(door Nico van der Wel)
Op zaterdag 22 september 1827 vertrekt Daniël Gevers van Endegeest om 9 uur ’s ochtends vanuit Brielle per koets met vier paarden richting de Stenen Baak. Hij maakt een dagreis door de duinen van Voorne, onderdeel van een inspectie van de hele Nederlandse kust die een paar weken eerder begonnen was in Bergen (NH). In zijn journaal tekent hij zijn bevindingen op. Het weer was slecht.
Gevers meldt veel duindoorn, veel duingrasland met veel konijnen maar ook veel stuivend zand. Ook bezoekt hij de omgeving van het Windgat, met een breed en deels begroeid strand (‘groene strand’) en stukken duin die beweid worden. Geen woord over bloemen – hij was geen botanicus maar jurist, en in september bloeit er weinig meer.
Gevers, een 34-jarige rijksambtenaar, heeft een onderzoeksvraag: is de Franse manier van vastlegging van de duinen, door aanplant van bomen, ook toepasbaar in het ‘Koningrijk der Nederlanden’ (dus inclusief België)? Vooraf stuurt hij vragenlijsten rond en overal spreekt hij met lokale bestuurders. De belangrijkste erfenis voor onze tijd bestaat uit de kaarten die hij laat maken: de eerste gedetailleerde landschapskaarten van het Nederlandse duingebied – de prachtige Voornse kaart vindt u hier, en natuurlijk op het schutblad van Duinen en mensen Voorne. Zijn reisdagboek is ook interessant: een ooggetuigenverslag over de Nederlandse en Vlaamse duinkust van 1827, waarvan we hier het Voornse deel doornemen.
Het Zwijnshoofd te Brielle
“Zaterdag 22 september 1827. Te Brielle gelogeerd in het Zwijnshoofd bij kastelein Kruimel. Gedéjeuneerd met Theodore. Om 9 uur met een wagen met 4 paarden naar Steenen Baak, Oostvoorn, Rocanje, Hellevoetsluis.”
Pand waar in 1827 logement het Zwijnshoofd gevestigd was. Adres: Maarland Zuidzijde 24, Brielle. Het is een rijksmonument (foto: RCE)
De dag ervoor was Gevers van Den Haag door de duinen van Delfland naar Maassluis gereisd. Daar “het schip Adonis niet gevonden, dus overgevaren, en om 7½ uren aan Den Briel”. Logement het Zwijnshoofd lag aan de haven (het Maarland). Hij was toen al ruim twee weken op reis. Zijn journaal begint op 6 september in Bergen, van daaraf ging het via Petten naar Den Helder, Texel, Vlieland (“met heerlijk weder gezeild naar het Vlieland”), Terschelling en Ameland. Daarna op 18 september per zeilboot via Harlingen over de Zuiderzee naar Amsterdam, waar hij ’s avonds om 8 uur aankomt – tegenwoordig een vakantietocht. Een dag later gaat het vanaf Haarlem in twee dagen naar Den Haag.
Slecht weer
“De geheelen dag door slegt weder en regen – om 6 uren te Hellevoet – het schip gevonden, aan boord gegaan en gegeten.”
Het verslag van Gevers over zijn dag op Voorne is rommelig en moeilijk leesbaar. Het zijn snelle krabbels, hier enigszins geredigeerd. Dat past natuurlijk bij een vermoeiende negen uur lange tocht: 20 kilometer of meer per koets over stranden, duinpaadjes en onverharde wegen, bij slecht weer. Andere dagverslagen in zijn journaal tonen een goed leesbaar handschrift en zijn uitgebreider en informatiever. Wellicht hadden de Voornse bestuurders de vragenlijst niet van te voren teruggestuurd of niet goed ingevuld? En tja, het slechte weer, de derde week van een lange reis, diverse overnachtingen op het water, hobbelende koetsen.
