De vorming van een Haags Bosje
Door: Aletta de Ruiter
In Den Haag worden veel groengebieden op een speciale manier benoemd. Waar groen in andere grote steden vaak als park worden aangeduid kent men in Den Haag ‘Bosjes’. Zo hebben we de Bosjes van Pex, Bosjes van Repelaer, de Scheveningse Bosjes, de Bosjes van Poot , de Bosjes van Zanen en – iets robuuster – het Haagse Bos. Bosjes lijkt hier een typische benaming voor opgaand struweel dat zijn oorsprong heeft op duingrond.
De meeste Bosjes liggen in de gordel van grote groengebieden die Den Haag rijk is. Ze hebben over het algemeen hun oorsprong te danken aan rijke stedelingen die vanaf de zeventiende eeuw, vlak buiten de stad landgoederen stichtten op de droge zandgronden langs de kust. Over het algemeen verkozen de rijke heren de oude strandwallen om hun buitens op aan te leggen. Voorwaarde was dat het huis hoog en droog op een zandbult stond, maar dat vlak in de buurt ook weiland aanwezig was om het vee van de pachtboeren te laten grazen. Gelukkig voor hen werden de strandwallen afgewisseld door strandvlaktes waarop door de eeuwen heen veenvorming was ontstaan. Reeds in de Middeleeuwen werd het veenmoeras ontwaterd en was daardoor geschikt voor akkerbouw en veeteelt. De aanleg van deze landgoederen heeft ervoor gezorgd dat een stad als Den Haag nog steeds zoveel grote groengebieden bezit.
Bosjes van Poot
Een uitzondering op de regel vormen de Bosjes van Poot die op de overgang van strandwal en jonge duinen liggen in het verlengde van het Westduinpark. Die laatste naam zorgt voor verwarring, want dit park is gewoon jong duingebied, ooit ontstaan uit de Wildernisse ten zuiden van het dorp Scheveningen. Pas toen de gemeente er in de twintigste eeuw wandelpaadjes ging aanleggen en, als remedie tegen het stuiven, rimpelrozen aanplantte kreeg dit duin een park-status.
Eikenhakhout
In een deel van dit toen nog wilde duingebied lag omstreeks 1650 de boerderij van Thymon van Veen. Thymon liet zijn koeien grazen op de veenweide van het Segbrouck en woonde zelf in de duinvoet van de jonge duinen. Hij had echter veel last van stuivend zand dat de westenwind uit de toen nog kale duinen aanvoerde. Om zijn boerderij te beschermen plantte hij bomen aan de zeezijde van het erf. Op de gedetailleerde kaart van Cruquis uit 1712 zien we dat dit terrein omgeven is door wallen met eikenhakhout. Het was een flinke hoeve, want toen baron Van Boetzelaer dit kavel in 1685 kocht, bleek de bezitting 20 hectare groot te zijn.
Van Boetzelaer verandert de hoeve gedeeltelijk in een buitenplaats, maar behoudt de wallen met eikenhakhout en breidt die zelfs uit in de richting van De Beeck in het Segbrouck. Op dat moment worden de eerste contouren van de Bosjes van Poot gelegd. Het duurt echter nog twee eeuwen voor die naam op de kaart zichtbaar wordt. Allereerst gaat het landgoed Houtrust heten. De naamgeving uit die tijd was duidelijk. Houtrust is een rustpunt in het hout. Nog niet te verwarren met bos, want dit hout werd geëxploiteerd als eikenhakhout. Elke tien jaar werden de stammetjes gezaagd. Het schors leverde eek op, een looistof voor de leerlooierijen, het kernhout werd gebruikt als brandhout. Kolen en gas waren nog niet beschikbaar en de haard brandde op hout of turf.
In koninklijk bezit
Te midden van de hakhoutplantage stond het huis, waaromheen de moestuin en boomgaard. Die contouren zijn nu nog steeds terug te vinden in het landschap. Twee eeuwen lang wisselt Houtrust verschillende keren van eigenaar. Afhankelijk van de eigenaar wordt het gebruikt als chique buitenplaats met exotische planten of als grootgrondbezit met weilanden en
landbouwgrond. De kadastrale kaart uit 1811 vermeldt precies op welke percelen er rogge werd verbouwd en waar het weiland was. Na de Franse overheersing komt er verandering in het bezit van dit deel van de duinen. De prins van Oranje, de latere koning Willem II laat in 1833 zijn oog vallen op deze omgeving. Hij koopt een groot deel van de Westduinen inclusief het landgoed Houtrust. Ook Segbrouck tot en met landgoed Sorghvliet wordt koninklijk bezit. De aankoop van duingebieden is voor het Koninklijk Huis een investering voor de exploitatie van zandwinning ten behoeve van de stadsuitbreiding die in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang komt.
