Het Voornse Berkenrijs: bos van Karel V vanaf de middeleeuwen tot nu te traceren
Door: Rolf Roos en Nol Freijsen (overleden 24 augustus 2021)
Met dank aan Frans Beekman, Bob Benschop, Jacqueline van Hoey Smith en Nico van der Wel
Dit verhaal is een vooronderzoek voor het boek Duinen en mensen Voorne (2023).
‘Berkenrijs’ is een oude term voor de oogst aan takken en twijgen uit berkenhakhoutbos. Op Voorne is ‘Berkenrijs’ een veldnaam die al voorkomt in stukken uit de Middeleeuwen. Het berkenhakhout dat er ooit moet zijn geweest is nauwelijks meer terug te vinden, maar de veldnaam is gebleven. Aan de binnenduinrand op de grens van Oostvoorne en Rockanje treft men dicht bij elkaar drie wegen aan met gelijkluidende namen. Eén heet kortweg ‘Berkenrijs’ en ook treffen we een ‘Berkenrijspad’ en de ‘Berkenrijsweg’. Wat was het oorspronkelijke Berkenrijs en waar lag het? En tenslotte: wat vinden we er in het veld nog van terug?
Vaak wordt verondersteld dat de duinen van Voorne zo goed als boomloos waren door het gebruik van alle houtgewas voor kachels en ovens, door beweiding met vee en (van 1400 tot 1950) en de vele konijnen tot ca 1960. Maar dit beeld is vertekend. Er waren hakhoutbosjes, houtwallen rond landerijen, jachtbosjes en er was aanplant bij huizen. Ook waren er houtopstanden voor de heren en vrouwen van Voorne en hun opvolgers, de graven van Holland Het gebruik van houtopstanden was soms nauwkeurig voorgeschreven, getuige enkele grafelijke rekeningen uit de 13eeeuw. Zo geeft graaf Floris V ten gunste van Albert, heer van Voorne (1273) en later van Katharina, vrouwe van Voorne (1283) toestemming dat ze varkens ‘mogen weiden in de hout, genaamd de weide van Voorne, zonder vademinge [belasting] verschuldigd te zijn.‘ Het boslandschap loopt blijkbaar moeiteloos over in een beweid landschap en de graaf valt zijn bemiddelde leenheer niet lastig met een extra varkensbelasting.
Hoe komen we nu meer te weten? De meeste gegevens in ons artikel zijn ontleend aan grafelijke domeinrekeningen die zijn samengevat in een tekst van A.A. Arkenbout (1974) over het kasteleinschap van de burcht van Oostvoorne. Dit was het ‘kasteelheerschap’, een voornaam ambt dat naast plichten ook veel rechten omvatte en een gewilde functie was. Ook Karel V, die als graaf van Holland ook heer van Voorne was, stelde een kastelein aan om hof en burcht te beheren. Kasteleins woonden te Brielle en hadden in Oostvoorne op de (verdwenen) voorhof van de burcht een slaapkamer tot hun beschikking. De kastelein mocht ook hakhout uitbaten, en in hun administratie komen we de vroegste vermeldingen van het Berkenrijs tegen.

Burcht op tekening ca 1650 met laatste fragment voorburcht.
