Verspreiding en recente uitbreiding van hondskruid in de Hollandse duinen
„De Papenberg zelf is niet sterk bewassen; wel groeien er verscheidene zeldzame planten, o.a. de mooie, kleine pyramide-orchis, maar daar kijkt alleen een plantenkenner na’.” (E.Heimans, 1906) (Bewassen = begroeid; na = naar)
Henk Doing merkte in de jaren 60 van de vorige eeuw op dat de van eind juni tot begin augustus bloeiende orchidee hondskruid (Anacamptis pyramidalis) in de duinen gebonden is aan duingebied bij oude zeedorpen, mits met een zeer kalkrijke bodem: o.a. in Noordwijk, maar vooral rond Wijk aan Zee. Ook de oude waarneming op de Papenberg bij Castricum in bovenstaand citaat past in dit beeld. Het gaat om vegetaties met onder meer silenes (m.n. nachtsilene), bremrapen (zoals de bitterkruidbremraap) en wondklaver. In dit artikel zetten we een aantal getallen op een rij en kijken hoe deze soort verspreid is. We focussen op de duinen. Waar en in welk biotoop komen de hondskruiden vooral voor en hoe ontwikkelt de verspreiding zich? Welke verklaringen zijn het meest plausibel voor de kleine explosie van dit rozerode gewasje? Begrazing met vee? Klimaat? Konijnen?
Groeiplaatsen
Anno 2014 bloeien verreweg de meeste hondskruiden (10.000-en) vlak bij Wijk aan Zee en een andere, veel kleinere populatie in Coepelduinen, verbonden met het zeedorp Noordwijk. Het landelijk verspreidingsbeeld is ontleend aan waarneming. nl (zie de kaart). Het laat aanvullend vele kleine vindplaatsen zien in West-Nederland. Dit zijn vaak, maar niet altijd, vroeg bloeiende planten (in mei) van de kalkgrasland-vorm uit (Zuid-Limburg, eigenlijk: Centraal-en Zuid-Europa). Meestal gaat het maar om kortdurende vestigingen. In de duinen zelf staat de laatbloeiende vorm (eind juni, juli) die vooral daar meer bestendig voorkomt.
Van oudsher staat de soort in het duin op noordhellingen, maar ook lager gelegen glooiende terreindelen in zgn. ‘ kalkgraslanden van de duinen’ (Slings, 1994). Zoals aangegeven: optimaal bij Wijk aan Zee en Noordwijk. Maar het beeld is breder. De verspreiding in Wijk aan Zee strekt zich ook uit naar laag gelegen, droge valleien aan de noordzijde van het dorp (de Rellen, de Doolhof) en ten zuiden er van ook boven op duinen, op het westen geëxponeerde hellingen vlak achter en zelfs op de zeereep en aan de rand van het voormalige Hoogovens-, thans TATA-terrein. Het duinterreintje ‘Een Zee van Staal’, zo genoemd naar de permanente expositie van beelden, ziet in sommige zomers rozerood van de bloeiende hondskruidplanten.

Verspreiding hondskruid in Kennemerland 2009 (Hubert Kivit, in Duinen en mensen Kennemerland, Roos (red., 2009)
Een beeld (maar minder recent) van regionale verspreiding is bekend van Kennemerland 2008. Een duidelijke concentratie ligt bij Wijk aan Zee. Bij IJmuiden en verspreide hokken van 1 bij 1 km tot in Amsterdamse Waterleidingduinen gaat het vaak om enkele exemplaren. Deze kaart verdient een actuelere versie. Zo meldt Cor ten Haaf uit Groet drie groeiplaatsen in de Schoorlse duinen. De kalkminnende planten groeien daar ‘vanzelfsprekend’ onder invloed (kalkrijk) schelpgruis vanaf de paden.
