in mindere mate voor groenknolorchis (zie portretten van deze soorten in Duinen en mensen Voorne, 2023). De aantallen soorten van de Rode Lijst zijn zeer groot, met een maximum in de periode 1950-1999.
Dit artikel vormt mede de onderbouwing van het hoofdstuk 0ver de flora in Duinen en mensen Voorne en bevat de onderliggende data.
Inleiding
Doel van deze analyse: Voor heel het Voornse duingebied, Slikken en Oostvoornse Meer en binnenduinrand een vergelijking maken van de soortensamenstelling in drie periodes: 1900-1949; 1950-1999; 2000-2021. Voor de vergelijking met andere duingebieden en de verandering van soorten is het gebied beperkt tot het ‘echte’ duingebied.
Wat vergelijken we: (per periode) het aantal soorten, het aantal Rode Lijst-soorten en van enkele specifieke soorten bekijken we de verspreiding na 2000 (kaartjes Waarneming.nl) en gebruiken we gegevens van Natuurvereniging Hollandse Delta.
Kader: Hoe je kijkt bepaalt wat je ziet
Dat klinkt filosofisch, maar het wordt concreet. Naar de wilde flora wordt verschillend gekeken en dat geeft ook verschillende uitkomsten. Als je wilt weten of in een gebied X de soortenrijkdom na 20 jaar is veranderd, dan is er wellicht maar 1 goede methode: persoon A had in het eerste waarnemingsjaar een heldere omlijnde methode (bv. een vaste route in een vast omlijnd gebied en een vaste opvatting over hoe er geteld moest worden en persoon A keek niet meer dan bv. 40 uur in totaal in dezelfde tijd van het jaar) en die methode kon dezelfde persoon A 20 jaar later weer herhalen. Alle moeilijkheden lijken zo omzeild te worden. Persoon A kijkt waarschijnlijk even goed en kent de soorten na 20 jaar minimaal even goed. Omdat de tijdsduur van kijken ook bepaalt, hoeveel je ziet, is het erg mooi als dat constant is. Als dan bovendien ook op dezelfde plekken en liefst langs eenzelfde route is gekeken, dan valt er wat te vergelijken.
Maar de praktijk is natuurlijk veelal anders: delen van een gebied bestaan niet meer, routes veranderen. Nog meer moeilijkheden: soorten worden nu anders ingedeeld en is wat ik nu zie wel hetzelfde als vroeger? En last but not least: persoon A deed alleen een route in een klein gebied, een steekproef, en wat zegt dat nu over heel Voorne? Al deze problemen horen er bij. We vergelijken lijsten van heel Voorne vroeger en nu en beseffen dat we te maken hebben met randeffecten (de grenzen van het gebied), waarnemerseffecten (meer mensen met meer uren zien steeds meer en andere soorten al is er een theoretisch plafond). Vergelijken in de tijd is dan hachelijk, wat ook geldt als je een nauwkeurige steekproef neemt (alleen een klein deelgebied of een vierkante km).