Gezicht op Oostvoorne vanaf de Koepel Zeeburgh in 1802. Let op de open koets met twee paarden en het boerderijtje op de achtergrond. Gevers reisde waarschijnlijk (hopelijk voor hem) in een gesloten koets. Collectie Natuurmedia
Heemraadshuisje = Koepel Zeeburgh
“Bij de Steenen Baak beginnen de Duinen, smal & laag, zij worden wat breder, doch zijn weer smaller echter hooger bij Zeeburg of het heemraadshuisje, en zijn tot een weinig bezuiden daarvan goed bebost – vooral, ‘t geen wij nergens zoo hebben gezien, met kattendoren aan de buiten zijde langs het water – dezen daar ruim zoo menigvuldig als de helm – ook aan de zee zijde vermengd met Bramen en Rozenbottels. (..) Tot bezuiden heemraadshuisje ook wel bezet met helm, en beplant met stroo aan de zee zijde – dit geldend langs alle de duinen – door het heemraadschap van Voorn.(..) De Plaats van Oostvoorn gedeeltelijk op helling van Duin, en toch hout goed gegroeid.”
Hoe keek Gevers naar het landschap? Wat wij nu natuur noemen was hem en zijn tijdgenoten gewoonweg niet bekend. Bovendien was hij jurist en geen botanicus. Met kattendoorn bedoelt hij duindoorn, en op Voorne noemt hij verder liguster, helm, gewone doorn, rozenbottel, braam. De duinen van het Kruiningergors zijn ‘smal en laag’; opvallend dat hij de statige Koepel Zeeburgh enigszins oneerbiedig ‘Heemraadshuisje’ noemt.
Zijn hoofdonderwerp is verstuiving. In zijn eindrapport zet hij het probleem flink aan: de duinen moeten niet terugkeren tot hun natuurlijke staat, ”tot dien namelijk van eene alles vernielende verhuizende Zand Woestijn”. De buitenste duinhelling “ligt overal wit, waar ze niet bijna jaarlijks wordt bepoot. De Noordzijde van het land van Voorne bij het Heemraadshuisje, waar liguster en vooral kattendoorn dien buitenrand bedekken, levert welligt de eenige uitzondering hieraan op.” Blijkbaar was het duin rond Oostvoorne toen ook al vrij rustig.
Het konijn en ook beweiding maken het zand los, waardoor stuifgaten kunnen ontstaan. En landelijk beleid (niet een term uit die tijd) voor een veilige kust ontbreekt. Zijn recept: de kust moet vastgelegd, het konijn moet maar beter uitgeroeid, beweiding liever niet. Over bebossing twijfelt hij, en hij ziet op de Plaats van Oostvoorne (Mildenburg) goed gegroeid hout op een duinhelling. In zijn eindrapport vermeldt Gevers dat de Generale Dijckage jaarlijks 500 gulden uitgeeft aan helm- en rietbeplantingen, veel minder dan bijvoorbeeld Goeree en Schouwen.
Overigens was Gevers niet tegen landbouw in de duinen. Hij schreef er in de jaren 1820 veel over en was rond 1830 zelfs een van de ‘projectleiders’ van de stichting van een groot landbouwbedrijf in het duin bij Castricum (met ondersteuning van Koning Willem I).
Brielse notabelen bezitten de duinen van Voorne
“Na heemraadshuisje wordt het Duin breder en ook hoger en eindigt tot niet aan de Kwak. Tot zeekere witte paal een weinig bezuiden Zeeburg: aldaar begint [het duinbezit van] de Heer Lette, heer van Oostvoorne en Burgemeester aldaar tot 7 à 8 minuten zuidwaarts van het vuure [vuurbaken], daarin is veel verstuiving. Vandaar behooren alle de duinen aan de heeren van der Minne en Verhey van Brielle, tot aan de Kwaksche Duinen, eigenaar Lavenant.”
Duinbezitters in 1832: v.l.n.r. Verhey, Hoijer en Lette (familiearchief, RKD, Historisch Museum Den Briel). Beeld ontleend aan Duinen en mensen Voorne
Het duingebied dat Gevers op die vrijdag vanuit zijn koets bekijkt is grotendeels in bezit van het tweemanschap Bastiaan Jacob Verhey en zijn schoonvader Johannes van der Minne (ruim 1150 ha). Willem Hoijer en consorten bezitten 200 hectare, N.J.C. Lette bezit Mildenburg en het aangrenzende stuk duin bij Oostvoorne (samen ruim 75 ha). De duinen zijn nog grotendeels kaal, maar vooral van de Oostvoornse Heveringen is een flink deel min of meer in cultuur gebracht.