Bij Noordwijk dook het hondskruid, die als plant goed is aangepast om buiten de grondwaterinvloed te kunnen groeien, vanaf 2008 tot verrassing van velen op in een vochtige vallei (Geitendel) in 2013 met 150 ex (Hagen & Fijten 2014). Zij melden in 2014 ook vestigingen na 2013 in de Vriezewei ten zuiden van Katwijk en het terrein van de Noordwijkse Golfclub ten noorden van Noordwijk. De Vriezenwei is voormalig landbouwcomplex waarvan de teellaag is afgegraven en nu een vochtige vallei. Ook in de Rellen bij Wijk aan Zee heeft hondskruid zich recent in een vochtig valleitje gevestigd. Overigens hoeft deze vestiging niet te verbazen: meerdere duinplanten hebben hetzelfde overlevingsmechanisme ontwikkeld: in droge perioden overleven in valleien, maar in natte perioden, wanneer de valleien langdurig onder water staan, overleven ze op de aangrenzende hogere hellingen. Sinds de start van de begrazing in de Rellen is ook de verspreiding van hondskruid sterk naar het noorden uitgebreid, samen met het vegetatietype waarvan de plant een trouwe ‘kensoort’ is: de gemeenschap van wondklaver en nachtsilene. In de Doolhof is hetzelfde proces gaande sinds dit terrein in begrazing is genomen. De toename van hondskruid staat dus niet alleen, maar wordt geflankeerd door een reeks andere typische zeedorpensoorten. Uit oudere literatuur weten we dat hondskruid vroeger ook bij Egmond groeide en dankzij Heimans, 1906, op de Papenberg ten westen van Castricum. Hier werden ze omschreven als “de kleine pyramidale orchis”. Daar is ze verdwenen. Misschien was de Papenberg destijds al aan de voedselarme kant voor hondskruid. Maar sinds dit terrein in 2009 weer in beweiding is genomen en er meer variatie in beschikbaarheid van voedingsstoffen zal komen kan de liefhebber jaarlijks om zich hen kijken naar de terugkeer.
Voor Noord-Holland verscheen in 2014 een prachtige verspreidingsatlas waarvan we hier een detail weergeven. Door de provinciale afbakening helaas geen recent beeld van Zuid-Holland.
Aantallen
Gegevens verzameld op waarneming .nl geven de weliswaar niet constante maar niettemin spectaculaire toename van de soort in ons land te zien. De piek in 2010 wordt verklaard doordat sinds dat jaar alle groepjes bloeiende hondskruid in het deelgebied de Rellen in Waarneming.nl werden ingevoerd. Het dal in 2011 kwam waarschijnlijk door een gortdroog (vroeg) voorjaar. Bij de aantallen die worden vermeld door waarneming.nl is een forse waarschuwing op zijn plaats omdat door de aanvoer van gegevens door steeds wisselende waarnemers die op verschillende manier schatten getallen veel minder exact zijn dan de grafieken suggereren. De trend van algehele vooruitgang is echter onmiskenbaar en betere landelijk data zijn niet beschikbaar, wel van deelgebieden die we hierna presenteren..

Aantal bloeiende hondskruid op basis van waarneming.nl, 2014 Nb. in het programma van waarneming.nl zit een dikke bug. De categorie ‘overvliegend’ is duidelijk niet op de orchidee van toepassing, al zal er veel stofzaad door de atmosfeer gaan…
Begrazing
Lokaal zijn er meer gedetailleerde aantallen bekend uit de Rellen, aan de noordzijde van Wijk aan Zee. In de periode 1940-2014 zien we een relatief bescheiden maar wel constant voorkomen in de periode dat er nog sprake was van duingebruik vanuit het dorp, daarna achteruitgang gevolgd door herstel die hier wel gerelateerd wordt aan start begrazing in nazomer 1992. In de aangrenzende begrazingseenheid “de Doolhof” die pas in 1998 in begrazing werd genomen met ca 7 stuks runderen (jongvee) op 26 hectare van augustus tot april , begon het aantal pas daarna toe te nemen en niet tegelijkertijd met de Rellen. Begrazing lijkt daarmee overtuigend de sleutelfactor die de vooruitgang kan verklaren. Het jaar 2014 was een uitzonderlijk goed jaar. In de Rellen bloeiden 1258 ex, in de Doolhof 303 ex, in Zee van Staal 8980 ex, in Vuurbaakduin 8.500 ex, Paasduin 350, Rijksduinen 150 ex, Dorpsduinen 250 ex en verspreid over andere duinterreinen nog eens tientallen ex. De getallen van de Rellen, de Doolhof en Zee van Staal berusten op tellingen, de rest op schattingen op grond van eerdere ervaringen van R.Slings.
