Bijleveld: een leven in dienst van zeldzame orchideeën
Bert Buizer
– Uit: Bergen aan Zee: natuur en landschap in archieven
Zoon H.A.S. Bijleveld, destijds woonachtig aan de Jan Apeldoornweg te Bergen, beschrijft kort de geschiedenis – opkomst en ondergang – van deze bijzondere orchideeënsoort in Nederland: “Op 20 mei a.s. is het 60 jaar geleden dat de Nederlandse botanici verblijd werden met een bijzondere vondst….”. Het aantal exemplaren – zesentwintig bij de eerste waarneming – liep op tot boven de honderd, kelderde in de twintiger jaren na kaalkap van de bosjes, en nam af tot één exemplaar in 1942. Na de oorlog, in 1946, ging H.A.S. Bijleveld tevergeefs op zoek naar deze zeer bijzondere plantensoort: “Men kan dit artikel dan ook beschouwen als een necrologie van de koraalwortel” (Gorteria 15(5), 1962). Opvallend was de rol van de familie Van Reenen, waarover Bijleveld sr. in De Levende Natuur van 1936 schrijft: “….nog steeds verheugen in ’t voortbestaan van deze allermerkwaardigste orchidee…..het doeltreffende toezicht…wij denken met groote dankbaarheid aan de eigenaars van deze terreinen, de familie Van Reenen, die, waar het in haar vermogen lag, ter dege het hare tot deze instandhouding heeft bijgedragen!”
Het is opnieuw A.H.Bijleveld, nu in 1926, die de aandacht vraagt voor nog een bijzondere orchideeënsoort in onze duinen: ‘In het land van Neottia’ (De Levende Natuur 10, 1926). Hij beschrijft in dit artikel hoe hij al in 1900 aan Heukels bekend maakte dat de vogelnestorchis, zoals de Nederlandse naam luidt, in onze duinen voorkomt. Is de koraalwortel in ons land al lang uitgestorven, de vogelnestorchis komt tot op de dag van vandaag in de omgeving van Bergen aan Zee voor. Het zijn de belangrijkste Nederlandse groeiplaatsen!
De orchideeënrijkdom van de duinen rondom Bergen aan Zee was legendarisch en tot in het Parnassiapark kon men genieten van een groot aantal soorten. G. Blokhuis, verder onbekend in natuurkringen, beschreef deze rijkdom in De Levende Natuur van juli 1911. Hij noemt de welriekende nachtorchis en van de harlekijnorchis vermeldt hij: “Ze komen in Bergen in groote massa’s voor, in 1906 waren de weilanden met een paars kleed overtrokken”. De breedbladige orchis, de grote keverorchis, de slanke Sturmia, de grote muggenorchis: allemaal komen ze in groten getale rondom ons dorp voor. Deze situatie lijkt nu voorgoed voorbij…
We wandelen nog heel even mee met Heimans. Samen met R. Schuiling stelde hij een serie boekjes en wandplaten samen onder de titel ‘Nederlandsche landschappen: handleiding bij de aardrijkskundige wandplaten van Nederland’ (Noordhoff, Groningen). We raadplegen deel twee uit 1912, waarin het duinlandschap bij Schoorl wordt beschreven. Er worden ook uitstapjes gemaakt in de richting van Bergen en Bergen aan Zee en daar gaat het opnieuw om orchideeën als Sturmia, harlekijn en moeraswespenorchis. Even later, de schrijvers wandelen dan naar Bergen aan Zee en langs de Zeeweg naar De Franschman, noteren ze de vogelnestorchis, muggenorchissen, grote keverorchis en “op de bocht van den weg bij den “Franschman” staat het wit van Daslook en geurt het daardoor sterk naar uien”, net zoals we het nu nog kennen. Opvallend is de aandacht die wordt besteed aan de vele natte valleien en de daar groeiende zonnedauw.