Duinbeeld. Cornelis Verbeeck: Petten en de Hondsbossche zeewering (ca 1615-1630)
Boudewijn Bakker & Rolf Roos

Cornelis Verbeeck (1590-na 1637), Petten en de Hondsbossche Zeewering, ca 1615-1625, olieverf op paneel, 41,5 x 92 cm; part. verz.
Het kunstwerk
Cornelis Verbeeck was geboren in Amsterdam maar woonde sinds omstreeks 1610 in Haarlem. Hij werd door tijdgenoten geroemd om de verfijnde techniek van zijn zee- en strandgezichten. Zowel zijn thema’s als zijn stijl en techniek van schilderen ontleende Verbeeck aan de beroemde en veel oudere Haarlemse zeeschilder Hendrick Cornelisz. Vroom (1566-1640). Vermoedelijk heeft hij in Vrooms atelier gewerkt als leerling of medewerker.
Kort voor 1610 was Vroom begonnen met naast de grote scheepstaferelen waarom hij beroemd was ook bescheidener taferelen te schilderen, met name strandgezichten met herkenbare dorpen aan zee. Het was vooral dit soort thema’s dat Verbeeck van zijn leermeester overnam, en dan uitsluitend op een formaat dat paste in burgerwoningen. Een prachtig gedetailleerd voorbeeld daarvan is het schilderij dat hier als eerste is afgebeeld.
Links op het duin staat de vuurboet, omringd door een beschermende heining en voorzien van een houten omloop en een schoorsteen. Rechts daarachter ligt het dorp met de kerk, die voorzien is van een dwarsschip en een vieringtoren. Het dorp ligt op de rand van het duin, dat steil oprijst boven het strand. Onder langs het duin en evenwijdig daaraan staat op het strand een lange houten palissade, de Hondsbossche Zeewering.

Baptista van Doetechum naar Gerrit Dircksz Langedijk, Kaart van de Zijpepolder, 1600, detail met het dorp Petten
De situatie die het schilderij van Verbeeck weergeeft is goed te herkennen op een kaart uit dezelfde tijd.

C.J. Visscher, ‘Het Hondsbos’, 1608-1610; “Het Hondsbos wort gedeurich met groote kosten onderhauwen, tot bewaring van noort Hol by petten.” (randbeeld op Van der Keere, Kaart van Holland, 1610)
Een meer gedetailleerd beeld van de Hondsbossche geeft een afbeelding door Claes Jansz. Visscher, eveneens uit de tijd van Verbeeck.
Op het door Verbeeck geschilderde strand liggen verscheidene schepen, waaronder één waarvan de mast versierd is met een meiboom en een krans. Op het strand zien we de visafslag in volle gang maar ook verscheidene wandelende en dansende paren. Alles wijst op een feestelijke gebeurtenis, mogelijk vlaggetjesdag, net als op een gezicht op het strand bij Scheveningen, eveneens door Verbeeck.

Cornelis Verbeeck (ca. 1590 – na 1637), Aankomst van de eerste haringjagers te Scheveningen, ca 1618, olieverf op paneel, 33 x 63 cm; Haags Historisch Museum
Op beide schilderijen nadert een zogenaamde haringjager het strand, een schip dat verse vis van de verder op zee varende vissersschepen aan land bracht. Naast enkele vlaggende vissersschepen heeft Verbeeck ook een paar voor anker liggende driemasters afgebeeld, zogenoemde fluiten. Vermoedelijk zijn dit oorlogsschepen, die soms werden soms ingezet om de haringvloot te bewaken.
De vuurboet op het schilderij van Verbeeck wijkt sterk af van die op de bekende prent uit 1643 door de doorgaans zeer betrouwbare Claes Jansz Visscher (zie afb.). Bovendien staat hij bij Visscher op een heel andere plek. Ten slotte is bij Visscher de kerk veel kleiner geworden. Daaruit kunnen we afleiden dat Verbeeck de situatie weergeeft van voor de grote stormvloed van 1625, waarin een groot deel van het dorp door de zee werd verzwolgen en de kerk vlak bij zee kwam te staan, en de prent van Visscher de situatie na deze ramp.