Veel netter en nauwkeuriger wordt het als er exacte proefvlakken (bv. 4 bij 4 m) worden uitgezet en worden gevolgd, bv. eens in de vijf jaar. Dat gebeurt ook, maar het nadeel van de nauwkeurigheid is natuurlijk dat je wel 100 proefvlakken kunt opnemen (en dan iets over trends in de tijd kunt zeggen), maar dan nog maar een zeer klein deel van het gebied bestrijkt. Dat blijkt ook uit de soortenaantallen die in ogenschouw worden genomen. Bij heel Voorne in 120 jaar treffen we ruim 1000 soorten, bij een selectie van 12 kilometerhokken over ca 50 jaar ruim 800 soorten, bij kleine proefvlakken nog geen 500 soorten. (zie verder Van Heerden). Kortom: hoe je kijkt, bepaalt wat je ziet. Een andere methode geeft bijna altijd een andere conclusie of een andere nuance, maar ondertussen kan er, bij gebruik van meer gezichtspunten (methodes), wel een steeds duidelijker beeld verkregen worden. Iedere methode heeft ook zijn eigen doel. Zo kan bij een totaal lijst geconcludeerd worden dat een soort verdwenen of verschenen is in het hele duingebied. Bij kleine proefvlakken kan je ook zien of een soort, gevonden in b.v. 43 proefvlakken, achteruit is gegaan naar 11 proefvlakken. De proefvlakmethode is opgezet voor vegetatieontwikkeling te volgen. Het meeste inzicht krijg je met een combinatie van methoden. Wil je tamelijk exact kijken dan moet je een klein gebied volgen. Zie onze rapportage over de Eerste Zanderij (1966 -2022) op basis van eerder onderzoek van Ger Londo
Methode
Hoe gingen we bij deze analyse te werk? We zijn uitgegaan van naamgeving uit de Heukels’ Flora van Nederland 24e druk (Duistermaat, 2020) en lijsten met waarnemingen in de periode 2000-2020 die de Natuurvereniging Hollandse Delta ter beschikking stelde en van FLORON (voor heel het duingebied). Daarvan is een overzicht gemaakt. Deze lijst, oorspronkelijk met bijna 1500 taxa (inclusief hybriden, geslachten, fout gedetermineerd materiaal, etc.) is opgeschoond (o.a. ‘niet-wild’ is verwijderd). Deze is aangevuld met lijsten afkomstig van het voormalige biologisch veldstation Weevers’ Duin (gegevens periode 1960-1985) en waarnemingen van enkele bijzondere soorten die in 2021 en 2022 in het veld zijn onderzocht (zowel de grote als de dichte muggenorchis, harlekijn, veenreukgras, hartgespan, pilzegge). Leidraad voor ‘wild’ of ‘niet wild etc.’ was de Flora van Nederland 24e druk (2020); andere naamgeving voor dezelfde soorten in vroegere periodes is aangepast aan de inzichten van de Flora van Nederland 24e druk (2020).
In de bronexcel is de sheet ‘WILD+INGEB’ te vinden met ruim 1000 soorten uit de periode 1900 – 2020 na opschoning. Het gaat om oorspronkelijk inheemse en ingeburgerde soorten.
Opgeschoonde en dus verwijderde of foutief gedetermineerde soorten staan in de sheet ‘Niet wild etc.’ en omvat ruim 400 soorten die niet zijn opgenomen. Ze voldoen aan een of meer van onderstaande criteria:
- evidente aanplant of gestort tuinafval etc.;
- met kleine letters in de Flora (24e druk);
- waarschijnlijke determineerfouten (m.n. bij soorten die slechts eenmalig zijn vermeld en uit heel andere (bv. zure) milieus komen dan op Voorne aanwezig zijn; hieronder rekenden we ook vaak zeer zeldzame soorten die slechts eenmalig zijn waargenomen.
- soorten die niet (meer) in Flora 24e druk worden vermeld.
- soorten (doorgaans urbane) die zeer waarschijnlijk (na raadplegen locatie data waarneming.nl) buiten het duingebied zijn waargenomen. Deze categorie ‘niet duin’ werd eveneens afgevoerd.
Uiteindelijk bleven zo ruim 1000 soorten over voor nadere analyse, gegroepeerd in drie hoofdperiodes: 1900-1949, 1950 -1999, 2000- 2020; enkele opmerkingen over de 19e eeuw werden toegevoegd.
Belangrijkste bevindingen
Totaal aantal soorten en ‘constante’ soorten van de Rode Lijst
Er werden door ons 1021 soorten geaccepteerd en opgenomen voor de periode 1900-2020, waaronder 174 soorten van de Rode Lijst (2012). Dit aantal is aanzienlijk hoger dan doorgaans over Voorne wordt vermeld (ca 750 totaal, waarvan maximaal ca 80 Rode Lijst). Mogelijke redenen hiervoor zijn (de eerste kunnen ‘echte’ voor- of achteruitgang onderbouwen) zijn o.a.:
- uitbreiding van het gebied (ontstaan Oostvoornse Meer met oeverzones, ontwikkeling Slikken van Voorne);
- aantal milieus (bos, poelen en moerassige landjes) zijn verder gerijpt, verschraald of in ontwikkeling teruggezet, waardoor pioniersoorten weer een kans kregen.