Categorieën voor de grondbelasting in de duinen van Voorne in 1832. ‘Hevering’ slaat hier niet op het gebied de Heveringen, maar op een type duingebied, waarschijnlijk kopjesduinachtige, meest lager gelegen stukken duin die niet geëgaliseerd en ontgonnen waren maar wellicht wel afgeheind. Beeld ontleend aan Duinen en mensen Voorne
Dit is allemaal terug te zien op de kaart van Gevers. Hij maakte de kaarten overigens niet zelf (hoewel hij heel goed kon tekenen), dat deden landmeters en cartografen. Gevers’ project viel middenin de jaren 1815-1832, de periode waarin kaarten werden gemaakt voor het eerste Kadaster. Voor heel Nederland werd voor het eerst heel precies en uniform vastgelegd wie wat bezat en wat het rendement was, zowel in dorpen en steden als op het platteland en de woeste gronden. De kadastrale percelen zijn ook op de duinkaarten van Gevers ingetekend, een onschatbare bron van informatie over het duinlandschap anno 1827. Kadastrale percelen werden ingedeeld in categorieën, als basis voor de grondbelasting. Een eigenaar van strand of duin betaalde hooguit 1 gulden per hectare, voor weiland was de afdracht ƒ 15,- en voor bijvoorbeeld een tuin of een boomgaard ƒ 30,- of meer per hectare. Het duin van Voorne zoals Gevers het afbeeldt, is bijna 1600 hectare groot. Dat is exclusief een deel van de Oostvoornse Heveringen (het deel ten oosten en ten noorden van de Eendenkooi). De belastingcategorie ‘strand’ beslaat 72 procent en is belast met een kwartje per hectare. Dit betrof strand, maar ook meer landinwaarts gelegen delen. Waarschijnlijk was het echte ‘woeste grond’: spaarzaam begroeid of kaal, met stuivend zand.
Geweldige verstuiving, vee, konijnen
“Verderop tot end voorbij het Pesthuis geweldige verstuiving der Buiten Duinen, en Binnen Duinen zeer laag, beweid met vee en vol Konijnen. Sterk bezet met Kattendoorn en gewone Doorn, vooral bij Windgat.”
Aan het eind van het Kreekpad ligt een klein landgoed met daarop het Pesthuis (foto 1980). Het eerste huis op deze plek was van 1856. Zo’n 135 meter noordelijk hiervan stond vroeger een ‘echt’ quarantainehuis van de haven van Hellevoetsluis. Dat stamde van begin 19e eeuw en werd in 1862 afgebroken. Bron: Streekarchief Voorne-Putten.
Het enige dier dat hij noemt is het konijn, in zijn eindrapport noemt hij “het land van Voorne daarmede zeer bevolkt vooral langs den voorkant.” Hij is voor totale uitroeiing, maar kijkt een paar dagen later op Schouwen vreemd op als hij hoort dat men daar beweiding met vee en konijnenteelt een goede combinatie vindt. En wat de uitroeiing betreft maakt hij in zijn eindrapport een uitzondering voor Vlieland en Terschelling “om de min gegoede ingezetenen niet van het enige versche vlees te beroven dat voor hen gedurende een groot gedeelte van het jaar verkrijgbaar is.” Tegelijkertijd staan burgers overal langs de kust een goed beheer in de weg: ze vernielen de helm “om er matwerk van te maken, of zij komen ruigte en struikgewassen voor hun gebruik uittrekken, somtijds stikken ze zoden uit en de gegeven toestemming tot dit een of ander ontaart meermalen tot een volkomen misbruik.”
Schapen, Schaapskooi,
“Aan dit Windgat veel Rozenbottels en gewoone witte Dorens. Aldaar weidt jongvee, en veel konijnen. Voor eenige Jaren schapen geprobeerd – doch ze gingen allen bijna dood. De weinig overgeblevenen aan het ongeile voedsel gewoon geworden, hebben zich vermenigvuldigd, en hun Jongen zijn geacclimatiseerd. De nieuwe kudde weer tot 100 gebragt.”
Willem Hoijer en Johannes van der Minne vertellen Gevers in de koets of misschien tijdens een wandeling over de pogingen om het voormalige gors het Windgat te exploiteren. Hoijer had, samen met anderen, sinds 1808 een deel (bijna 37 ha) in eeuwigdurende erfpacht. In ieder geval vanaf 1816 veilt Hoijer jaarlijks ‘hak van hout staande op de stoven in zijn bos genaamd het Windgat’.
