Boek DE NATUUR VAN DE KUST – tussen aangroei en afslag
Ontleend aan persbericht
DE NATUUR VAN DE KUST – tussen aangroei en afslag Evert Jan Lammerts & Anton van Haperen (OBN Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap, red.)
91 pag. ISBN 9789082043686
(uitverkocht)
De natuur van de Nederlandse kust is de laatste tientallen jaren zeer sterk veranderd. De wind, de zee, het water en de mens zijn al eeuwenlang de kust afwisselend aan het opbouwen en afbreken. Een versneld stijgende zeespiegel, de aanleg en verzwaring van harde dijken, beplanting van zeereep en duinen, het weer laten stuiven van vastgelegde duinen en het kunstmatig opspuiten van zandsuppleties; dat zijn de processen en activiteiten die het werk doen. Maar waar gaat dit heen? Vooraanstaande Nederlandse duin- en kustonderzoekers bundelen hun kennis, ervaring en onderzoek van de afgelopen decennia in het nieuwe boek ‘de Natuur van de Kust’ van Uitgeverij Natuurmedia en de VBNE (vereniging van bos- en natuurterreineigenaren). Daarbij kijken ze ook hoe het beheer in de toekomst het meest effectief kan zijn.
Door de klimaatverandering stijgt de zeespiegel. Als antwoord daarop zijn kustbeheerders andere vormen van kustlijnzorg gaan hanteren waardoor de duinontwikkeling in de afgelopen 25 jaar sterk veranderd is. Vanaf de jaren negentig zijn miljoenen kubieke meters zand opgespoten op het strand en later ook op de vooroever. Dat stimuleerde de groei van de buitenduinen. Maar het veranderde dus ook de natuur. Duin- en kustonderzoekers, samenwerkend in het OBN Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap, belichten in dit boek hun onderzoek van de laatste jaren. Aan de orde komen de ecologische effecten van toegenomen luchtvervuiling (stikstofdepositie), zandsuppleties, dynamische zoetzoutgradiënten en diverse vormen van begrazingsbeheer. De onderzoeken worden gepresenteerd in de context van de geschiedenis van het Nederlandse kustlandschap en de sturende factoren die dit landschap hebben bepaald. Uitgebreid wordt stilgestaan bij de verschillen tussen de drie onderdelen van de Nederlandse kust, namelijk het Waddengebied, de Hollandse kust en het Zuidwestelijke Deltagebied.
Enkele belangrijke trends en conclusies zijn: Het natuurlijke proces van duinvorming is in de Hollandse vastelandsduinen na anderhalve eeuw kunstmatige vastlegging weer op gang gekomen. Ook met hulp van grote grazers kan een open duinlandschap in stand blijven of herstellen. In gebieden waar eerder bos aangeplant was, ontstaat een voor de duinen geheel nieuw parkachtig landschap. Luchtvervuiling blijft echter problematisch: de extra stikstof vermest het gebied en versnelt daardoor de natuurlijke successie. Dat is ongewenst. Hierdoor verdwijnt de variantie en dynamiek die kenmerkend is voor de Nederlandse duinen en ontstaan monotone duingebieden met enkele soorten grassen en struiken. Zolang de vervuiling met stikstof zo hoog blijft is het essentieel in delen van de gestabiliseerde binnenduinen beheermaatregelen te nemen zoals plaggen, maaien en kunstmatig stimuleren van verstuiving.
Van afslag naar aanwas door zandsuppleties
De kunstmatige zandsuppleties stimuleren de natuurlijke dynamiek in het duin. Tussen 1997 en 2008 is er langs zwakke delen van de kust jaarlijks 3,2 miljoen kubieke meter zand voor de Nederlandse kust opgespoten in de vorm van zandsuppleties. Daardoor nam de aanwas van zand in het achterliggend duingebied met gemiddeld 26% toe. Het meeste zand hoopt zich op in of direct achter de zeereep. Elke honderd meter verder het duin in neemt de doorstuiving van het zand met circa 90 % af. Toch zijn er soms tot meer dan 500 meter achter het duin nog sporen van het verse zand terug te vinden als een dun poederlaagje tussen de begroeiing. Aan de zeezijde is door de zandsuppleties veel dynamiek ontstaan met telkens verschijnende en verdwijnende jonge duintjes. Ook kunnen er groene stranden ontstaan, dat zijn begroeide stranden met zoutplanten en soms zelfs begroeiingen van zoete omstandigheden.