- er zijn soorten bijgekomen door het warmere klimaat (in onze klimaatzone komt er vooralsnog netto meer bij dan er af gaat);
- gegevens uit waarneming.nl zijn voor het eerst gebruikt naast die van FLORON en lijsten van Weevers’ Duin;
- de vooroorlogse periode is minder goed onderzocht;
- de inventarisatieperiode is langer dan bij eerdere publicaties;
- er zijn mogelijk diverse randeffecten waardoor deels soorten van buiten het duin in de lijst zijn terechtgekomen;
- er zijn weliswaar na 1990 minder onderzoekers op Voorne actief die openbaar publiceren ( wel heeft Provincie heeft meetnet in 1990 uitgebreid, en er zijn door de natuurwetgeving meer onderzoeksverplichtingen gesteld, Deels naar 1x per drie jaar), maar na 1990 zijn wel veel meer liefhebbers met florakennis die hun waarnemingen doorgeven. Dit is mede een effect van de laagdrempeligheid van digitaal doorgeven bijou openbare fora. Ook is door de natuurwetgeving een verplichting voor het bijhouden van de ontwikkeling verplicht, wat heeft bijgedragen aan intensieve monitoring van soorten en vegetatie. Het betreft echter niet alle soorten bij soortskarteringen en er is een beperkte oppervlakte (van ruim 100 proefvlakken) bij vegetatiemonitoring. Maar deze bevindingen van terreinbeheerders worden niet openbaar gepubliceerd en konden in onze analyse niet worden meegewogen.
Kader: Terug in de tijd
Kijken we naar de relatief schaarse gegevens uit de 19e eeuw, dan valt de afwezigheid van vele bossoorten (o.a. de sleutelbloemen, akelei) op, maar wel is al moerasgamander present (van Eeden, 1874). De bescheiden lijst met soorten in 1887 (minder dan 400) lijkt primair een weerspiegeling van veel minder waarnemers. Specifiek 19e eeuwse soort: hondspeterselie is als lokaal algemeen tot de eerste helft 20e eeuw in Voornes’ duin en in de Heveringen, die in 18e eeuwse bronnen (Kluit, 1777) al geroemd werden om de bloemenrijkdom (m.n. voor medicinale toepassingen in die tijd).
Voor de eerste helft van de 20e eeuw vallen weer een aantal verdwenen akkerbloemen op zoals akkerboterbloem, akkerdravik, gele ganzebloem (recent weer veel uitgezaaid in bijenmengsels) en windhalm. Van alleen voor de oorlog is ook de kalketrip bekend, inclusief een vage foto.
Nadere analyse Rode Lijst soorten
Speciale aandacht verdient het aantal soorten dat in de hele periode is waargenomen: 587 waarvan 80 van de Rode Lijst (zie ook ONLINE de tabel met alle Rode Lijstsoorten op Voorne en in welke periode ze zijn waargenomen). Hieronder is een aantal die in het kustgebied (vrijwel) alleen in de Voornse duinen voorkomen zoals veenreukgras en moerasgamander (zie verder pag.xxx). Voorne is ook van groot belang voor ook nu nog frequent aangetroffen Rode Lijst soorten als platte bies, weegbreefonteinkruid, voorjaarsganzerik, kleine steentijm, voorjaarszegge, slanke gentiaan en kleine valeriaan. Het belang van enkele andere ‘constante’ soorten verdient relativering. Zij zijn zijn na 2000 slechts van een enkele vindplaats bekend en daardoor extra kwetsbaar: o.a. vlozegge, beemdkroon en ruw gierstgras.
Kruisbladgentiaan en stengelloze sleutelbloem zijn voor 1950 aangeplant, verwilderd en als ingeburgerd te beschouwen. Van de orchideeën noemen we de teruglopende aantallen groenknolorchis, de harlekijn (alleen recent wild in particulier deel van Stekelhoek en daar toenemend en de muggenorchis: al in 1887 gesignaleerd dan (na vooroorlogse afwezigheid) met duizenden (mond.med. van der Laan) in de muggenorchisvallei van rond 1965, en recent alleen opgedoken in bescheiden aantallen op Stekelhoek en het Groene strand.