Claes Jansz Visscher, Gezicht op Petten, 1643, ets, 32 x 56,5 cm (plaat)
Landschap en kustafslag
Duinen zijn in het schilderij van Verbeeck bescheiden aanwezig. We zien wat lage, onbegroeide bulten. Verbeeck schilderde tussen 1615 en 1630 nog minstens twee andere gezichten op Petten. Op al deze schilderijen, hoe vrolijk ook de visafslag en de kleurige figuren op het strand, zijn onheilspellende tekenen van kustafslag zichtbaar. Tonen ze ook een voortgaande ontwikkeling in de afslag? Het onderstaande is enigszins speculatief, omdat de drie schilderijen uit de periode 1615-1630 niet exact te dateren zijn.
We bekijken eerst detail 1 van het hierboven afgebeelde schilderij. De palissade, die van binnen versterkt is met stenen, kalft af aan de noordzijde. Achter de zeewering is de baai nog klein, enkele meters diep.
Er bestaat een variant van dit schilderij, waarop we als het ware inzoomen op het dorp (afbeelding hieronder). Daar staat het water een stuk dieper achter de zeewering, de beschoeiing lijkt er ook minder goed aan toe. Gevolg van doorgaande kustafslag?

Cornelis Verbeeck, De visafslag bij Petten, 1620-1625, olieverf op paneel, 48 x 76 cm; part. verz., voorheen Kunsthandel Gebr. Douwes (detail). De zeewering is aan de achterzijde verder ërodeerd. De baai er achter in tientallen meters diep (Nb. Dit zou ook kunnen komen door verlenging van de pier in die jaren, maar dat is weinig waarschijnlijk.)
Een derde gezicht op Petten, vanuit het zuiden, ook van de hand van Verbeeck, lijkt de voortgaande erosie te bevestigen (zie afbeelding). Er is hier weinig van de zeewering overgebleven. Het lijkt een laatste restant van het kostbare ‘kunstwerk’ dat grotendeels door de zee is verzwolgen. Zo lijken deze drie werken van Verbeeck uit de periode 1615-1630 een tragische ontwikkeling weer te geven. Op het laatste schilderij klotst het water bijna tegen de huizen aan.