Gebroeders Poot als naamgever Bosjes
Het duingebied rondom Houtrust blijft echter net gespaard voor afgraving. Wel wordt er een groter oppervlak aangeplant met naaldbos om de verstuiving van het duin tegen te gaan. De volgroeide dennenstammen konden tevens dienen als stuthout in de mijnbouw. Zo ontstond er opnieuw een houtplantage in dit gebied!
Van natuurbeheer was nog geen sprake, maar om het gebied te bewaken, de bosaanplant aan te sturen en de jachtpartijen van het koninklijk gezelschap voor te bereiden, werden er boswachters annex koddebeiers aangesteld. De broers Willem en Jacob Poot waren als zodanig in dienst van het Koninklijk Huis.
Toen de gemeente Den Haag in 1907 het beheer van deze duinomgeving overnam, kreeg Jacob Poot een baan als boswachter over de Bosjes die inmiddels volgroeid waren. Buitenplaats Houtrust was toen al afgetakeld en volledig opgenomen in het achterliggende duinbos. Omdat het bos inmiddels voor publiek toegankelijk was en er ook een uitspanning floreerde, werd de naam van de boswachter in de volksmond gebruikt als aanduiding voor deze vrijetijdsbestemming. Waar de stadskaart van 1910 nog ‘Houtrust’ vermeldt, heeft de naam Bosjes van Poot in 1927 die plek onuitwisbaar overgenomen.
Wijk midden in het duin
Door de bouw van de woonwijk Duindorp zijn de Bosjes van Poot duidelijk afgescheiden van de rest van de Westduinen.
Duindorp werd in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw gebouwd als vervanging voor de verkrotte wijken van Scheveningen Dorp. Het is nu een stadswijk die midden in het duin ligt. De Bosjes van Poot worden nu intensief gebruikt door omwonenden die er hun hond uitlaten. Desondanks is het nu Natura 2000 natuurgebied waar cultuurhistorie en natuurwaarde – met enige frictie – hand in hand gaan.
Leuk stuk
eindelijk weet ik waar de naam van die bosjes waar ik een halve eeuw geleden speelde vandaan komt. Is er beeld van die koninklijke boswachters Poot?
Verder zou ik meer willen lezen over kwaliteiten van de natuur in dit hondenuitlaatgebied. Wat broedt er? Nog leuke duinplanten?
Lees het graag t.z.t., bv in een reactie op deze reactie.
Rolf Roos
Dag Rolf,
De hondenuitlaat heeft een enorme invloed op de vegetatie in de Bosjes van Poot. Een paar jaar geleden zijn er metingen gedaan door de gemeente Den Haag waaruit blijkt dat het gebied dagelijks door 900 honden wordt bezocht. De vervuiling door nutriënten is dus hoog en ook daar zijn cijfers van. Omdat het Natura 2000-gebied is, wordt er momenteel flink gediscussieerd over deze kwaliteitsbeïnvloeding. Voor de gemeente is het een dilemma, want de behoefte en noodzaak aan uitlaatgebieden is groot en men wil de druk daarvan een beetje spreiden over verschillende gebieden. Indien de Bosjes van Poot worden gesloten voor hondenuitlaat ontstaat er elders een veel groter probleem.
En foto van boswachter Poot is bekend bij de redactie van het blad Duin, waarvoor ik dit artikel oorspronkelijk schreef. Een vogelinventarisatie levert geen echte bijzonderheden op. Nachtegalen zitten overal in de binnenduinen en ook roodborsttapuiten.
groet Aletta
Beste Aletta,
dank voor je reactie en afwegingen. Ik begrijp dat dit bosje geofferd moet worden aan de hond om erger te voorkomen. Ik hoop dat je gelijk hebt.
Met mijn groet!
Rolf
De bron van dit verhaal is Joost S.H. Gieskes. Kwalijk dat deze niet wordt vermeld
Dit verhaal is door dezelfde auteur (Aletta de Ruiter) eerder gepubliceerd in het blad ‘Duin’ van de Stichting Duinbehoud. De informatie over de inhoud komt uit velerlei bronnen. Bij een niet wetenschappelijke uitgave zoals deze is het niet gebruikelijk om bronnen te vermelden. De geïnterpreteerde tekst is authentiek van de auteur, er is geen sprake van rechtstreekse overname van tekst van Joost S.H. Gieskes.
Beste groet,
Aletta de Ruiter