Meest voorkomende rode lijst soorten (binnen Voorne (in alle geschikte biotopen) lijken:
Gewone agrimonie |
Stijve ogentroost |
Rode ogentroost |
Scherpe fijnstraal |
Geelhartje |
Parnassia |
Gewone vleugeltjesbloem |
Opvallende zaken per periode/Verdwijnen en verschijnen
In de vooroorlogse periode zijn veel minder soorten zijn waargenomen, wat we grotendeels aan een waarnemerseffect willen toeschrijven. Men miste ook soorten die er mogelijk wel al waren, zoals weegbreefonteinkruid. Grasachtigen en waterplanten waren gewoonweg minder in the picture of men had er geen interesse in. Ook nu nog zijn de grassen voor floristen lastig, maar de kennis is duidelijk toegenomen. Steeds meer worden ook adventieven en verwilderde soorten genoteerd.
Maar ook het landschap veranderde. In de loop van de 20e eeuw kwamen door de kustaangroei (na 1910, 1926, 1934) steeds andere duinregels en duinvalleien en zelfs een compleet duinmeer tot ontwikkeling (Breede Water) met gedurende de vegetatiesuccessie nieuwe kansen voor soorten om zich te vestigen en te handhaven. Mede door het vele naoorlogse veldonderzoek, maar vooral door de kwaliteit van de duinterreinen ende fase van ontwikkeling, is de periode 1950-2000 het rijkste aan Rode Lijstsoorten: naast de 80 soorten van alle periodes waren er 28 ‘unieke’ RL soorten die alleen in deze periode voorkwamen. We noemen o.a. handjesereprijs, dwergvlas, kleine tijm, bochtige klaver en liggend bergvlas. Daarnaast waren er nog 14 RL soorten die alleen uit de 20e eeuw bekend zijn en 35 die pas na 1950 verschenen zijn (waaronder poppenorchis, soldaatje (beiden weer verdwenen) en zwarte rapunzel die zich handhaaft). Dit brengt de totale rijkdom in de tweede helft 20eeeuw op 157 Rode Lijstsoorten. Van de hele 20e eeuw (maar daarna verdwenen) noemen we nog veldgentiaan, rozenkransje, honingorchis, blonde zegge, kruipend moerasscherm en Spaanse ruiter.
Dan de periode na 2000: opvallend veel soorten (meer waargenomen dan ooit) maar relatief weinig ‘unieke -die alleen in die periode werden gezien- ’ soorten: nl. 17. Maar met toch enkele opvallende ‘nieuwkomers’: duifkruid, geel zonneroosje (ingeburgerd), welriekende agrimonie, bospaardenstaart en klavervreter, een van de weinige bremrapen op Voorne (dat onbegrijpelijk arm is aan de walstrobremraap). Totaal aantal gesignaleerde RL soorten na 2000: 131, een respectabel aantal, maar onmiskenbaar lager dan de ‘bloeiperiode’ 1950- 1999 toen 153 RL-soorten werden genoteerd. Gulden sleutelbloem, echte guldenroede en galigaan zijn present. Ruwe klaver en gestreepte klaver zijn echter zeer mondjesmaat aanwezig, terwijl de draadklaver recent (na dijkverhoging van de Noorddijk bij Oostvoorne) is verdwenen.
Zien we ruwweg een verschraling in de soorten van duingraslanden en duinvalleien, soorten van bossen en bosranden doen het ‘goed’, al dan niet na aanplant en verwildering: o.a. maretak, bospaardenstaart, kleinbloemige roos, viltroos en bostulp. Maar ook bossoorten als boskortsteel, bosgierstgras en eenbloemig parelgras worden aangetroffen, al dan niet na initiële introductie en verwildering.