Activiteiten in het Berkenrijs in de 15e-eeuw
Berkenrijs wordt voor het eerst met naam en toenaam genoemd in 1418. Het gaat om ‘een bosch t Oestvoirn ins mijns heeren duynen ende heet berkenrijs‘. In dat jaar verzorgde men aanplant, mogelijk gaat het om de eerste aanleg. De kosten zijn fors, meer dan 60 mensen werken mee. Coen Willemsz. kooopt 20.000 elzen te Alphen. Met zeven wagens gaan ze via Brielle naar de duinen. Ook de namen van de planters zijn bekend: Volkert Willemsz., Dirc Hugensz., Boudin die Nayer en Tijstgen Jansz. Ze poten de bomen met 57 helpers in een enkele dag. De kosten van de maaltijd van die dag, bestaande uit brood en kaas, zijn voor de rentmeester van de heer van Voorne. De bomen worden tegen vraat van o.a. konijnen met pek ingesmeerd. Deze investering in bos gaat gepaard met aanstelling van boswachters (kosten 3 pond per jaar) die omheiningen verzorgen en schadelijk wild op afstand moeten houden. De investering moet gaan renderen door de verkoop van het hout aan de bevolking van Voorne en wellicht voor het vuurbaken. Het aantal geplante bomen doet ons veronderstellen dat het beplante gebied ongeveer 1 hectare groot was (bij aanplant van hakhout op een onderlinge afstand van 1 meter kan je er ca 100 op een are planten). Wellicht was de oppervlakte groter als de elzen verder uiteen werden gezet.
Opvallend is dat er geen berken worden aangeplant, maar elzen. De naam ‘Berkenrijs’ wijst erop dat er hiervóór in een natuurlijke situatie berken zijn gehakt. De aanplant van elzen in plaats van berken zal een commerciële keuze zijn geweest. Misschien vanwege de groeiomstandigheden (vochtige grond in laagtes in het duin), misschien vanwege geringe opbrengst van berken (minder goed brandhout?).
INTERMEZZO: Hakhoutbos
De keuze voor elzen bij de aanplant wijst er op dat het om een nat gebied gaat waaruit waarschijnlijk hakhout werd geoogst (kap eens in de ca 10 jaar). Na de kap komen de stronken weer tot groei, veelal met meerdere dunne stammen. Door kapwerk in stroken te doen, kan een bosperceel elk jaar geld in het laatje brengen. De verkochte takken en stammetjes werden voor allerlei doelen gebruikt, zoals stutten, stelen voor gereedschap en als brandstof. De toenmalige naam voor dit gekapte hout is ‘rijshout’, vandaar het woord ‘rijs’ in de naam van deze bossen (rijshout is een algemene term, niet specifiek voor elzen). De jonge bomen genoten een zekere bescherming, doordat hakhoutbos werd omgeven door een wal met struikgewas (meestal meidoorn en duindoorn) dat ongenode gasten tegenhield. Behalve het Berkenrijs waren er op Voorne nog andere hakhoutbossen, bijvoorbeeld het bos van het Windgat. Soms zijn daaruit landgoedbossen ontstaan, zoals in het geval van Strypemonde en de Mildenburg.
Vanaf halverwege de 15e eeuw
Zo’n 45 jaar later, in 1453-1454, duikt het Berkenrijs weer op in de grafelijke archieven. De Heer van het Land van Voorne, Frank van Borssele, die Voorne in leen heeft van de graaf, blijkt er dan herten en/of reeën te hebben. Hij investeert in een schuur, waarschijnlijk niet meer dan een plaggenhut. Van reebokken kon je toen (en nu) overigens ook last hebben. Uit de rekening van 1457-1458 blijkt dat de heer aan Meester Lambrecht, chirurgijn te Brielle, een bedrag van zeven schellingen en zes groten moet betalen omdat hij een kind ‘gemeestert ende genesen hadde, dat zeer gequetst was van een reede bock, dat mijn heer hadde lopende int Berckenrijs t Oestvoirne’. In 1464-1465 blijkt het Berkenrijs vooral uit elzen te bestaan die gedeeltelijk worden gekapt en tot 1700 takkenbossen (‘mutsaers’) worden gebonden, een behoorlijke hoeveelheid hout. Na de dood van Frank van Borssele schrijft men dat de machthebber van dat moment, de hertog van Bourgondië, in de duinen van Oostvoorne een klein bosje heeft genaamd ’t Berckenrijs waar ‘veel crayen inne nestelen, die de luyden groot scade doen aen de vruchten op ten acker’. Omwonenden verzoeken dan ook om het hout te laten kappen en dat wordt gehonoreerd.
