Het verdwenen Nieuwe Water op Voorne (en een verdwenen Brede Water)
Rolf Roos
Omdat we niet elk prachtig detail in het boek Duinen en mensen Voorne konden opnemen, schrijven we diverse online artikeltjes over opvallende historische duinzaken.
Op een kaart uit 1950 van Cees Sipkes (in zijn boek ‘Voorne’ uit de ANWB-reeks ‘Nederland ons aller tuin’) staat een verloren gegaan Voorns meer: het Nieuwe Water. Het ligt op de meest westelijke punt: een onder water staande duinvallei op het v.m. (voormalige) Groene strand. Omdat er een uitzichtduin getekend is ten oosten ervan – dat vrijwel zeker de Zwarte Hoogte is – is de lokatie duidelijk: de Groene punt, later deels afgeslagen, het restant is bedolven onder hoge, kunstmatige zeeduinen. Als de kust hier verder was aangegroeid i.p.v. afgeslagen was de waterstand verder omhoog gegaan en was er een helder meer, toevluchtsoord voor geoorde futen en snippen ontstaan. De nabijgelegen Schapenwei staat nu op de nominatie om weer een moeras dan wel meer te worden. Er komt veel water uit de ondergrond van het nieuwe zeeduin en als Natuurmonumenten zou stoppen met kunstmatige afwatering is het karakter zo veranderd…. in het Nieuwste Water.
Breede Water
Het verdwenen Nieuwe Water is niet het enige meer dat in de loop der tijd ontstond en verdween. Het aardigste is er eentje met de naam Breede Water: het lag nog in de 18e eeuw in de zuidoostelijke oksel van het Kruiningergors, net achter de Noordduinen en de Heindijk. Restant van een zeer nat verleden.
Kops, die het in 1807 beschrijft steekt de loftrompet over de ontginning van dit andere Breewater:
” Het beste of laagste gedeelte stond het geheele jaar door onder water. Deze streek gronds heeft daarom van onheugelijke tijden, en volgens de oudste bescheiden welke daar van nog voorhanden zijn, den naam gedragen van het Hemdijksche Gors of het Breewater, en werd in dien staat gebruikt tot het weiden van Vee, en was daar toe weinig beter geschikt dan de vlakten in de Duinen. Dezen grond hebben de ondernemers met veel kosten daar aan te besteden, eer zij daar eenige vruchten van konden genieten, tot goed Graanland gemaakt; aan de oostzijde moesten zij eene kade maken om het tegen den vloed te dekken, en te gelijk groeven zij een tocht of watergang om het water af te leiden, welke watergang zij genoodzaakt waren te beschoeijen, om dat de kanten in den zandigen grond niet konden blijven staan. Voorts hebben zij er gruppen en slooten door gelegd, en het zoo verre gebragt, dat het tegen den vloed beveiligd is, en het geheele veld volkomen droog loopt door de sluis, welke zij hebben moeten maken. Thans is er in deze vlakte omtrent 70 Morgens onder den ploeg, waar van het grootste gedeelte zand is: in de laagte, die altijd onder water gestaan heeft, is het kleigrond, en aldaar teelen zij alle soorten van Granen.”