Opvallend is dat het Windgat van Hoijer een vrijwel rechthoekig bosperceel is, keurig opgedeeld in 27 regelmatige vakken (zie detailkaart hieronder). Eromheen liggen flinke percelen met onregelmatige vormen. Vrijwel al dat land inclusief de Schaapskooi en de kleine percelen ernaast, zijn van Verhey en van der Minne. Waarschijnlijk is dit ook allemaal deel van het voormalige Windgat-gors en is dit het terrein waar de poging tot schapenhouderij is gedaan. Het ligt voor de hand dat de Schaapskooi zijn naam daaraan te danken heeft. Alleen het grote perceel tussen het bos en de Noorddijk staat in het kadaster als weiland (belast met 15 gulden per hectare). Op een paar bosperceeltjes na krijgt de rest van deze percelen de belastingcategorie ‘hevering’ (3 tot 8 gulden per hectare; ze liggen dus niet in het gelijknamige gebied!). Waarschijnlijk waren dit duingraslanden, misschien omheind. Ter vergelijking: de Middelduinen op Goeree werden ook beweid en hadden een vergelijkbare grondbelasting maar waren, en zijn nog steeds, kopjesduinen.
Uit vergelijking met oudere kaarten blijkt dat de kust hier sinds 1700 is aangegroeid. De St. Pietersdijk, in 1682 voor het laatst doorgebroken, lag oorspronkelijk in de zeewering en verbond de noordelijke en zuidelijke duinenrij. In 1827 is ligt er ‘ineens’ een groot extra duingebied aan de buitenzijde van de Pietersdijk, deels dus groen en beweid. De Westplaat is dan een stuk kleiner dan op oudere kaarten.
Windgat en omgeving 1827 – uitsnede uit de Gevers-kaart. Het bos is ongeveer 20 jaar oud, eronder (perceel 50) en weiland en verder grillig gevormde percelen waar beweiding mogelijk was (‘hevering’ ofwel licht beweid duinterrein), ook achter de Pietersdijk (gelegen in perceel 15). Perceel 12 was ‘strand’ ofwel echte woeste duingrond. Rechtsonder het bosperceel ligt de Schaapskooi. De kleine percelen links zijn in 1827 in bezit van Bouwen Langendoen, die er ook woonde (nu omgeving Kreekpad). Perceel 15 bevat o.a. het Pesthuis en de huidige Vogelwei. Geheel rechts de grens met Rockanje, de grenspalen zijn niet meer te vinden.
Het groene of begroeide strand
“Bij de zuidwestpunt van het Eyland zeer breed strand, voorheen een weide, door hooge vloeden en zeeën allengs verzand zoodat de heeren Hoijer & van der Minne, eigenaars der duinen, op die hoogte dat kale strand in erfpacht hebbende, thans weigeren de jaarlijksche som te voldoen, zoodat het weer tot Domein zal terugkeeren.”
Voorne was dus flink aangegroeid en dat nieuwe land, een groen strand van ruim 300 hectare, viel volgens de wet toe aan de Staten van Holland. Het is ongeveer waar nu het Breede Water ligt, en had het (deels) de naam ‘het Groene Strand’ gekregen. In 1815 sloot de beheerder van het bezit van de weduwe van Leyden een erfpachtovereenkomst af voor dit hele gebied. De pachtsom was 60 gulden per jaar voor 25 jaar, waarna het eigendom zou worden.
Gevers noteert twijfels bij Johannes van der Minne: beweiding van dit ‘groene of begroeide strand’ blijkt een stuk minder goed te gaan dan verwacht, o.a. door stormvloeden. De heren overwegen om de pachtsom niet meer te betalen en het gebied zo terug laten vallen aan Domeinen. In 1832 blijkt uit het eerste kadaster dat ze het toch hebben aangehouden.
Na Voorne: Goeree, Zeeland, Vlaamse kust
“Donderdag 4 oktober van Antwerpen per stoomboot naar Rotterdam om 8½ uren.”