De rol van begrazing (en van droge voorjaren) wordt geïllustreerd door de grafieken hierboven. Hier wordt het verloop van de aantallen bloeiende exemplaren van het hondskruid sinds 1980 gegeven in twee gescheiden graasgebieden ten noorden van Wijk aan Zee met ieder een ander startjaar: de Rellen (1993, 62 ha) en de Doolhof (1998, 26 ha). We zien dat in beide gebieden het aantal bloeiende planten na een aantal aanloopjaren na de start van de begrazing sterk begint te stijgen. In de Rellen zijn er van 1980 tot het begin van de begrazing jaarlijks enkele tot enkele tientallen bloeiende planten geteld. Na het in begrazing nemen werden er jaarlijks – afhankelijk van de weersomstandigheden in het voorjaar- honderden tot meer dan 2000 geteld. In de Doolhof stonden van 1980 – 1996 maar enkele exemplaren in bloei, maximaal 5, terwijl er na het in begrazing nemen jaarlijks tientallen tot maximaal ca 300 (in 2014) worden geteld.
Rond Wijk aan Zee zijn maar 61 ha potentieel ‘zeedorpengebied’ niet begraasd ( o.a. het Paasduin, de Dorpsduinen). Onbegraasde gebieden herbergen op enkele uitzonderingen na doorgaans niet veel hondskruid. De hele rest van het duin waaronder het Vuurbaakduin (17 ha) wel. Dat wil zeggen dat de landelijke trend sterk gedomineerd wordt door begraasde gebieden bij Wijk aan Zee.

Veldnamen rond Wijk aan Zee De ook in de tekst vermelde ‘Rijksduinen’ liggen ten zuidwesten van het Vuurbaakduin en strekken zich uit tot de noordpier.
De rol van weer en klimaat
Wat verder in de grafieken opvalt is het mooie synchrone verloop van de aantallen in deze dicht bij elkaar in de buurt gelegen gebieden. Dit voedt het idee dat de begrazing zorgt voor een hoger basisniveau, maar dat de weersomstandigheden de fluctuaties van jaar op jaar bepalen.
Uit een analyse van 63 jaar gecombineerde maandneerslag en bloeigegevens, waarbij allerlei combinaties van maanden werden uitgeprobeerd, bleek uiteindelijk dat de neerslag in maart van hetzelfde jaar waarin de bloei optrad een negatieve correlatie met het aantal bloeiende exemplaren had (P=.06). De neerslag van andere voorjaarsmaanden, vooral die van april plus mei correleerde positief met de bloei, maar deze correlatie is niet significant. Dit betekent niet dat er geen andere factoren kunnen zijn, die niet in de analyse zijn betrokken, of dat er jaren zijn waarin een extreem afwijkende neerslagverdeling een betere verklaring vormt. Zo viel het dieptepunt in de tellingen 2011 samen met een zeer droge maart, april en mei. De overvloedig juni-neerslag kon dat niet meer “goed maken”. De grootste afwijkingen van het gemiddelde blijken dus samen te hangen met uitzonderlijke weersomstandigheden.
Langjarige ervaring heeft geleerd dat de grootste aantallen worden geteld als de neerslag ook goed gespreid valt in de voorjaarsmaanden. “Op tijd z’n natje en z’n droogje is het beste” zeiden de vroegere PWN boswachters Arie van Amersfoort en Evert Koet al, die de soort al sinds 1938 telden. De algehele verhoging van de hoeveelheid neerslag in de kustregio (ca 200mm meer in 60 jaar) en de toegenomen neerslag in de zomerperiode (zie onderstaande figuren) zal zeker ook in het voordeel dan deze bijzondere soort zijn geweest.
In de afgelopen 60 jaar is zowel de jaarneerslag als de zomerneerslag aan de Hollandse kust flink toegenomen Bron: KNMI
Konijnen met een dubbelrol
Er is nog een factor die van groot belang kan zijn, namelijk de konijnenstand. Midden jaren 1970 was deze hoog. Het konijn was toen net hersteld van de eerste (bekende) grote epidemie, namelijk van de myxomatose, die vanaf het midden van de jaren 1950 de stand gedecimeerd had. De bijzonder lage aantallen bloeiende exemplaren van het hondskruid in die jaren noopte het PWN wetenschappelijk advies te vragen hoe om te gaan met dit verschijnsel. De wetenschappers o.a. A. Sterk dachten dat konijnen een belangrijke oorzaak waren en op grond van hun advies werd een grote exclosure ingesteld. Een van de beste stukken duinlandschap werd omgeven door gaas en zo vrijgehouden van konijnen.