Het Berkenrijs in de 16e eeuw
Uit stukken van 1518 blijkt het aanbesteden van de kap van het Berkenrijs een feestelijke aangelegenheid was. Ten huize van de kastelein worden veertien maaltijden gebruikt door de rentmeester, officieren en leden van het gerecht van Brielle. Men is per schuit van Brielle naar Oostvoorne gekomen, wat eveneens wordt betaald.
Door geldzorgen gedwongen verkoopt keizer Karel in een akte te Brussel op 14 juli 1536 diverse renten en andere inkomsten uit de domeinen, waaronder het kasteleinschap van Oostvoorne. Karel V en zijn erfgenamen behouden zich echter het recht voor om het ambt tegen het bedrag van verkoop terug te mogen kopen. Er is bij deze verkoop echter een uitzondering gemaakt voor het bos in de duinen van Oostvoome, genaamd ‘Het Berckenrijs’, dat keizerlijk domein (bezit) blijft. Zo lang zal dat niet meer zijn want in 1581, na de Opstand en het ontstaan van de Republiek, vervallen de bezittingen aan de Staten van Holland. Wel blijven deze domeinen nog lang ‘Grafelijkheidsduynen’ heten. Pas in 1725 verkopen de Staten de duinen van Oostvoorne aan een particulier, Gerard Bicker van Swieten. Hij heeft dan gekocht ‘de duynen met het Berkenrijs’. Hij transporteert op 15 juli 1744 dit gebied voor 3036 florijnen aan Diederik van Leyden, de toenmalige ambachtsheer van Oostvoorne.
De 16e-eeuwse auteur Adriaen Terling Willemsz, destijds rector van het Sint Catharinaklooster in Brielle in de heerlijkheid Voorne, meldt dat het Berckenrijs een oord was waar de heren en vrouwen van Voorne wandelden. Een vroeg voorbeeld van recreatie in de duinen?
Bijzonder is in 1552 de vermelding door Merula van gebruik en vernieling van het Berkenrijs, in een verordening voor het Land van Voorne, met niet-malse straffen: “Omdat wij vernomen hebben dat, ten behoeve van feesten (o.a. kermissen, schutterijen, bruiloften), zoveel bomen uit onze Berkenrijs of bossen worden gekapt en meegenomen, dat gevreest moet worden dat, tenzij daartegen wordt opgetreden, binnenkort de Berkenrijs volledig vernield zal zijn. Daarom verbieden wij iedereen (geestelijkheid, adel of ambachtsman), om enig mei of ander hout te hakken of af te breken in ons bos op een boete van 10 karolus gulden (1/3 voor de heer, 1/3 voor de aangever, 1/3 voor de baljuw). Wie niet kan betalen zal lijfelijk gestraft worden.”
Uit al deze vermeldingen kunnen we concluderen dat het Berkenrijs of Berckenrijs een niet onbelangrijk hakboutbos was, zelfs zodanig dat Karel V het ook in tijden van (geld)nood in bezit hield. Vergelijkbare bossen met de naam Berkenrijs treffen we in de regio Den Haag (Vogelaar, 2012). Het Berkenrijs was in de bronnen onderdeel van de Heerenduinen of Grafelijkheidsduinen, maar waar lag het nu precies?
Berkenrijs op de kaart: twee locaties
Een oudste geografische vermelding is uit 1479. Berkenrijs ligt aan de oostzijde van ’t Wintgat (van der Graaf & Wind, 1985). Het Wintgat was destijds overigens een veel ruimer gebied dan het huidige bosgebied met die naam. Het was ook geen bos maar, zoals de naam al zegt, een ‘gat’: een naar de zee open landschap dat pas na aanleg van de Pietersdijk in 1571 deels beteugeld werd (Freijsen, 2021). Vanaf eind 16e eeuw verschijnt er op meer kaarten een Berkenrijs. We zeggen hier ‘een’ want er zijn grofweg twee locaties.

