De bosgeschiedenis van de Oude Duinen
Ontleend aan Haagwinde september 2014
Hoeveel invloed heeft de mens in de loop der eeuwen gehad op de ontwikkeling van de bossen op de oude strandwallen? Het Haagse bos is een laatste overblijfsel van die duinbossen. Esther Vogelaar deed er in 2012 wetenschappelijk onderzoek naar en kwam tot de ontdekking dat het (nuttig) gebruik van bos en ontbossing elkaar sterk hebben afgewisseld.
Het geheel van oude strandwallen en –vlakten in het Nederlandse kustgebied wordt het Oude Duinlandschap genoemd. Het grootste deel van dit landschap bevindt zich tussen Den Haag en Haarlem en heeft zich tijdens het Holoceen (vanaf circa 10.000 Before Present) ontwikkeld. Op de strandwallen ontwikkelden zich in de loop der tijd bossen.
Romeinse overheersing
De periode 0-300 stond in het teken van Romeinse overheersing in Nederland. De Romeinse invloed was vooral merkbaar voor mensen rondom en ten zuiden van de opgetrokken Rijksgrens (Limes) en in mindere mate voor stammen ten noorden van de Limes. De Romeinen legden tal van forten en wegen aan waarbij grote hoeveelheden hout zijn gebruikt. Zo ook voor de ontwikkeling van de stad Forum Hadriani bij het huidige Voorburg (zie figuur 1). Veel van het gebruikte hout was van lokale tot regionale oorsprong. Voor de Romeinen hadden bomen en bos voornamelijk een gebruiksfunctie. Voor de lokale bevolking was ook de religieuze betekenis van belang. Bomen en (open plekken in) bossen werden in Europa wijdverbreid vereerd. Zij werden beschouwd als toegangen tot of verblijfplaatsen van de goden. Onder invloed van de Romeinse cultuur verminderde deze religieuze betekenis geleidelijk. Aan het einde van de Romeinse tijd (circa 300) was het bos als gevolg van (over)exploitatie nagenoeg verdwenen.
Karolingische tijd

Anonieme prent van het Haagse Bos uit 1850 naar J. van der Haagen, ca. 1615-1669 (Beeldbank Haags Gemeentearchief)
De periode 700-900 kenmerkte zich door de Frankische machtsovername in Nederland en staat bekend als de Karolingische tijd. Deze tijd staat in het teken van de kerstening van de inheemse heidense bevolking. Heiligdommen, vergelijkbaar met die in de Romeinse tijd, kregen een christelijke betekenis of werden vernietigd. Een mogelijk relict van een heidens verleden bevond zich tot 1750 op de huidige begraafplaats Eikenduinen te Den Haag. Hier werden toen bij afzandingswerkzaamheden o.a. een ashoop, botten en geweien gevonden die toen reeds geïnterpreteerd werden als een vroegmiddeleeuwse heidense offerplaats in het bos. Dit is niet ondenkbaar omdat offerplaatsen zich vaak in het bos bevonden en de vondst van hertengeweien duidde op de aanwezigheid van bos ter hoogte van Eikenduinen. Het toponiem ‘Eikenduinen’ geeft dit ook aan. Als gevolg van de kerstening zijn mogelijk heilige bomen en bossen verdwenen. Niettemin was ontbossing een gevolg van de toenmalige bevolkingsgroei en de daaraan gekoppelde noodzaak voor uitbreiding van landbouwgronden. Naast ontbossing kwam ook het nuttige gebruik van bomen en bos weer onder de aandacht. Door het feodale stelsel was grondbezit centraal geregeld en werd het land systematisch geëxploiteerd. Bos was hierbij een noodzakelijke natuurlijke voorziening van bouwhout en brandstof en het loof en de vruchten dienden als veevoer.
’s-Graven wildernissen
Vanaf ongeveer 1200 hebben de graven van Holland de macht over het kustgebied. In de loop der tijd hebben zij zich de zeggenschap over de ‘woeste’ bossen en duinen toegeëigend als ’s-Graven wildernissen. Na het midden van de 13e eeuw werd Den Haag het bestuurlijk middelpunt van de graven. Bossen werden beheerd voor de houtproductie maar waren voor de graven voornamelijk van belang voor de jacht of werden ter ontginning uitgegeven. Door de aanwezigheid van turf (veen) was hout als brandstof minder van belang. Een omvangrijk jachtgebied lag bij Den Haag. De naam ‘s-Gravenhage is een echt toponiem, de naam zegt iets over de omgeving. In het Middelnederlands betekent haga ‘omhaagd gebied’ of ‘jachtterrein’. In de 13e/14e eeuw lagen er verschillende bossen in de regio Den Haag: de Houte, de Meynte, de Berkenrijs, het Oude bos, het Korte bos en het Schakenbos. Ergens eind 14e of begin 15e eeuw ontstond in grafelijke kringen, vanwege onrechtmatig gebruik, serieuze bezorgdheid om de fysieke staat van die bossen en werden maatregelen getroffen om verval tegen te gaan. Aan het einde van de Middeleeuwen (circa 1500) was door ontginning rond Den Haag echter alleen het Haagse Bos nog overgebleven (zie figuur 3).
Buitenplaatsen en landgoederen
Vanaf ongeveer 1650 ontstaan buitenplaatsen en later landgoederen op de oude strandwallen waardoor er bos terugkeert. Het begrip buitenplaats en landgoed wordt wel eens door elkaar gebruikt. Een buitenplaats bestaat uit een huis met bijgebouwen en tuin of park.
Een landgoed omvat een samenhangend gebied van natuur, weide, (hakhout/productie)bos, tuin of park dat als bedrijf wordt beheerd. De ontwikkeling van buitenplaatsen had te maken met de economische groei van Holland vanaf ongeveer 1350 en de bloeiperiode in de 17e eeuw (Gouden Eeuw). De rijke burgerlijke elite kon zich een buitenplaats veroorloven. De motieven voor aanleg waren drieledig: belegging, status en recreatie. Jacob Cats (1577-1666) dichter, staatsman en eigenaar van de buitenplaats Sorgvlieth schreef: ‘Is ‘t niet een zoet vermaak, in ‘t groen te mogen treden’. In de tweede helft van de 17e eeuw neemt het aantal buitenplaatsen toe waarbij de tuinen en parken steeds mooier en groter werden. Deze zijn dan nog strak aangelegd (barok). Vanaf ongeveer 1760 doet de Engelse landschapsstijl zijn intrede waarbij een geïdealiseerd natuurlijk landschap werd nagebootst. Drie generaties Zocher verbonden tussen 1780-1915 hun naam als tuinarchitect aan vele Hollandse landschapsparken. Na 1850 gingen als gevolg van de aanleg van spoorwegen, industrialisatie en stadsuitbreiding ook veel buitenplaatsen en landgoederen verloren. Toch is er, dankzij de stedelijke groengebieden inmiddels weer veel meer bos dan aan het eind van de Middeleeuwen.
Ontleend aan een geweldig interessant verhaal: Esther Vogelaar (2012): Bosgeschiedenis van het Oude Duinlandschap in politiek, sociaal en economisch perspectief; MSc thesis Bos- en natuurbeheer Leerstoelgroep Bos- en natuurbeleid FNP – 80436 WUR
:
Pingback: Duinen en mensen » Gered uit archieven & laden, februari 2015