Exclosure opgericht in de jaren 70 om hondskruid tegen konijnen te beschermen. De Rellen, Wijk aan Zee
Het werd al spoedig duidelijk dat dit het hondskruid niet bevorderde. De begroeiing werd in het gebied zonder konijnen zo ruig dat er geen hondskruid meer in bloei kwam. Pas nadat de exclosure jaarlijks gemaaid en later een tijdje met schapen begraasd werd, nam het hondskruid binnen de exclosure sterk toe. Er kunnen in goede jaren meer dan 300 exemplaren op minder dan 0,3 ha bloeien: een veel hogere dichtheid dan in het duin-met-konijnen. Konijnen zijn een factor van belang zijn die zowel bevorderend, door het korthouden van de vegetatie, maar ook remmend is door het afbijten van de bloeistengels, vooral bij hoge populatie-dichtheden. De gedachte ligt nu voor de hand dat de tweede grote epidemie onder de konijnen, VHS, vanaf 1989, ook heeft bijgedragen tot de groei van de populatie van het hondskruid. Zie voor de onderliggende getallen het artikel over trends bij konijnen in de PWN-duinen.
Men moet bedenken dat konijnenvlees vroeger een onontbeerlijk voedingsmiddel was in de oude zeedorpen. De stand was daarom van oudsher bijzonder laag dicht bij het dorp. Dat kan een van de oorzaken zijn van het succes van hondskruid in het zeedorpenlandschap, naast het duingebruik met vee, het openhouden van het landschap door weghalen van houtgewas en de natuurlijke uitgangssituatie met zeer kalkrijk zand.
Samenvatting
Hondskruid doet het in de kalkrijke duinen de laatste 10 jaar opvallend goed, zowel bij de ’toplocatie’ Wijk aan Zee als nabij Noordwijk. Er zijn meer plekken waar de soort voorkomt en de aantallen zijn soms spectaculair toegenomen. De redenen voor dit succes worden zo goed mogelijk belicht. Analyse van aantallen in twee gebieden in Wijk aan Zee waar extensieve begrazing met vee is begonnen tonen – na een aanlooptijd van enkele jaren – in beide gevallen een toename van de soort. Hier over heen speelt een zeer belangrijke invloed van het weer, waarbij voor het eerst aannemelijk werd gemaakt dat een zeer natte maart maand negatief is. Maar de hogere gemiddelde neerslag van het huidige klimaat langs de kust (ook in cruciale maanden daarna) zou de soort weer bevorderen. Tenslotte zijn er goede argumenten om de lokaal geringe rol van konijnen (lagere standen door diverse ziektes) positief in te schatten omdat een hoge konijnenstand leidt tot afbijten van veel bloeistengels.
Literatuur
Hagen, Harrie van der & Marina Fijten (2014) Nieuwe parels in de Zuid-Hollandse duinen. Duin 2, juli 2014: 18 en 19.
Slings, Q.L. (1994) De kalkgraslanden van de duinen. De Levende Natuur 95(4): 120-130
Roos, R. & Slings, Q.L. (2009) Wijk aan Zee: staalfabrieken in een middeleeuws decor. In: Duinen en mensen Kennemerland: zie ook online.
Heimans, E. (1906) ‘Vrije duinen’. Uit: Met kijker en bus, 1906, Uitg. Holkema & Warendorf, Amsterdam; pag 130. Zie online op deze site het hele verhaal.