Vanaf het Windgat gaat het via Rockanje naar Hellevoetsluis, waar hij het schip Adonis wél vindt – maar over dit hele traject noteert hij niets. De volgende dag vaart hij naar Goeree. Na Zeeland staat ook de Vlaamse kust nog op het programma, want België valt in 1827 nog onder het ‘Koningrijk der Nederlanden’. Op 1 oktober bezoekt hij als laatste de kuststrook tussen Oostende en De Panne (aan de Franse grens), maar maakt geen aantekeningen in zijn dagboek. Een dag later reist hij naar Brussel. Op 4 oktober vertrekt hij vanuit Antwerpen naar Rotterdam met een ultramodern vervoermiddel, een stoomboot van de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij uit Rotterdam, opgericht in 1823. Hij rondt zijn eindrapport in 1828 af.
Na zijn duinproject heeft hij een voorspoedige loopbaan. Hij wordt heer van Endegeest, bezit het gelijknamige landgoed en, via zijn vrouw, ook het kasteel Marquette in Heemskerk. Vanaf 1838 is hij lid van de Tweede Kamer, later kamervoorzitter en in de jaren 1850 zelfs even minister van Buitenlandse Zaken. Rond 1850 is hij nauw betrokken bij de droogmaking van de Haarlemmermeer, daarna leidt hij nog een reorganisatie van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De ‘Wilhelmina’ door J.C. Schotel (1823). Dit was in 1822 het eerste stoomvaartuig dat in Nederland een regelmatige verbinding verzorgde, de veerdienst over het Hollands Diep bij Moerdijk. Ontwerper was G.M. Roentgen, toen 27 jaar oud. In 1823 richtte hij de Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij en opende o.a. een lijndienst Rotterdam-Antwerpen, waarmee Gevers in oktober 1827 reisde. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Bronnen
Wanneer: 7 juli 2023, ’s middags van 14.00 – 16.30 uur
Voor wie: het veldsymposium is voor lezers van het net verschenen boek ‘Duinen en mensen Voorne’ die zich buiten willen verdiepen.
Kosten en aanmelden: gratis voor kopers van Duinen en mensen Voorne (hier te koop!); aanmelding door bij inschrijving een vrolijke selfie mee te sturen met het boek duidelijk in beeld. Mogelijk plaatsen we dit beeld online; geef aan als je daar bezwaar tegen hebt.
Aanmelden per mail via: ivn.voorneputtenrozenburg@gmail.com
Organisatie: IVN Voorne-Putten Rozenburg (Herma Enthoven) i.s.m. Uitgeverij Natuurmedia (Rolf Roos)
Sprekers op locatie
Inleiding en afsluiting (14.00u en 16.30u) door Rolf Roos: “Historie en ecologie van een oud(er) duinlandschap”
Hieronder een oude foto van de golfbaan op de Heveringen, en daaronder de route (ongeveer).
(door: Rolf Roos)
Dit artikel bevat een vraag en een wens. De vraag luidt: pakken we het in Nederland wel goed aan met de vele grote ingrepen in natuurgebieden? De wens betreft openbaarheid. Op Voorne hebben we beheerders als Natuurmonumenten en Zuid-Holland Landschap gevraagd hun plannen openbaar te maken en daar wordt slechts in bescheiden mate op gereageerd. Er zijn er ook maar weinig wetenschappelijk verantwoorde evaluaties van natuurherstelplannen.
In natuurgebieden zien we tegenwoordig overal graafwerk. Lokaal is daar soms fikse weerstand tegen maar, zegt de beheerder, het is ten behoeve van natuur. Althans dat is de bedoeling. Bomen worden geruimd, bodems geplagd of afgegraven, meestal met de beste bedoelingen. Vergraste hei en dichtgegroeide duinen, daar willen we toch vanaf? Het duin moet toch weer stuiven? Is er niet teveel bos in het open duin? Terechte vragen. Natuurherstel verdient natuurlijk onze steun want veel natuur is kwetsbaar en bedreigd, maar soms ontkom je niet aan de indruk dat er veel geld is vrijgekomen (bijv. voor stikstofmaatregelen) en dat dat geld dan snel moet worden uitgegeven. Of dat er andere doelen in het spel zijn (bijv. verhoging van de zeereep) die worden verpakt als natuurherstel.