Cornelis Verbeeck, Gezicht op de kust bij Petten met vermoedelijk een restant van de zeewering, 1620-1630, olieverf op paneel, 10,6 x 22,3 cm; Kunsthandel Rob Kattenburg (detail).
Literatuur
Literatuur:
Giepmans e.a., Hollandse stranden in de Gouden Eeuw, tent. Cat. Katwijk 2004, p. 54, afb. 57
van Thiel-Stroman, ‘Cornelis Isaaksz Verbeeck‘, in: Painting in Haarlem 1500-1850. The collection of the Frans Hals Museum, Gent-Haarlem 2006, p. 316-318
J.T. (Jan) Bremer, ‘De Kop in Kaart’ (afl. 2), in Zijper Historie Bladen, 20.4 (dec 2002), p 10-13
Frans Buissink, De dijk: de Hondsbossche geschetst in woord en beeld [red. Diederik Aten … et al.; Uitgave van de Vrienden van de Hondsbossche, kring voor Noord-Hollandsche waterstaatsgeschiedenis], Heerhugowaard 2012
Glas, L.F. van Loo, e.a. (red.), Petten stiefkind van de zee. Grepen uit 1250 jaar Pettemer historie, Schoorl 1989
Frank van Loo, https://www.zijpermuseum.nl/canon/1600.html (Petten, met lit.)
Sieuwertsen, ‘De vuurboet van Petten’, in @Zijper historie bladen; vol. 7 (1989), afl. 4, pag. 11-14 / 1989
https://www.zijpermuseum.nl/maps/zhb2005a.html
https://www.zijpermuseum.nl/maps/index.html
www.scheveningentoenennu.nl/strandschilders/…/verbeeck/scheveningen/index.html
[mappress mapid=”192″]
Een paar opmerkingen
1. een schilderij is geen foto.
2. er is ook nog dat verhipte verschil tussen hoog- en laagwater. Je weet m.a.w. niet naar welke toestand je per schilderij kijkt, waarmee het meteen lastig interpreteren is.
Niettemin wordt met de drie beelden wel duidelijk dat er iets aan de hand is door de meerjarige periode die tussen het maken van de schilderijen zit. Met name de laatste geeft een basis voor een oordeel, daar kom ik op het eind op terug.
Ik zou zelf de woorden ‘diep’ en ‘baai’ niet gebruiken. ‘Diep’ gebruiken jullie in de zin van breed en van een baai zou ik bij het zien van schilderij 2 absoluut niet spreken. Met de suggestie van het verlengen van de palendijk (houten hoofd gevuld met keisteen) ontkracht je het eigen argument: een verlengd hoofd komt immers vanzelf verder in zee uit. schrappen dus.
Wat je m.i. ziet is een verschil in strandhoogte. Die is vergeleken met schilderij 1 afgenomen in de zin dat het strand door voortdurende erosie zodanig is verlaagd dat het zeewater bij vloed hoger het strand op kan komen. Dat gegeven leidt bij storm tot duinafslag en dus een intensivering van de zandkusterosie ter plaatse. Kijk maar eens goed naar de positie van de buitenste huizen ten opzichte van de palendijk. Ik zie geen verschil.
Het derde schilderij is uit een totaal andere hoek gemaakt, maar laat desondanks ondubbelzinnig zien dat de palendijk de aansluiting met de zeereep, de buitenste duinenrij, voor het dorp heeft verloren met een houten ‘eiland’ als restant. Dit is het meest sterke beeld van de gestage erosie.
In beeld zijn deze schilderijen uniek om naast bestaand kaartmateriaal ‘in het echt’ naar kustachteruitgang te kunnen kijken. Je van dit fenomeen een 17de eeuwse voorstelling te kunnen maken.
Opmerkelijk voor mij is dat de mensen er ondanks de tastbare dreiging van de zee ‘gewoon’ blijven wonen. Een beeld van volharding of niet beter weten of godsvertrouwen. Jullie mogen het zeggen.
Mooi en bruikbaar aanvullend materiaal, zoveel is zeker.
Er staat dat in 1625 een deel van het dorp inclusief de kerk is verdwenen. Dat is onjuist.
Er zijn ca. 100 huizen door de zee verzwolgen en de kerk kwam ca. 20 meter van het strand te staan.
Deze positie van de kerk is op vele kaarten terug te zien. De kerk werd pas in 1701 verplaatst naar het Vlak van Petten.
Beste Piet Glas,
Veel dank voor je aanvulling, we verwerken dit.
Rolf
Piet Glas voegde per mail hier aan toe:
Henk Schoorl is in een van de eerste publicaties begonnen met drie buurtschappen te noemen, Petten bi der Sipe, Petten dat Hontsbosch Hiet en Petten bi der Nolle.
W. Siewertsen heeft in zijn boek Het land achter de Hondsbossche overtuigend aangetoond, dat de laatste tee Petten één en het zelfde dorp waren. (Zoals altijd al op de oude schoolkaarten vermeld stond).
Het laatste boek over Petten is “Het Land achter de Hondsbossche” van W. Siewertsen. Ook zijn artikelen in de Zijper Historie Bladen van onze historische vereniging HV de Zijpe, zie http://www.dezijpe.nl en ga naar publicaties en daarna naar auteur Siewertsen (zonder u).
Ook prima is Petten, dorp aan de dijk, van Jan Bremer, uitgave Vrienden van de Hondsbossche 1993/1994.