Helder verhaal. Hondskruid zal net als een paar andere orchideeën t.a.v. zijn verspreiding een link hebben met het klimaat. Bij hogere grondwaterstanden komen andere knollen in bloei dan lagere (in DLN heeft hierover 20 jaar geleden een goed gedocumenteerd verhaal gestaan over Rietorchis). Begrazing zal zeker een van de rollen spelen. In de Coepelduinen is in het lange verleden een experiment uitgevoerd de soort te beschermen tegen de bramenplukkers. Een stukje werd uitgerasterd op verzoek van de Contactcommissie voor ….. (ben even de naam kwijt; Westhoff heeft me dat vertelt). Juist daar verdween de soort door dichtgroeien/vergrassing; dus vooral mensen bramen laten plukken. Wat ik me ook afvraag: diverse orchideeënsoorten doen het in de afgelopen 20 jaar zo wie zo (veel) beter. Is het wel gekoppeld aan begrazing (als je er mensen extensief er doorheen stuurt heb je het zelfde resultaat) en dus ook aan een klimatologische factor(zoals met Bokkenorchis)? En, enkele voorkomens vind ik verdacht: aanplant met hele kluit. In het Westland is/was er een kas met NLse orchideeën op kweek; ik heb ooit een adres van Ger Londo gekregen.
Verder: hier en daar enkele tikfoutje.
Hoi Harrie,
bedankt voor je bericht. Het uitsluiten van wandelaars heeft in het verleden ook bij Wijk aan Zee tot desastreuze effecten op zeedorpenvegetaties, vooral-graslanden geleid. Zie mijn artikel over “de Kalkgraslanden van de duinen”. Er zijn inderdaad situaties waarbij menselijke betreding volstaat om de zeedorpenvegetaties goed te houden. Dat zijn echter zonder uitzondering situaties waarin die betreding “nooit” onderbroken is geweest. Als dit echter langdurig wel het geval is geweest kun je eigenlijk alleen maar via begrazing de situatie weer herstellen. Of je na dat herstel het “onderhoud” weer alleen aan de menselijke betreding overlaat is een kwestie van afwegen: menselijke betreding is heel moeilijk te sturen en de mens is voor verstoringsgevoelige dieren aartsvijand nummer 1. Onderhoud na herstel door begrazing heeft deze nadelen niet.
Wat betreft het klimaat: bij bijen- en bokkenorchis lijkt me dat zonneklaar. Maar hondskruid komt voor van de Hebriden tot aan Estland. Dus ik denk dat klimaat -in de zin van temperatuur- bij deze soort minder een rol speelt. Wel kan het met een veranderende neerslagverdeling samenhangen. Zie hiervoor de inmiddels gegroeide tekst van het artikel.
Je opmerking over uitplanten en uitzaaien kan ik alleen maar onderschrijven. Ik vond eergisteren weer een verdacht gaatje op een groeiplaats van Parnassia en orchideeën ;-(
Duidelijk verhaal over de wat grotere en bestendige groeiplaatsen in het kalkrijke duin. Opmerkelijk blijft toch wel het vrijwel ontbreken van de soort in het kalk- en silenerijke duin van IJmuiden zuid, Zandvoort, Katwijk en ook Scheveningen. Zo typisch zeedorp lijkt hondskruid nu ook weer niet. Zelfs een wat zachter klimaat heeft nauwelijks tot nieuwe duin vestigingen geleidt. Wel op opgespoten kalkrijk zand rond de steden; daar soms al vele jaren standhoudend en zich uitbreidend (bv Haarlem, Hoofddorp). Groeiplaatsfactoren blijven toch wat raadselachtig. Misschien is daar nog iets over op te merken……?
Ha Joop,
Dank voor je bericht. Groeiplaatsfactoren blijven inderdaad een groot black box gehalte houden. We “krabben maar wat aan de oppervlakte”. Zeker het verklaren waarom een soort ergens NIET voorkomt blijft gissen. Ik weet overigens wel van duurzame, maar kleine vestigingen in IJmuiden-zuid [als trotse Wijk aan Zee-er spreek ik liever van WaZ-zuid ;-). Hier is het wachten ook op vestiging in vochtige duinvalleien zoals bij WaZ en N’wijk. Verder weet ik van een tijdelijke vestiging bij Zandvoort (Kraansvlak). De duinen bij Katwijk lijken mij niet meer geschikt. Hier zijn de zeedorpenvegetaties duidelijk op hun retour. Ook de Harstenhoek bij Scheveningen lijkt me te schraal. Ik vond in de noordrand van Scheveningen ooit wel zeedorpenvegetaties waar hondskruid wel zou passen. Of die er nog zijn, weet ik niet. Dus in termen van %-age zeedorpen waar hondskruid voorkomt heb je gelijk, maar in termen van zeedorpen met nog geschikte vegetaties m.i. niet. Hondskruid heeft niet voor niets een trouwgraad van 100% aan het Anthyllido-Silenetum.
