Het mosbloempje (Crassulla tillaea) houdt op Terschelling van rode straatklinkers, maar niet van kalk.
Het mosbloempje is een klein plantje uit de Vetplantenfamilie (Crassulaceae). Tot de eeuwwisseling was het plantje in Nederland zeldzaam en voornamelijk beperkt tot groeiplaatsen in het binnenland. In de Nederlandse duinen kwamen vanouds maar weinig groeiplaatsen voor. Na de eeuwwisseling heeft de soort zich in het duingebied echter in rap tempo uitgebreid. Met name in het kalkarme Waddendistrict is het aantal groeiplaatsen enorm toegenomen. Het mosbloempje heeft zich er gevestigd in een ecosysteem waarin de soort voorheen heeft ontbroken. Een interessante vraag is dan ook welk type groeiplaats het mosbloempje hier prefereert. Om hier enige duidelijkheid te krijgen heb ik in 2013 en 2014 op Terschelling zo veel mogelijk alle groeiplaatsen bezocht, en is de aard van de locaties beschreven. Uit het onderzoek zijn een aantal conclusies te trekken. Zo blijkt het mosbloempje enigszins kieskeurig te zijn waar het gaat om het type straatklinkers waar de plant tussen kiemt. En het mosbloempje houdt van kalk- en mineralenarme bodems. De soort mijdt kalkhoudende omstandigheden.
Herkenning
Eddy Weeda noemt het mosbloempje de kleinste bloeiende landplant van de Nederlandse flora (Weeda, et.al., 1985). Het plantje is dan ook minuscuul. De naam ontleent de plant aan het feit dat deze oppervlakkig gezien op een bladmos lijkt. Het mosbloempje is een eenjarig plantje, dat meestal in het najaar kiemt, maar zich na de overwintering verder ontwikkelt. De bloei vindt plaats in de maanden april tot juni. In de zomerperiode sterft het mosbloempje af. De schubachtige bladeren staan in aan de voet met elkaar vergroeide paren aan de vierkante stengels. De bladparen liggen vooral aan de stengeltop dakpansgewijs dicht opeen. De kleine roze-witte bloemen zitten in de oksels van de bladeren. Ze zijn dermate klein dat ze alleen met een loep goed te zien zijn. Het minuscule mosbloempje wordt gemakkelijk over het hoofd gezien, zeker als het een groene plant betreft. Echter in het voorjaar krijgt het plantje een bijzondere rode kleur, die in de omgeving goed opvalt. Vooral uitgebreide groeiplaatsen van duizenden plantjes bij elkaar zijn in het landschap dan gemakkelijk te vinden. De soort is goed in staat zich vegetatief uit te breiden.
Vestiging op Terschelling
Het mosbloempje is pas sinds 2000 van Terschelling bekend. In dat jaar trof de mossendeskundige Kasper Reinink een groeiplaats aan in een kort gemaaid, iets verzuurd gazon rondom een kerk in Midsland Noord. Gezien de geringe omvang van het plantje is het geen wonder dat het mosbloempje door een mossenkenner is ontdekt. Na de vestiging heeft het mosbloempje zich in snel tempo over het eiland verspreid. Inmiddels kent Terschelling enkele tientallen groeiplaatsen, vaak bestaande uit duizenden kleine plantjes.
Elders op de Waddeneilanden
De vestiging van het mosbloempje op Terschelling is geen unieke gebeurtenis geweest. Min of meer terzelfder tijd is de soort ook op Texel gevonden. Ook daar is het mosbloempje sindsdien geen zeldzaamheid meer. Groeiplaatsen zijn de afgelopen jaren ook gevonden op Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog. Wel lijkt het aantal groeiplaatsen op Ameland en Schiermonnikoog tot nu toe wat achter te blijven vergeleken met Texel en Terschelling. Ook in de vastelandsduinen van Noord- en Zuid-Holland zijn recent talloze groeiplaatsen vastgesteld.
Inventarisatie op Terschelling
In 2013 en 2014 heb ik zo veel mogelijk alle groeiplaatsen op het eiland opgezocht. In totaal zijn 52 groeiplaatsen gevonden, waarvan de meeste van aanzienlijke omvang. Doordat nogal wat groeiplaatsen op particuliere grond voorkomen, is het waarschijnlijk dat er nog locaties aan de aandacht zijn ontsnapt. Van elke locatie zijn de groeiplaatsomstandigheden genoteerd. De inventarisatie heeft plaatsgevonden in de periode van april tot eind juni, de periode waarin het mosbloempje met zijn opvallende rode kleur erg opvalt. Omdat het mosbloempje vaak al in de herfst (september, oktober) kiemt kunnen ook in het najaar groeiplaatsen worden gevonden. In de droge zomerperiode van begin juli tot september sterft het mosbloempje af en is dan niet zichtbaar.