Bijlage 1. Bronnen die verwerkt zijn in de soortenlijsten
Van Eeden ( 1874) : https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2021/02/FWvEedenLijstfloraVoorne1874.pdf
1887: verslag van Suringar et al. In NKA (gepubliceerd 1889) https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2022/09/Natura1934-Voornenummer-Tekst-herkend.pdf
1900-1949, 1950-1999, 2000-2020: Lijsten FLORON;
1985: waarnemingen via Weevers duin vanaf ca 1955; Lijst via Joop van Heeswijk in archief Piet Mout KNNV Voorne, aangevuld met van der Laan, 1990 en van der Laan 2021 (mondeling)
Waarneming.nl 2000- 2021: alle waarnemingen uit waarneming.nl; duinen Voorne via Natuurvereniging Hollandse Delta in periode 2000-tot 2021 plus eigen waarnemingen Rolf Roos (RR) en Erik Ketting (EK) 2010-2021 plus aanvullingen van :
- Lijst planten plantenwerkgroep KNNV ca 2000 tm 2015 gemaakt door Siem Snijders
- Verslag inventarisaties plantenwerkgroep Groene strand Greenchoice project 2020 Zuid-Hollands Landschap. Mededelingennummer PWG 2020/05 Rapport KNNV Hollandse Delta.
FLORON Rode Lijst Vaatplanten 2012
Bijlage 2 Keuzes
Deelgebieden: 2000-2020 Waarneming.nl: We hebben ‘Oostvoorne dorp’ en ‘Heemtuin Tenellaplas’ (die zich net als heemtuin Mildenburg in databases gedragen als dierentuinen waarvan de poorten wijd open staan), niet meegenomen in de analyses
De volgende soorten werden ons inziens ten onrechte als wild ingevoerd in waarneming.nl en zijn niet meegenomen omdat ze een te sterk vertekenend beeld geven over de rijkdom:
Genista tinctoria
Betonia officinalis
Epipactis atrorubens
Cephalanthera rubra
Hieracium maculatum
Platanthera bifolia en P. chlorantha
Saxifraga granulata
Neottia nidus-avis
Consolida regalis
Myrica gale
Pinguicula vulgaris
en (in speciaal zuur milieu ter plekke) Avenella flexuosa en Juncus squarrosus; ook zijn soorten geschrapt als Lathyrus palustris.
Zie (oude, nl. 1990) lijst Heemtuin Tenellaplas: https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2021/08/Plantenlijst-heemtuin-1988-1990-totaal.pdf
Een recente lijst Tenellaplas bleek bij navraag niet beschikbaar.
Soorten van echt zure grond zijn een probleem want deze bodem is nergens actueel aanwezig en ook krijgen we geen zicht op hoe dat vroeger was. Ook een aantal ‘pleistocene’ soorten is afgevoerd maar het houdt iets arbitrairs. Sommige geschrapte soorten horen bij de makkelijk te verwisselen soorten: naaldwaterbies i.p.v.‘duinsoort’ de armbloemige, ruige leeuwetand i.p.v. duinsoort kleine leeuwetand, trekrus i.p.v. ijle rus etc Bij enkele toch behouden soorten (want bv twee keer op een lijst) blijven twijfels knagen: het heidekartelblad. De vroeger gemelde pilzegge werd in 2022 teruggevonden. Er waren meer dubieuze gevallen: duinplanten met een dubieuze herkomst, waarvan we enkele die we wel hebben geaccepteerd die hieronder worden genoemd.
Helianthemum nummularium, ook in Tenellaplas (na 2000); wordt wel in duin als wild beschouwd want ingeburgerd op vele plekken; herkomst uit Tenellaplas is aannemelijk, net als bij Viscum album.
Melica uniflora is al vooroorlogs al bekend is dus mogelijk geen ‘Tenellaplas’ soort (geheel in lijn met de geringe interesse van Sipkes voor grasachtigen).
Veronica longifolia heeft een verspreiding op de begraafplaats in Rockanje, nabij Tenellaplas als rond de Sipkesslag en de populaties daar breiden zich mogelijk uit. Volgens Niels Eimers van waarneming.nl betreft het hier de lange ereprijs groep – Veronica Sec. Pseudolysimachium.
