De Wespendief (Pernis apivorus) als broedvogel in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee
(red.)
In ‘De Takkeling’ – het tijdschrift van de Werkgroep Roofvogels Nederland – publiceerde de Castricumse vogelaar Jos Vroege in 2014 een overzichtsverhaal over de Wespendief. Het aantal succesvolle broedgevallen van deze bijzondere roofvogel matcht vrijwel een op een met de oppervlakte naaldbos. Reden om er wat zuiniger mee om te gaan? Hier de conclusies.

Adult vrouwtje Wespendief, gezien vanaf ‘De Papenberg’ in Castricum, 2 augustus 2014
(Foto: Jos Vroege)
In de afgelopen decennia werden in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee 20 succesvolle broedgevallen van de Wespendief vastgesteld: twee in de periode 1992-2002 en 18 in de periode 2003-2013. Daarnaast werden voor eind augustus 10 keer jonge Wespendieven waargenomen zonder dat er een nest werd gevonden: acht keer in de periode 1992-2002 en twee keer in de periode 2003-2013. De Roofvogelwerkgroep Noord-Kennemerlands Duin gaat er thans vanuit dat ook in die gevallen sprake is geweest van een succesvol broedgeval. Waarschijnlijk is in die eerste 11 jaar door de leden van de roofvogelwerkgroep – opgericht in 1994 – minder intensief naar nesten van Wespendieven gezocht. Het is echter ook mogelijk dat jonge Wespendieven die vóór 1 september werden waargenomen in de laatste 11 jaar ten onrechte zijn toegeschreven aan een bekend nest.
Het aantal succesvolle broedgevallen van de Wespendief in de zes deelgebieden van het Noord-Kennemerlands Duin waarbij een nest met jongen is gevonden, blijkt bijna perfect samen te hangen met de oppervlakte naaldbos in deze zes deelgebieden (r=.96). Bij het aantal succesvolle broedgevallen waarbij geen nest met jongen is gevonden, is die samenhang begrijpelijkerwijs minder sterk (r=.51). Dat de Wespendief vooral broedt in de deelgebieden met veel naaldbos is niet verbazingwekkend: ook landelijk vertoont het broedgebied “veel overeenkomst met het voorkomen van naaldbos”, al is de Wespendief daarvan niet afhankelijk (Bijlsma e.a., 2001). De beschikbaarheid van naaldbos als foerageergebied lijkt daarbij belangrijker dan de beschikbaarheid van een naaldboom als nestboom: in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee werd door de Wespendief in de periode 1992-2013 in twee van de 20 gevallen (10%) in een loofboom gebroed.
Uit onderzoek met GPS-dataloggers blijkt echter dat Wespendieven die broeden in het zuidwesten en noordwesten van de Veluwe daar bij het foerageren geen voorkeur vertonen voor naald-, loof- of gemengd bos. Als deze Wespendieven in de Gelderse Vallei, het Randmeergebied of de Flevopolders foerageren dan vertonen zij juist een voorkeur voor loof- en niet voor naaldbos (Van Manen e.a., 2011). Foerageren buiten de Veluwe doen deze Wespendieven echter niet in de periode voorafgaand aan de eileg. Zij bevinden zich dan zelden verder dan 5 km van het nest, dat zich – net als in de duinen – meestal in een naaldboom bevindt. Zou de aanwezigheid van naaldbos voor Wespendieven dan met name in de periode voorafgaand aan de eileg van belang zijn?
In het bos bij Vierhouten, waarover bij Van Manen e.a. (2011) relatief veel informatie beschikbaar was, blijken Wespendieven het jongste én het oudste loofbos bij het foerageren minder te gebruiken dan op basis van toeval te verwachten zou zijn. Naaldbos blijkt naarmate het ouder wordt juist vaker te worden gebruikt, zeker als dat bos ouder is dan 70 jaar. In het Noordhollands Duinreservaat heeft de meeste aanplant met Zwarte Den Pinus nigra – de op de Veluwe dominante Grove Den Pinus sylvestris is slecht bestand tegen het kustklimaat – in de jaren dertig van de vorige eeuw plaatsgevonden (Roos, 2009). Toen het eerste succesvolle broedgeval van de Wespendief werd vastgesteld, was dat bos dus ongeveer 60 jaar oud. Nu is dat bos ongeveer 80 jaar oud. Dat de Wespendief zich begin jaren negentig in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee heeft gevestigd, heeft waarschijnlijk dus te maken met de leeftijd van het naaldbos. Of de Wespendief in het Noord-Kennemerlands Duin inderdaad bij voorkeur in naaldbos foerageert, en of dat alleen in de periode vóór de eileg of het gehele broedseizoen het geval is, is niet bekend. Om die vragen te kunnen beantwoorden zou ook in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee bij Wespendieven onderzoek met GPS-dataloggers moeten worden uitgevoerd.
Verantwoording
Dit is de conclusie van een artikel dat verscheen in De Takkeling – het tijdschrift van de Werkgroep Roofvogels Nederland (Vroege, 2014). Deze conclusie is met toestemming van de redactie van dit tijdschrift overgenomen op deze website.
Literatuur
Bijlsma, R.G., Hustings, F., & Camphuysen, C.J. (2001). Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). Haarlem/Utrecht: GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij.
Manen, W. van, Diermen, J. van, Rijn, S. van, & Geneijgen, P. van (2011). Ecologie van de Wespendief Pernis apivorus op de Veluwe in 2008-2010. Populatie, broedbiologie, habitatgebruik en voedsel (Natura 2000 rapport). Arnhem/Assen: Provincie Gelderland/Stichting Boomtop.
Roos, R. (Red.) (2009). Duinen en mensen Kennemerland. Amsterdam: Stichting Natuurmedia i.s.m. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland.
Vroege, J. (2014). De Wespendief Pernis apivorus als broedvogel in de duinen tussen Camperduin en Wijk aan Zee: aanvullingen en herzieningen. De Takkeling, 22(3), 189-199.
Tabel
De oppervlakte naaldbos in de zes deelgebieden van het Noord-Kennemerlands Duin, het werkelijke aantal succesvolle broedgevallen van de Wespendief waarbij een nest met jongen is gevonden (Nest) en waarbij vóór 1 september alleen jongen werden gezien (Juv), het op basis van de oppervlakte naaldbos voorspelde aantal succesvolle broedgevallen en het verschil tussen het werkelijke en voorspelde aantal.