Veldgentiaan, recent verdwenen van Voorne…zal het reddingsplan van 2022 helpen? Foto: Theo Baas
Niet zelden pakt een project ondanks de vaak niet kleinzerige uitvoering na vijf jaar toch nog goed uit voor de natuur. Maar de vraag blijft hoe we kunnen voorkomen dat de bestaande natuur (en de cultuurhistorie) slachtoffer wordt van te voortvarende herstelplannen.
Het is natuurlijk niet allemaal kommer en kwel. Projecten op Voorne die goed gingen en ook deels openbaar gedocumenteerd zijn:
Maar we hebben ook een lijstje minder geslaagde projecten.
Welke waarden hebben we, wat vinden we van belang?
Wanneer vind je iets goed? Elk afweging begint met nadenken over wat je van waarde vindt. In dit stuk wegen we vier waarden: de natuur (als soortenrijkdom), aardkundige waarden (duinvormen, speciale landschapsvormen, belangrijke processen in heden of verleden) de cultuurhistorie (elementen die tekenend zijn of waren in verband met benutting van het landschap) en archeologische waarden in de bodem. Voorne is erg arm aan archeologie maar ook recente vondsten zijn relevant. Wat bijvoorbeeld te denken van het gegeven dat uitgerekend een archeoloog ons hielp het raadsel van de Duitse lis bij bunkers op te lossen? Denk a.u.b. breed en probeer de eigen waarden(schaal) onder ogen te zien. En gaten in de eigen kennis, want die zijn er altijd.
2023: Inspectiepad Duinen van Oostvoorne. Welke natuurwaarden waren hier vóór de ingrepen? Hoe gaat men dit duin open houden? Richting zeereep staat bovendien nog veel struikgewas dus dichtgroeien is een kwesties van (korte) tijd.
Tip: mocht je een project voorbereiden en op meer dan de helft van onderstaande vragen geen antwoord hebben: verzamel eerst meer kennis en denk nog even na.
Bezin voor je begint: waarom willen we ingrijpen en overleggen we dat goed?
Kennis verzamelen en heldere doelen formuleren zijn de allereerste stappen. Verzamel daartoe zoveel mogelijk gegevens over de plek en de geschiedenis en neem dat mee in je plan. Laat onderzoekers/vrijwilligers/aanwonenden meedenken, neem alle soortgroepen mee en kondig je plan online aan zodat mensen kunnen reageren. Vragen om over na te denken:
Ga dus uit van huidige natuur- en cultuurhistorische waarden en noem dit de uitgangssituatie (nulsituatie). Dit is je denkkader bij monitoring en de evaluatie nadat je de ingreep gedaan hebt. Juich niet te snel, want als je meteen na de ingreep kijkt, dan maak je het jezelf erg gemakkelijk. Na kaalslag is er altijd winst! Blik terug op wat er was, anders is de vergelijking vals.
Het plan: waar willen we ingrijpen, waarin gaat het mes?
Ken je de historie van de plek en de bestaande levende have? Beperk het grote graafwerk zoveel als mogelijk, lever maatwerk, want graafmachines kunnen bij goed gebruik heel veel, maar bij haastwerk wordt het een ravage. Onderzoek van vrijwilligers kan als het serieuze monitoring met een wetenschappelijke basis is. Maak ook een goed plan voor beheer-na-ingrijpen. Neem in je plan alvast een evaluatie mee, zodat je een vernietigend rapport van de (lokale) Rekenkamer vóór bent. Toetsvragen om over na te denken:
Uitvoering: zorg voor wat er staat
Goede aannemers, projectbewaking ter plekke, werk tot op de vierkante meter vastgelegd?
Beschadigde duingraslanden kunnen herstellen maar als het om zeer zeldzame graslanden gaat zoals hier op de Kleine Heveringen, moet je beschadiging zoveel mogelijk vermijden. Elke verruwing van de bodem geeft instroom van ongewenste planten. Je spreidt het bedje voor soms invasieve exoten.
Nazorg
Bij graafwerk, dat vaak tonnen kost, mag een investering in professioneel onderzoek niet ontbreken. Doe degelijk onderzoek dat wetenschappelijke toets kan doorstaan. Bedenk dat ook als de uitgangssituatie niet of niet goed is vastgelegd, na kaalsslag altijd nieuwe natuur volgt. Maar of dat ‘herstel’ is?
