Wildernis van de kaart
Met de wildernis als realiteit zijn we snel klaar. Als wildernis nog zou bestaan zou het een witte vlek zijn op de kaart, en er zouden nooit mensen hebben gewoond. Zodra de kaart is ingevuld en kleur krijgt, verdwijnt de wildernis. Soms niet onmiddellijk, wel onherroepelijk. Ja, we zijn met teveel, onze kinderen moeten eten, onze beesten grazen, de schoorstenen roken. We willen alles ontdekken, beschrijven, verklaren. Wat we overlaten kan de moeite waard zijn, rijk aan planten en dieren, maar voor die echte wildernis moeten we naar die nog net niet ontdekte planeet waar een sliertje DNA kon landen. Maar wildernis zonder natuur of zuurstof is meestal niet wat we zoeken. Die is er volop, in overdaad, maar dan net even buiten onze dampkring.
Het ongetemde getemd
Het ongetemde was duizenden jaren vooral beangstigend en is daarna gecultiveerd (de landbouw, de tuin), vernietigd door bebouwing, soms gered en bewust beheerd: het natuurreservaat. Met die natuur moeten we het doen: altijd aangeraakt door mensenhand. Soms simpel, door te hakken, te graven of een dijkje aan te leggen. Tegenwoordig altijd op grote schaal door een compleet andere atmosfeer (en nu ook een ander klimaat), een aangepaste waterhuishouding en door massatoerisme. Het is natuur: ‘alles wat zichzelf ordent, al dan niet in aansluiting op het menselijk handelen’. Zo redde Victor Westhoff zich met een elegante definitie waarbij de mens via de voordeur nog in en uit kon lopen. En van die zichzelf ordenende natuur is er nog een hoop, al loopt de natuurlijke rijkdom in een steeds warmere dampkring als was door onze handen.
In Nederland is er ook nieuwe wildernis, soms een meter of wat onder de stijgende zeespiegel gelegen achter machtige dijken. Dat is natuur met levende have maar (hopen we) zonder onze regeldrift. De aanwezigheid van dijken wordt door de wildernisfan voor kennisgeving aangekomen. We benoemen een gebied onder de zeespiegel tot wildernis, terwijl de echte, die zich er net boven weet uit te verachten, zo’n plaat als de Razende Bol bij Texel, door zomerse barbecuers kan worden bezet. Jammer dat je niet in het centrum van de discussie staat.
De wildernis als idee, als gedachte, inspiratiebron of verlangen is springlevend. We willen dat het er is, dat wilde, die ruimte zonder onze geluiden, voetstap of kettingzaag. We willen het zien, bestuderen, er ons aan laven. En we willen er in. Dat is jammer, want dan is het meteen gedaan met de wilde illusie. Wildernis: de plek waar mensen het niet voor het zeggen hebben. Waar we meer naar verlangen naarmate we vaker en langer over snelwegen razen, kantoortuinen bevolken.
Wildernis en Reservaat
Er is ook een Wildernis die ik soms bezoek. De plek staat op een topografische kaart. Een kaart die niet liegt, hoop je, al is elke kaart het verhaal van de maker of zijn broodheer die er een doel mee heeft. Deze Wildernis ligt middenin het Heemskerkse bos. Al eeuwen. Zelfs voor er bos was. Op een kilometer afstand een andere plek met een even veelzeggende naam: het Reservaat. Twee namen in de uitgestrekte duinen van Noord-Holland, mijn Randstedelijke achtertuin.
Rondkijkend in de Wildernis zie ik veel esdoorns, eens aangeplant nu ruim verwilderend. Ze staan tussen hoog opgeschoten zwarte dennen uit Oostenrijk, hier in 1949 geplant.
Nette wandelpaden lopen er langs en sluipweggetjes gaan er doorheen. Gewoon een deels verwilderd Hollands duinbos waarin de natuur zich altijd ontwikkelt: veel varens en bramen, grote bonte spechten; sinds 30 jaar zitten er vossen, sinds 20 jaar buizerds, sinds 10 jaar haviken en sinds enkele jaren boommarters. De Wildernis was vroeger vreemd genoeg heel wat leger want zwaar bejaagd door edelen, kooplieden, leden van het Koninklijk Huis, jachtopzieners en stropers.