Je opmerking over de groeiplaatsen op opspuitterreinen is interessant. Ik denk nl dat de leeftijd van de groeiplaatsen wel eens belangrijk kan zijn. Misschien zit er een remmende factor in oudere bodems?
Overigens betreffen de meeste vestigingen in bermen e.d. de vroegbloeiende (mei) kalkgraslandvorm. Deze zijn meestal niet bestendig.
Pingback: Duinen en mensen » Is hondskruid in Wijk aan Zee groter dan elders in de duinen en waarom dan?
Met een enkele plant op een plek is het leven Hondskruid makkelijker te volgen. In 2005 heb ik, mede na tips van anderen, drie nieuwe plekken kunnen doorgeven. Daarvan is er nu nog één over:
a. op de oever van een dorpsvijver in Castricum. In 2005 met 1 bloeistengel, in 2010 een tweede bloeiwijze erbij na het delen van de knol http://noordholland.waarneming.nl/waarneming/view/48559780. Hoewel hij dat jaar en ook later prachtig bloeide, nooit meer een mooie plaat gemaakt. Hij staat er nog steeds, in 2014 zonder bloei omdat het gras eromheen te hoog was. Een enkele keer is hij per ongeluk afgemaaid door de gemeente, die juist te weinig van de oeverstrook liet staan. Deze strook wordt sinds ca 2011 een ecologisch beheerd met een maaibeurt in het najaar. De gemeente is bekend met deze bijzondere soort en houdt er rekening mee. Een ander jaar hebben eenden de bloeiwijze omvergelopen. Ook zijn de bloemen een keer afgeknipt. Desondanks leeft hij voort met zijn bladeren. Hij staat er al minstens 10 jaar en behoort tot de laatbloeiende vorm. Het zaad is waarschijnlijk met zuidwestenwind aangevoerd vanuit WaZ.
b. In tuinbouwgebied Heemskerk bloeiden in een laaggelegen voortuintje 2 hondskruiden in vrij hoog gras http://noordholland.waarneming.nl/waarneming/view/48001910. Bij het opknappen van het pand een jaar later is ook het voortuintje aangepakt en verdwenen de hondskruiden onder een meter grond. Ook hier is het zaad indertijd waarschijnlijk met zuidwestenwind aangevoerd vanuit WaZ.
c. het Kraansvlak-exemplaar is ontdekt tijdens planteninventarisatie. Had 5 bloeiwijzen, waarvan er vlak voor onze vondst door een konijn drie waren afgebeten. http://noordholland.waarneming.nl/waarneming/view/48001756 Nadien is hij nooit meer gezien door waarnemers uit Haarlem.
Hondskruid komt en gaat, en soms staat hij wat langer.
Na deze vruchtbare week in 2005 heb ik nooit meer aparte hondskruidplekken meer gevonden.
In aanvulling op de reactie van Thea Spruijt:
Met enige regelmaat vind ik nog wel nieuwvestigingen van Hondskruid buiten de grote arealen, zoals in het Infiltratiegebied Kieftenvlak (2x), duinvallei het Verbrande vlak, bospad-met -zonnige-zoom bij de Bruine Brug, duinen van Boreel, Grote Stuk. Tot dusverre hebben deze “probeersels van de grote populatie” nog nergens tot een grotere stabiele populatie geleid. Maar ik blijf er natuurlijk wel alert op.
Uitbreiding Hondskruid in de Rijksduinen (Wijk aan Zee – Noordpier)
2 zachte winters en ecologen die naar buiten willen. Hondskruid en Bijenorchis horen tot de orchidee-soorten die in de winterperiode een rozet hebben, dat tijdens de bloei afsterft en verdwijnt http://www.natuurbericht.nl/?id=13077&cat=planten .
In 2013/2014 zijn Rienk, ik en anderen een paar losse waarnemingen van Bijenorchis en Hondskruid gaan nalopen in de ‘smalle’ duinstrook tussen Wijk aan Zee en de Noordpier. Met een paar plekken van tientallen exemplaren van beide soorten waren de resultaten hoopgevend. In 2014/2015 hebben we dit winterse zoekwerk doorgezet. Soms bibberend omdat de beloofde zon het liet afweten, bij 4 C, maar ook in een pril lentezonnetje.