Meer stikstof in duinen en kwelders
Al langer is er sprake van een sterke toename van de begroeiing van duin- en kweldergebieden, mede door luchtvervuiling. De duinen verruigen, de natuur wordt eentoniger. Vooral enkele productieve grasachtigen zoals Duinriet , Zandzegge en Helm maar soms ook struiken als Duindoorn, Kruipwilg , Grauwe wilg en de exoot Amerikaanse vogelkers gingen overheersen. Karakteristieke planten- en diersoorten van laag begroeide en deels onbegroeide kustgebieden zijn geleidelijk en soms heel sterk achteruit gegaan, zoals diverse soorten orchideeën, Zandblauwtje, kleurrijke mos-en korstmosbegroeiingen, Lamsoor en Zandhagedissen. De oorzaken zijn velerlei. Er is minder dynamiek in het duingebied sinds de intensieve vastlegging in de 20e eeuw een structureel onderdeel van het kustbeheer werd. Daarnaast verdroogden de duinen door grondwaterwinning, en ging de mens het duingebied steeds minder gebruiken voor het weiden van hun vee, afplaggen etc.. Ook zijn er steeds minder duinkonijnen door de uitbraken van virusziekten.
De belangrijkste factor van de verruiging is echter de sterke toename van de neerslag van vermestende en verzurende stoffen (met name stikstof). De hoogste piek van stikstof-depositie kwam voor in de tachtiger jaren van de vorige eeuw : 40-50kg/ha. Tegenwoordig is deze lager (25-20 kg/ha) maar de daling is gestopt. Deze waarden zijn nog altijd veel te hoog voor de droge duingraslanden. De meeste soorten in deze natuurgebieden hebben namelijk een kritische drempel van 1-5kg/ha.
Begrazing
Recent onderzoek naar begrazing geeft een gemengd beeld. Het toepassen van begrazing als enige maatregel is onvoldoende om de biodiversiteit in kustduinen te herstellen of te behouden. Het is wel één van de maatregelen die effectief ingezet kan worden om de verruiging te verminderen en de variatie te vergroten. Cruciaal is de begrazingsdruk (niet teveel dieren in het gebied) en de mix van grazers (runderen, schapen, geiten etc). In de duinen van het Waddendistrict (de kalkarme duinen ten noorden van Bergen) heeft de wat hogere begrazingsdruk een negatief effect op de kruidenbedekking en de bloei. In de Renodunale duinen (de kalkrijke duinen ten zuiden van Bergen tot en met Zeeland) nemen kruiden alleen toe op de meest kalkrijke locaties. Kwetsbare dagvlinders reageren negatief op een te hoge graasdruk terwijl een lage graasdruk hen bevoordeelt. Begrazing met gemengde kuddes en een hogere graasdruk hebben gemiddeld een positief effect op broedvogels van open duin, zoals Scholekster, Tapuit en Veldleeuwerik.
Conclusies voor het beheer
In lange jaren van werken met water hebben Nederlanders geleerd dat het veel energie kost om de natuurlijke dynamiek en ons veranderende gebruik samen te laten gaan. Tegenwoordig komen echter steeds meer kennis en technische vaardigheden beschikbaar om via maatwerk mee te bewegen met de natuurlijke dynamiek. Het begint er op te lijken dat je dan met veel minder inspanning veel grotere stappen kunt zetten. Daarom de volgende conclusies:
- “Meebewegen waar het kan en vasthouden waar het moet” is een uitstekend scenario maar aan die slogan moet dan wel via ‘trial and error’ en verdere kennisontwikkeling specifieke inhoud gegeven worden.
- (Kunstmatige) zandsuppleties werken zeer goed als instrument om de kust te laten meebewegen in aangroei-situaties. Binnen de –vanzelfsprekende- veiligheidsnormen is ook afslag van de kust op sommige plekken vanuit ecologisch oogpunt gewenst. De dynamiek van zand en wind kun je het beste benaderen en beïnvloeden vanuit het duingebied als geheel werkend ecosysteem. Daarbij hoort groei én afslag. Als je enkel gaat voor aangroei dan is de winddynamiek vanuit de zeereep vrij snel uitgewerkt. Op de staarten van de Waddeneilanden kan de werking van water onder afslagcondities zelfs tot afzetting van zand naar binnen toe en daarmee tot nieuwe duin- en vegetatie-ontwikkeling leiden.
- Er is een duidelijk verschil tussen de drie Nederlandse kustlandschappen. Alleen in het Waddengebied kan nog sprake zijn van een nagenoeg spontaan laten verlopen van de werking van alle drie elementen, wind, water en zand, en dan met name op de eilandkoppen en –staarten en op de kleine onbewoonde eilanden. Verder zijn er langs de hele kust veel mogelijkheden om aan wind- en zanddynamiek veel ruimte te geven, zowel in duinboogcomplexen van de Waddeneilanden en langs de koppen van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden als langs de vastelandskust. Waar bebouwing en infrastructuur dominant zijn tot direct achter de zeereep is dat natuurlijk niet mogelijk wat resulteert in een kunstmatiger duinbeheer.
DE NATUUR VAN DE KUST – tussen aangroei en afslag Evert Jan Lammerts & Anton van Haperen (OBN Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap, red.)
91 pag. ISBN 9789082043686
Uitverkocht
Uitgave: Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren(VBNE) i.s.m. Uitgeverij Natuurmedia
Pingback: Duinen en mensen » Vijf vragen over de kustwerken bij Petten…aub niet praten met zand in de mond