Op een kaart uit 1643 van de Heerlijckheit van Heemskerk, toen grootgrondbezit van veelal Amsterdamse of Haarlemse heren, staat in de duinen ver van de bewoonde wereld het betoverende woord waarmee deze plek vanaf de middeleeuwen werd aangeduid: de wildernisse. De Wildernis in het Heemskerkse bos: geen nieuwe wildernis maar een mooie kleine echo van de destijds wijd verspreide naam. Let op de kleine huisjes van diverse duinboertjes. Die echte, gedroomde wildernis heeft hier mogelijk nooit bestaan.
Op nog geen 500 meter zeewaarts ligt een ander mooi cultureel artefact: het Reservaat. Deze naam stamt uit de jaren 60, toen het duin nog als park werd beheerd en verafschuwde konijnen er bij duizenden werden geschoten. Het Reservaat was een kleine plek ‘waar de natuur haar gang mocht gaan’. Mooie stuifketels in het duinlandschap bevatten glinsterend water en aan de randen de zeldzame parnassia. Het is een verdwaalde naam op een kaart van een gebied dat in zijn geheel een reservaat geworden is. Het Noordhollands Duinreservaat. Met miljoenen bezoekers per jaar.
Onbedoelde natuur
Echte wildernis, als onbedoelde natuur, is heel listig soms wel net buiten het grote echte reservaat te vinden. Ik noem een hoekje dat zelfs niet op de kaart staat. Een plek waar duizenden per dag langs rijden: de kruising van de Heilooër Zeeweg en de Herenweg ter hoogte van Egmond aan den Hoef. In de oksel van deze kruising ligt wat verloren land zonder bestemming. Hoge bomen met tot in de kruinen veel klimop, een ruigte zonder paadjes. Eiken, iepen, essen en een zwarte els zetten de toon. Er kronkelt een duinbeekje. Een wild hoekje van niks, maar met van alles. Bordjes ontbreken. Wat zou kunnen is dit opschrift: ‘Echte, onbedoelde wildernis (zonder eigenaar)’. Maar ik maak geen slapende honden wakker.
Ik kijk al meer dan een halve eeuw in de duinen rond. Elk bezoek levert nieuwe beelden, elke excursie nieuwe inzichten, soms ook nieuwe, niet eerder geziene soorten. En heel die prachtige biodiversiteit, van groene knolamanieten tot bruine eikenpages, is er zo goed als spontaan, maar bijna altijd ook mede in relatie tot ons, mensen. Met het aanplanten van eikenhakhout vanwege de behoefte aan eikenschors voor de leerlooierijen, kwamen er natuurlijk meer aan eikenbossen gebonden soorten. Spontaan, meestal, het blijft natuur. Ook in de zin dat we er vrijwel niets over te zeggen hebben, maar alleen de voorwaarden al dan niet bewust kunnen veranderen. Een economisch landschap, al oogt het lieflijk en ongeschonden. Zonder de hardcore economische realiteit van waterwinning die een eeuw lang deze duinen eerst een kleine eeuw heeft uitgemergeld en de laatste 20 jaar weer deels heeft hersteld, was het hier allang een boulevard met villaatjes aan zee geweest. De Wildernis bij Heemskerk had het als naam misschien net gered, bijvoorbeeld als de naam van een hondenuitlaatbosje tussen duurzame woningen.
Nu wildernis zonder mensen niet meer bestaat, mijn geheime bosje daargelaten, is het veel interessanter om die mensenhand overal te duiden, te waarderen, in te dammen of juist ruimte te geven. Maar dat valt voor ware wildernisgelovigen misschien niet mee.
Bye bye wildernis, hello natuur.
Uit: Woorden over de wildernis (uitgeverij Natuurmedia, 2014).
Verkrijgbaar als e-book en in paperback[mappress mapid=”155″]
Pingback: Duinen en mensen » Woorden over de kustwildernis