Kouter geeft op zijn kaart uit 1608 de naam Berckenrijs aan een terrein globaal net ten noorden van landgoed Olaertsduin aan de rand van de Rockanjese Heveringen. Belangrijk detail: dit Berckenrijs was een vlak land in tegenstelling tot de naastliggende duinen. Het gebied werd in die tijd opnieuw afgegrensd, gezien de vermelding van diverse oude en nieuwe ‘paelen’. Een kaart ca 1645 (polder Rockanje NA 4.VTH 2037 CA 1645) geeft een aanduiding ‘BerckenRijs’ net buiten de duinen, globaal op dezelfde plek.
Dan volgt in 1675 op een kaart van de Generale Dijckagie (het ‘waterschap’) een andere locatie met de naam ‘Jong Berckenrijs’, in de Heveringen van Oostvoorne . Op de plek die we bij Kouter als Berckenrijs aangeduid zagen (die noemen we maar even ‘Oud Berkenrijs’), toont deze kaart een bos zonder naam. Het Jong Berckenrijs heeft exacte maten (14 gemet en 60 roe = ruim 6 hectare). We zien het terug op de kaart van 1695 van Herman van Dijck (zie detailkaart hierboven). Ook op kaarten uit 1701 (Stemmers) en 1733 (Cruquius) zijn twee ‘Berkenrijzen’ te vinden, waarvan alleen Jong Berckenrijs met naam en toenaam.
Om de verwarring te blijven voeden: op een kaart van Tirion (1749) heet Jong Berckenrijs weer Berckenrijs, terwijl in 1750 in een zakatlas behalve dit Berckenrijs ook nu de beboste landgoederen Kooisigt en Kranenhout verschijnen.
Voor we naar de 19e-eeuwse kaarten gaan, melden we twee grondtransacties met een Berkenrijs. In 1698 verkoopt Willem Clotterbooke aan Adam Gijselaar het Jong Berckenrijs (groot 14 gemet en 60 roede = ca 6 hectare). In 1744 passeert het voorheen statelijke bezit van Van Swieten naar Diederik van Leyden als ‘een partij duynen met het berckenrijs’.
Ging het bij deze twee transacties om hetzelfde gebied? Wij denken van niet. Ook op basis van de ligging (de een vrijwel geheel in het duingebied van Rockanje dat al voor 1700 particulier bezit was, de ander onder Oostvoorne) en de aparte vermeldingen in verkoopaktes gaan we uit van twee ‘Berkenrijzen’, waarvan alleen de jongere variant de meer moderne kaarten lijkt te gaan halen. Dat ‘Berkenrijs’ ligt noordelijk van het oude Berkenrijs, globaal onder het westelijk uiteinde van de Zandweg van Oostvoorne.
Op de kaart van Gevers van Voorne hierboven uit 1827 komt dit als ‘Jong’ bestempelde Berkenrijs in volle glorie voor, met een ligging die redelijk correspondeert met terreinen met dezelfde naam op eerdere kaarten vanaf 1675. Na 1850 verdwijnt de naam Berkenrijs van de kaarten maar de contour van het gebied niet. De naam leeft mondeling voort.
Wat is er nog te vinden in het veld?
Van het geschetste ‘oude ‘Berkenrijs is nog iets terug te vinden, ter hoogte van de weg die Berkenrijs heet. Op deze locatie, lang in bezit van de familie Van Hoey Smith, werd een fazantenkwekerij gevestigd die tot na de oorlog bleef bestaan, zo vertelt voormalig duinboer Wijnant Kleijburg ons in 2021.

Luchtfoto ca 1930. Bron: privecollectie.
De naam viel ons op in een fotoboek van James van Hoey Smith waarin bij een luchtfoto uit ca 1930: ‘Golfterrein met Berkenrijs’ is vermeld. Het golfterrein werd natuurgebied (met als huidige naam ‘Heveringen’), het Berkenrijs werd tuinbouwgrond en later deels fazantenkwekerij en kippenhouderij en daarna caravanopslag. Het is deels bestemd voor wat villa’s en een enkel ouder huis. Een heel klein vochtig hoekje is van het Zuid-Hollands Landschap.

