Ingewijd op het duin (Inzending prijsvraag Bloeiende Duinen-de HUGO 2017)
Het mooiste duin ligt op Schiermonnikoog. Het is het mooiste duin van Nederland, Europa, wereld, heelal. Het duin is hoog en steil. Op de top krijg je een Alpengevoel. Je kunt er de zon ’s morgens uit zee zien rijzen en ’s avonds in zee zien zinken.
Aan de zuidkant is de helling steil en zanderig. Als je door het zand naar beneden holt, ga je sneller dan je kunt bijbenen. Dat is geliefd bij kinderen. Ze staan er niet voor in de rij – het is geen attractie met frisdrankenautomaat en het is er te steil voor selfies. Officieel mag je er niet eens komen, maar toevallige passanten weerstaan soms de verleiding niet, beklimmen het duin en hollen er weer af. Net genoeg om woekerende bramen te weren, wier wortelschietende verkenners in één zomer meterslange webben kunnen weven.
Hoe anders is de noordhelling. Tussen de eikvarens bloeien daar rondbladig en zelfs klein wintergroen, twee schitterende bloemen met ronde, overwinterende blaadjes. Waar de duinvoet richting kwelwater glooit, voegen zich andere schoonheden bij het wintergroen. icarusblauwtjes, sint-jansvlinders en duinparelmoervlinders fladderen rond rolklavers, koekoeksbloemen en vleugeltjesbloemen. Parnassia is er, de mooiste aller planten, met bloemen van porselein. Stofzaad, sierlijke vetmuur en minstens vier soorten orchideeën, waaronder de zeer zeldzame, naar vanille geurende duinmuggenorchis.
Op mijn achttiende was ik een paar warme junidagen op Schier en sliep ik op het strand. Overdag verstopte ik mijn slaapzak onder een duindoorn. Op de dansvloer van de Toxbar danste een prachtig meisje. Soms loerde ik vluchtig. Ineens keek ze terug, in mijn ogen, en lachte ze naar me. De vlammen sloegen me uit. Ik had nog nooit met een meisje… Maar naar de tap lopend schoven onze handen als vanzelf om elkaars onderrug. Na een paar glazen prik sloot de tent.
Ik laat je iets zien, zei ik en we liepen door de duinen. Het gloorde in het noorden, er riepen scholeksters, er knorden houtsnippen, er knerpte een ransuil, er ratelden rugstreeppadden en er smakten nachtegalen. Gearmd zagen we de enorme, vlammende bal van de dageraad rijzen. We huiverden. We zochten een beschut kommetje in de oostwand van mijn duin en warmden ons aan elkaar. Kleren uit. Daar heeft ze me ingewijd.
Als ik op Schier ben ga ik er altijd even heen. Orchideeën zoeken, klimmen en mijmeren in de gloed van de ondergaande zon. Het is er zó mooi, dat het bijna pijn doet. Ik hol eraf, sneller dan ik kan bijbenen.