Bomen vertellen de historie van het landschap
Arie Benjamin den Heijer
Overgenomen uit: Haagwinde juni 2013
De duinbossen langs de Monsterseweg aan de rand van duingebied Solleveld kennen een rijke historie. Veel sporen uit de geschiedenis zijn tegenwoordig nog steeds in het landschap terug te vinden. Tijdens mijn afstudeeropdracht heb ik onderzoek gedaan naar de invloed die cultuur, ecologie en zee en wind de afgelopen 300 jaar op dit duinbos hebben gehad. Ik heb gezocht naar verklaringen waarom het bos er op de ene plek heel anders uitziet dan iets verderop. Belangrijk hulpmiddel hierbij was het bepalen van de leeftijd van de bomen.
Dit binnenduinrandbos ligt op een oude strandwal, waarvan de bodem voornamelijk bestaat uit kalkloos en voedselarm zand. Sinds de Middeleeuwen heeft ter hoogte van Solleveld veel kustafslag plaatsgevonden, waardoor de jonge kustduinen ter grootte van het Westduinpark bijna helemaal zijn weggeslagen. Tegenwoordig is de -deels kunstmatige- zeereep nog maar tweehonderd meter breed.
Cultuurhistorie
In de binnenduinrand is zomereik de meest voorkomende boomsoort en dat heeft een reden. Het bos is grotendeels een overblijfsel van eikenhakhoutplantages uit de 17e eeuw. Om de plantages bewerkbaar te maken werd de bodem eerst geëgaliseerd. Het zand werd afgegraven tot een meter boven grondwaterniveau en vervolgens plantte men de eiken op rabatten (zandruggen). Dat was de oplossing voor de afvoer van overtollig grondwater in de winter.
De eikenplantages waren een inkomstenbron voor de landgoederen. De stammen werden elke 10 tot 12 jaar gehakt en groeiden daarna weer uit. De schors was het belangrijkste product en werd vermalen tot run, een grondstof voor de leerlooierijen. Met het hout werd de kachel gestookt, maar de takkenbossen waren voor de bakkersovens. Het resterende loof diende als veevoer. Op die manier was de eik een bijzonder economisch product. Vanwege de opkomst van betere en goedkopere grondstoffen nam eind 19e eeuw de vraag naar hakhout af. De plantages werden niet meer gekapt en groeiden door tot opgaand bos waar nu ook andere boomsoorten een kans kregen.
Hoe ziet het bos er nu uit?
Hoewel eik nog steeds de dominante soort is, zien we een groot verschil in de opbouw van het bos tussen Monster en Ockenburgh. De overgangen van het bos verlopen van zuidwest naar noordoost. Langs de zuidwestkant van het gebied is het eikenbos grillig en blijven de bomen laag. Richting het noordoosten is er in toenemende mate variatie in kruid-, struik-, en boomlaag te vinden. Bovendien zijn de bomen hier breder, vitaler, hoger en vertonen ze minder grillige groeivormen. De oorzaak van die verschillen in opbouw, moeten we voornamelijk zoeken in de invloed van de zuidwesten wind die vanaf de kust niet alleen krachtiger waait, maar ook saltspray met zich meevoert, waardoor de bomen kleiner blijven en sommige soorten niet willen groeien. Aan de beschutte oostkant heeft het bos meer kans tot ontwikkeling en vormt zich ook een voedselrijkere humuslaag, waardoor meer soorten kunnen aarden.
Leeftijdsopbouw eiken
De meeste eikenbomen op de voormalige plantages zijn doorgegroeide stammen van het eikenhakhout en staan als hakhoutstoof in een kring rond het oude wortelgestel. Die stammen zijn nu gemiddeld tussen de 110 en 130 jaar oud. Dat kon ik vaststellen na het tellen van jaarringen. Met een speciale aanwasboor had ik daarvoor dunne boormonsters van verschillende bomen genomen. Daaruit kunnen we concluderen dat de hakhoutcultuur tussen 1880 en 1900 is gestopt. Er staan echter ook dikke eiken die veel jonger zijn. Dat is waarschijnlijk spontane verjonging of nieuwe aanplant. Gek genoeg geeft de dikte van de stam geen enkele indicatie over de leeftijd van de boom. De stammen van het doorgegroeide eikenhakhout zijn over het algemeen veel dunner dan de jongere bomen die nooit gehakt zijn.
Langs de weg richting Monster zijn de eiken opvallend genoeg ook een stuk jonger. Ze zijn daar klein en grillig. De stammen direct aan de weg zijn niet ouder dan 80 jaar en naar het open duin neemt de leeftijd steeds verder af tot 20 à 30 jaar langs de duinrand. Bij navraag bleek dat de Monsterseweg tijdens de Tweede Wereldoorlog verbreed is. Het oude duinbos is toen deels verwijderd en deels gekapt, met als resultaat relatief jong eikenhakhout. Maar het antwoord op de vraag waarom de hakhouteikjes in de duinrand nog jonger waren, werd pas beantwoord toen we onderzoek deden naar het wortelgestel.
Verbonden via de wortels
Na het uitgraven van een aantal kleine eikjes bleek dat de bomen via de wortels met elkaar in verbinding staan. De verjonging verloopt hier grotendeels vegetatief door de vorming van afleggers. Door hun grillige vormen zien de nieuwe eikjes er echter ook uit als hakhout. In het verleden gaf overstuiving door duinzand hetzelfde effect. Takken van de oorspronkelijke boom raakten begraven en vormden na verloop van tijd nieuwe wortels. Het lijkt erop dat dit verschijnsel ook aan het uiteinde van deze bosstrook is gebeurd. De eiken richting open duin bevinden zich namelijk op een kleine verhoging.
Gemengd bos
De kwaliteit van het hakhoutbos begint langzaam af te nemen. Onder invloed van de wind en saltspray staan en liggen er al veel dode eikenstammen. Het bos is daardoor aan het veranderen. De beheerders zullen moeten aansturen op meer variëteit. Niet alle boomsoorten willen groeien op deze arme zandbodem, maar in de afgelopen eeuw hebben berk, lijsterbes, taxus en hulst hun best gedaan om het eikenhakhout te koloniseren. Her en der is grove den aangeplant. In de jaren zestig is vogelkers en krentenboompje geïntroduceerd. Het zijn beide exoten die nogal graag woekeren. Maar binnen een bos met gesloten kronendak zijn het welkome variëteiten die de biodiversiteit van het bos verbeteren.