Kaart uit einde 19e eeuw met nog intact het Berkenrijs en de eendenkooi (thans villawijk De Waranda).
De contour van dit gebied is exact terug te vinden op de topografische kaarten van eind 19e eeuw. Vlak land, aan de kustzijde omringd door lage duinen, de Heveringen, net als op de kaart van Kouter. En zelfs op de meest recente kaart, waarop het hele gebied herverkaveld blijkt, is de noordelijke rand (met het Grenspad waaraan ooit het clubhuis van de vooroorlogse golfclub zat) nog te volgen. Precies het gebied waar het Berkenrijspad naar toe leidt, de Berkenrijsweg een aanvoerroute is en de weg ‘Berkenrijs’ pal langs loopt. Dit was de entree van de voormalige fazantenkwekerij die inmiddels al jaren een caravanstalling is (die nooit in dit monumentale landschap gedoogd had mogen worden).

Topografie 2020
En ook het Grenspad lijkt nog traceerbaar op de kaart van Kouter uit 1608. Als bezegeling van een grenskwestie werd een ‘nieuw pael’ geplaatst en ook een oude vermeld. De ronding van de getrokken grens is nog herkenbaar tot op vandaag. Naar deze ‘paelen’ hebben we vergeefs gezocht.
Einde 19e eeuw werd er nog hakhout uit het Berkenrijs verkocht, en na 1903 is het bos door NV Voornes Duin omgezet in tuinbouwgrond. Verkoop van hakhout was nog aan de orde in 1903. Ontleend aan Struinen 2010, nr 1.

Van de oude elzenaanplant uit de 15e eeuw resteert niet meer dan een schamel rijtje. Maar de bodem is hier is nog vochtig en humeus als vanouds. Zo lijkt het Oud Berckenrijs gehavend en wel de huidige tijd te hebben gehaald maar is haar jongere tegenhanger geheel verzwolgen in de voortdurende maalstroom van productie en consumptie. Of ligt er ergens nog een randje bos dat eraan herinnert?

Opname met een drone vanaf 80 meter hoogte boven het Grenspad met zicht op het Berkenrijs in 2022 met forse voorbereidingen voor nieuwsbouw rechts en de grote opslag voor caravans links. De voorgrond en het centrum is nog gaaf en dateert uit de middeleeuwen.
Post scriptum
De locatie van het 15e-eeuwse Berkenrijs was lang onbekend en werd, net als de hele Heveringen, zeer lang als marginale grond beschouwd waarvan het historisch belang niet goed werd onderkend. Meteen na de watersnoodramp van 1953 werden hier zakken zand gevuld met instemming van de eigenaar van dat moment, het Administratiefonds Rotterdam, en onder aanvoering van Cees Sipkes. Marcus Adriani, directeur van het verdwenen veldstation Weevers’ Duin, was een van de eersten die in de 60-tiger jaren voor behoud pleitte.
Bronnen
Arkenbout, A.A.(1974) Het kasteleinschap van de Burcht van Oostvoorne. In: Arkenbout, A.A. en H. van der Graaf (1974) De burcht te Oostvoorne. Oostvoorne.https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2021/06/Van-der-Graaf-Arkenbout-1974-de-Burcht-te-Oostvoorne.pdf
Freijsen, Nol (2021) Oude veldnamen in de Voorne duinen (1): Olaertsduin, Windgat en Opdam.
Graaf, H. van der en C. Wind (1985) Rockanje, wording en groei. Repro-Holland B.V., Alphen aan den Rijn.
Roos, Rolf & Nol Freijsen (2022) Het Voornse Berkenrijs: van keizerlijk hakhout tot caravanopslag. Tijdschrift voor Historische Geografie 2 (2022): 153-164.
Vogelaar, E. (2012) Bosgeschiedenis van het Oude Duinlandschap in politiek, sociaal en economisch perspectief. Wageningen University, Wageningen.