De verspreiding van de groeiplaatsen van het mosbloempje op Terschelling. De oranje stippen geven de groeiplaatsen weer.
Groeiplaatsen zijn sterk door de mens beïnvloed
Het mosbloempje blijkt op Terschelling creatief te zijn in het benutten van uiteenlopende voor de soort gunstige omstandigheden. Zo komen groeiplaatsen voor in open duinzand, tussen straatklinkers in de dorpen, op campings en op polderpaden. Alle aangetroffen groeiplaatsen hebben gemeen dat ze sterk betreden worden. In nogal wat situaties is daarbij zelfs sprake van extreem intensieve betreding. Doordat het plantje zo klein is kan het tussen de naden van straatklinkers groeien op plaatsen waar dagelijks veel gereden wordt. In frequent gemaaide gazons handhaaft het mosbloempje zich ondanks het maaibeheer, doordat de maaimachines over het plantje heen maaien.
Groeiplaatsen langs fietspaden
Veel van de locaties van het mosbloempje liggen langs de rand van fietspaden. De bermzone direct grenzend aan de padverharding is favoriet. Het gaat daarbij om het meest intensief betreden of bereden deel van de berm. Ideale locaties liggen ook op plekken waar fietsers regelmatig de bochten door de berm afsnijden. Langs het fietspad van de Heereweg, de badweg van Midsland, komt een aantal grote groeiplaatsen voor, en dan vooral op die plaatsen waar het fietspad droog duingebied doorsnijdt. Overeenkomstige situaties doen zich voor langs het fietspad door de duinen bij het Waterplak, en bij West aan Zee. De fietspaden waarlangs het mosbloempje groeit hebben gemeen dat ze verhard zijn met asfalt. Deze fietspaden zijn indertijd gelegd op plaatsen waar voorheen geen ander verhard pad aanwezig was. Het mosbloempje ontbreekt echter consequent in de berm van fietspaden met een schelpverharding. Ook ontbreekt het mosbloempje langs asfaltpaden die zijn aangelegd op plaatsen waar voorheen een schelpenpad aanwezig was. Het mosbloempje komt dan ook niet voor langs de met schelp verharde Longway, de Helmduinweg en de Midslander Longway, maar ook niet langs het geasfalteerde fietspad door de duinen van Hoorn en Oosterend, tot eind vorige eeuw nog een schelpenpad.
Kalkmijdend
Uit het bovenstaande blijkt dat het mosbloempje kalkhoudende situaties mijdt. Kalk dat vanaf de fietspaden het aangrenzend duin in stuift of spoelt zorgt voor meer basisch duinzand dat kennelijk niet voor het mosbloempje geschikt is. Geasfalteerde fietspaden geven weinig tot geen mineralen aan de omgeving af, waardoor de bermzone bestaat uit mineralenarm zand. Het kalkmijdende karakter van de groeiplaatsen blijkt ook in ander opzicht. Zo is het mosbloempje nergens aangetroffen in jong duinlandschap waarvan de bodem niet geheel is ontkalkt. Voor zover groeiplaatsen in het open duin zijn gevonden, betreft het steeds locaties in de oude kern van het eiland met een kalk- en mineralenarme zandbodem. Illustratief is in dit opzicht de situatie bij het groepenkampeerterrein van West-Terschelling. Het toegangspad naar deze camping is met schelp verhard. In de berm van het pad komen dan ook geen groeiplaatsen voor. Een deel van het kampeerterrein is echter bereikbaar via een smal onverhard zandig pad door een vegetatie van struikhei. OP en langs dit zandpad groeit het mosbloempje, onder kalkarme omstandigheden, dan weer wel.
Een opvallend groot aantal groeiplaatsen is aangetroffen tussen wegverharding. Soms gaat het om zogenaamde groeistenen, open stenen waartussen enige vegetatieontwikkeling mogelijk is. Daar profiteert het mosbloempje dan ook weer van intensieve betreding. Soms betreft het dagelijks frequente betreding, zoals aan de voet van alle brievenbussen in Midsland, dan weer gaat het om intensief gemotoriseerd verkeer, zoals op de parkeerplaats van de jachthaven van West-Terschelling. Opvallend vaak groeit het mosbloempje echter tussen straatklinkers. Daarbij lijkt de soort een voorkeur te hebben voor rode straatklinkers. Vrijwel alle groeiplaatsen van dit type betreft rode straatklinkers. Daarentegen ontbreekt het mosbloempje steevast tussen wegverharding van gele steen, en is het zeldzaam tussen basalttegels of witte stenen. De voorkeur voor rode klinkers zal ongetwijfeld samenhangen met het kalkmijdende karakter van de groeiplaatsen. Groeiplaatsen ontbreken daardoor tussen verhardingsmateriaal dat te veel mineralen afgeeft aan de omgeving, of tussen verhardingsmateriaal dat is gelegd op een ondergrond van gebroken puin. De rode klinkers geven weinig tot geen mineralen af aan de omgeving. Indien deze bestrating is gelegd op van nature kalk- en mineralenarm zand is deze voor het mosbloempje geschikt.