Aanplant van 3 soorten sleutelbloem is zo goed als bewezen (bv. de stengelloze 1932, zie Sipkes, 1950), dan wel hoogst waarschijnlijk (beide andere soorten). Ze handhaven zich nu al vele generaties en beschouwen we als ingeburgerd. Dan de enige plant waarvan Westhoff 1950 meldt dat Sipkes deze in duin heeft geplant (ook Stekelhoek): Gentiana cruciata. Gezien de vele vindplaatsen op geheel natuurlijk ogende habitats (noordhellingen, hoog in vochtige valleien) beschouwen we deze inheemse soort eveneens als hier ingeburgerd.
Andere bewezen aanplant (van der Aart, mondelinge mededeling: venusschoentje (weer verdwenen) en Petasites spurius (doodgespoten).
Kwestieus maar wel laten staan: Dryopteris cristata (alleen vermeld in 1985).
Wel opgenomen soorten met m.n. een verspreidingsgebied (ver) buiten de duinen die in principe ‘verdacht’ zijn; (deels) als escapes of mogelijk aanplant beschouwd maar nu wel in lijst opgenomen als ‘wild’, want soms al rond 50 jaar aanwezig en zich handhavend c.q. verspreidend of verschillende keren in soms 150 jaar gemeld, waaronder:
Adoxa moschatellina
Allium carinatum
Cardamina amara
Cardamine bulbifera (o.a. Strypemonde en Overbosch)
Chrysosplenium alternifolium
Lilium martagon (is al bijna een eeuw nabij de Vogelpoel/Breede water aanwezig; er zijn geen bronnen die uitplant aannemelijk maken).
Luzula sylvestris
Phyteuma spicatum ssp. nigrum
Omgrenzing en data beschikbaarheid
Deelgebieden: duingebieden zoals onderscheiden op Weevers’ Duin (zie kaart schutblad achterin) , d.w.z. duinterreinen van NM en ZHL en aantal particuliere landsgoederen, het Kruiningergors plus enkele dijken binnenduinrand zoals Noorddijk (2 stuks), Heindijk en Schapengorsedijk.
De FLORON lijsten bevatten door de basisstructuur in kilometerhokken vele randzones en zijn er ook daar relatief meer ‘urbane’ soorten te verwachten. Die zijn deels afgefilterd op basis van terreinkennis en beschikbare lokatiegegevens.
Lijsten van waarneming.nl boden ook enig inzicht in deelgebieden. Deze lijsten hebben als nadeel dat er veel foute meldingen in staan en er veel kritisch nalezen noodzakelijk is; anderzijds is de datastroom groot (als je toegang hebt), maar worden soortkarteringen van terreinbeheerders niet gepubliceerd, waardoor een meer compleet beeld niet eenvoudig is. Voor de transparantie van bereikte resultaten van beheer en voor objectieve analyse van hoe gebieden zich ontwikkelen is hier nog een slag te maken. Die kan beginnen met het online plaatsen van onderzoeksrapporten van terreinbeheerders (zonder de exacte vindplaatsgegevens).
Wild of niet?
We volgen in principe de Verspreidingsatlas van FLORON en de Flora, waarbij soorten met kleine letters aldaar niet in onze lijst zijn opgenomen
Geschrapt zijn taxa die alleen een aanduiding op geslachtsniveau hebben (bijv. Tilia spec.). Ondersoorten zijn in de regel wel opgenomen als deze 120 jaar duidelijk te volgen zijn.
Aanduiding Rode Lijst (2012)
NB op eerdere lijsten (van der Laan, 1990) zijn div. soorten als RL opgevoerd maar conform 2012 geen RL-soort meer. Dat zijn o.a.
Anagallis tenella
Arabis hirsuta
Campanula trachelium
Convolvulus soldanella
Crambe maritima
Euphorbia cyparissias
Medicago minima
Melica uniflora
Ophrys apifera
Origanum vulgare
Orobanche caryophyllacea
Verbena officinalis
Vulpia bromoides
Als omissies in waarneming.nl beschouwd (wel voor 2000-2020 bekend maar niet in 2000-2020 bij waarneming.nl genoteerd )
Crepis biennis
Galinsoga parviflora
Anthoxanthum nitens (voorheen Hierochloe odorata (eigen waarnemingen 2021)
Holcus mollis
Matricaria chamomilla
Phalaris arundinacea (wel in opnamen provincie)
Rorippa amphibia
Sagina maritima