Hondskruidrozetten vonden we op meer dan tien plekken op de iets oudere noordhellinkjes. Een enkel rozet Bijenorchis op een meer stuivende plek. Ik zei hierboven ‘smalle’ duinstrook, omdat achter de hoge rug een brede strook lagere duintjes ligt. Dankzij voldoende parkeerplaatsen langs de Reijndersweg komen er regelmatig hondenbezitters en andere struiners om de duinen open te houden, soms flink stuivend. Een dynamisch landschap, wat de zeedorpensoorten nodig hebben. in 2014 heeft het Hoogheemraadschap een driedubbel draadhek naast de parkeerzone gezet, voldoende passeerbaar om de benodigde dynamiek voor het Hondskruid te kunnen garanderen. Er lopen genoeg konijnen rond, maar vraatschade is beperkt. Misschien omdat de Hondskruidje vaak alleen staan.
We waren verbaasd dat voor het grootste deel van de groeiplaatsen nog geen meldingen van bloeiend Hondskruid zijn gedaan: het zijn dus vele nieuwe plekken en plekjes. Een populatie in wording dus. Dat klopt met de grootte van de rozetten: soms meer dan de helft met een of twee blaadjes en nauwelijks dubbele knollen. Als we ‘uitgeteld’ zijn zal er ongetwijfeld een verslagje van Rienk komen. Deze zuidelijk uitbreiding geeft meer hoop voor vestiging in Zuid-Kennemerland, Wijk aan Zee-zuid zoals Rienk hierboven als schreef. We gaan van de zomer zeker kijken naar het roze-rood in ‘ons’ stukje duinstrook bij de Noordpier ( het Noordzeekanaal blijkt een flinke barrière voor plantenliefhebbers, en dus ook voor rochideeën?).
Thea Spruijt
Pingback: Duinen en mensen » Het zeedorpenlandschap: herkenning, waardering, beheer in vogelvlucht
Nog een nagekomen gedachte. Het is frappant dat eigenlijk alleen nog bij Noordwijk en Wijk aan Zee (en Egmond, maar daar is het zand al te voedselarm voor de botanisch rijkste variant) fraai ontwikkelde, weelderige zeedorpenvegetaties met overvloedig Hondskruid voorkomen. Nu is de badcultuur, en daarmee het meer en meer in onbruik raken van het gebruik van de duinen, in Scheveningen, Zandvoort en Katwijk al in de eerste helft van de 19e eeuw begonnen. In Wijk aan Zee is er een begin in 1885 en in Noordwijk in 1895. Het zeedorpengebruik is hier dus een halve eeuw later gestopt, en misschien wel nog veel later naarmate de ontwikkeling van het toerisme trager verliep. Misschien is dit wel een verklaring voor het feit dat de optimaal ontwikkelde zeedorpenvegetaties bij deze twee zeedorpen al die tijd aanwezig zijn gebleven.
Rienk, betekent deze gedachte dat er vroeger ook bij Zandvoort, Katwijk en Scheveningen hondskruid stond? In de Kennemerduinen in ieder geval wel, zoals tegenover Zandvoort in het toenmalige Jachtduin, thans Kraansvlak, zie o.a. Thijsse, deze site
Rienk: O.a. de hele Kennemerduinen stond er “vol” mee (div. citaten Thijsse, Sipkes). Er zijn ook nogal wat aanwijzingen van het veel ruimer voorkomen van andere zeedorpensoorten in de Kennemerduinen (o.a. Roderkerk). Ook bekend van Texel, Voorne en Schouwen. In 1980 uitgestorven in de Vlaamse duinen. Binnen het NHD ook bekend van Papenberg en Egmond. Zou leuk zijn dat eens tot op de bodem uit te zoeken, maar mijn hypothese, op grond van wat we nu weten is, dat zeedorpenvegetaties in de “begrazingstijd van de duinen” een veel, veel grotere verspreiding hadden dan tegenwoordig. Daaruit volgt omgekeerd de conclusie dat een groot deel van de huidige duingraslanden eigenlijk gedegradeerde zeedorpenvegetaties zijn. Het is ingewikkelder dan dit, maar deze hypothese hoop ik uit te werken om er later over te publiceren.