De Willem Barenstzkade, West-Terschelling, tussen de straatklinkers een grote groeiplaats van het mosbloempje. 2015. Foto P.Zumkehr.
Niet geheel zoutmijdend
Een van de meest opvallende groeiplaatsen op Terschelling ligt tussen de bestrating van het havengebied. Ook tussen de bestrating van de kade bij de Walvis (West-Terschelling) komen groeiplaatsen voor. Deze bestrating ligt in een van nature licht zilt milieu, direct grenzend aan de Waddenzee. In de winter kunnen deze plekken bij extreem hoog tij tijdelijk door zout water worden overstroomd. Het mosbloempje handhaaft zich hier al meer dan 10 jaar, en is kennelijk niet gevoelig voor tijdelijke overstromingen met zout water. Onder sterk zilte omstandigheden, zoals op kwelders en stranden, komen echter geen groeiplaatsen voor.
Polder
Het mosbloempje prefereert groeiplaatsen in mineralenarm, maar ook humusarm duinzand. Intensieve betreding is nodig om de groeikansen voor de overige vegetatie te remmen, waardoor ruimte wordt gecreëerd voor het mosbloempje. Op te humusrijke locaties ontbreekt het mosbloempje. Zo is ook het poldergebied van Terschelling, met zijn bemeste graslanden en ten dele met kleigrond, voor het mosbloempje ongeschikt. De drie groeiplaatsen die in het poldergebied desondanks zijn aangetroffen liggen op naar het gebied aangevoerd mineralenarm zand. In twee gevallen betreft het groeiplaatsen tussen rode klinkers op een onderliggend bed van kalkarm zand (polderpad Landerum, bestrate dam bij Halfweg). Daarnaast is er een vrij uitgebreide groeiplaats gevonden op ene erosieplek in de berm van een onverhard polderpad ten oosten van het bedrijventerrein. Dit polderpad is ooit opgehoogd met duinzand.
Door de mens verspreid
Het met rode klinkers bestrate polderpad bij Landerum is meer dan 1 kilometer lang. De enige plek waar het mosbloempje tussen de straatklinkers voorkomt, ligt pal naast een kadaverbak, waar zo nu en dan gemeentevoertuigen stoppen. Dit wekt de suggestie dat er tussen de menselijke activiteiten hier, en het voorkomen van het mosbloempje enig verband bestaat. Dezelfde conclusie valt te trekken over de groeiplaatsen bij de brievenbussen in Midsland, of over de uitgebreide groeiplaatsen in de frequent gemaaide gazons langs de Willem Barentskade (West-Terschelling). De indruk wordt gewekt dat menselijke activiteiten sterk bijdragen aan de verspreiding van het mosbloempje. Zo komt het mosbloempje in de binnenduinrand steevast voor op plaatsen waar bewoners frequent het duingebied binnenwandelen. Ook is het voorkomen in de gazons van talloze campings opvallend. Het mosbloempje heeft kennelijk als strategie te profiteren van de intensieve betreding. Zaden of plantendelen blijven dan in e profielen van schoenen of banden hangen om zo naar elders te worden getransporteerd. Het grote succes van het mosbloempje gedurende de afgelopen 15 jaar is dan ook mede aan de mens te danken.
Kaal breukkruid
Tijdens het onderzoek werd tevens een uitgebreide groeiplaats ontdekt van kaal breukkruid (Herniaria glabra). De groeiplaats tussen de straatklinkers bij de zeevaartschool te West-Terschelling is vooralsnog de enige op het eiland. Kaal breukkruid lijkt oppervlakkig wat op het mosbloempje, maar is steeds groen van kleur.
Literatuur.
Floron, 2011. Nieuwe atlas van de Nederlandse flora. Stichting Floron, Nijmegen 2011.
Meijden, R. van der, 2005. Heukels’ Flora van Nederland, 23e druk. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Weeda, E.J. et.al., 1985. Nederlandse ecologische flora. Wilde planten en hun relaties, deel 1. IVN, Haarlem/Hilversum.