Kortom, er zijn bij forse ingrepen veel onvermijdelijke vragen. Maar met stevig denkwerk, rustige projectvoorbereiding en bekwame begeleiding tijdens uitvoering is veel mogelijk. De aannemers die dit kunnen zijn er! Maar a.u.b. niet bezuinigen op goed (voor)onderzoek of goed opgezette en geformuleerde plannen.
Flora-onderzoek Kleine Heveringen, 2022.
Strandpalen markeren de kustlijn en hebben ook een rol in onze kustroute op Voorne.
Normaal zijn ze van hout, raken begroeid of overstoven maar ze gaan lang mee. Nu is er eentje zeer afwijkend Op het voormalige autostrand vlakbij de opgang naar het A.J. Bootpad staat een heel merkwaardige, van beton, nr 7.
Het op te lossen raadsel is: wie plaatste deze paal, wanneer en waarom?
Onder de (gedeeltelijk) goede antwoorden verloten we 2 boeken uit de serie Duinen en mensen. Sluitingsdatum 1 juli 2023.
Zie ook de landelijke site over strandpalen van Martijn de Groot
Naschrift. We ontvingen diverse aardige suggesties over de oorzaak die echter nimmer kracht van bewijs hadden (zie oa reactie hieronder). De mooiste was echter een foto van strandpaal 7 van voor de tijd dat deze van beton werd. Ingezonden door Simon Kwak (naar de naam iemand van Voorne-Putten!). Lees het bijschrift van zijn hand!
Foto op autostrand gemaakt in 1957, met mijn grootvader Adriaan Schuit 86 jaar hier zittend op strandpaal 7 in nabijheid zijn kleinzoon Simon Kwak, 3 jaar. Het was toen een houten paal. Door vooruitgang in de moderne geowetenschappen zijn de strandpalen in principe overbodig. Uit historisch perspectief gezien is het zinvol om de palen te handhaven, elke paal heeft ook een individueel verhaal. Betonnen PAAL 7, moet er naar gissen: Een project paal in verband houdbaarheid, kostenbesparend, milieuvriendelijk enz. ? Ik vind het uit de toon vallend nietig triest paaltje. Laten wij onze strandpalen blijven handhaven een brok geschiedenis! Het was toen een houten paal. Vind het nu een uit de toon vallend nietig triest paaltje. Laten wij onze strandpalen blijven handhaven want het is een brok geschiedenis!, ook het betonnen kneusje.
Duinen en mensen Voorne is uit! Diverse journalisten en media hebben om een recensie-exemplaar gevraagd – dit doorlopende artikel zet alle mediauitingen over ons nieuwe boek op een rij.
Op 12 mei verscheen een recensie van Jelle Reumer in Bionieuws, het landelijke ‘vakblad’ voor biologen. Reumer beveelt de duinen van Voorne én het boek van harte aan: “Ingeklemd tussen de Maasvlakte en de Deltawerken bevindt zich het biologisch rijkste duingebied van ons land. De duinen van Voorne, achtertuin van Rotterdam, blijken een prachtig natuurgebied.”
Op 11 april kwam de regionale editie van het Algemeen Dagblad met een uitgebreide impressie van de boekpresentatie van Duinen en mensen Voorne, met o.a. een interview met Dick van der Laan (hier een pdf).
Menno Schilthuizen, hoogleraar in Leiden en werkzaam bij Naturalis hield op 8 april bij de presentatie een korte feestrede en was zeer lovend: ‘Een meesterwerk’ en ‘Elke bladzijde biedt onverwachte inzichten, ook als je denkt het landschap al te redelijk te kennen’.
Een paar dagen eerder op 8 april, de dag van de boekpresentatie, stond er al een interview met Rolf Roos in: Schrijver Rolf roept op: ‘Omarm de rijkste duinnatuur van ons land, dat is op Voorne’
Ook op 8 april een interview met Theo Briggeman en Rolf Roos op Radio Rijnmond bij Chris Natuurlijk. Het eerste deel begint op 13:26 en het tweede op 31:00 precies. En hier het bijbehorende artikel op de site van Radio Rijnmond: Scheurgras in Chris Natuurlijk.
8 april 2023 Chris Vemer (Radio Rijnmond) en Rolf Roos bij net bloeiend veenreukgras (foto Theo Briggeman)
O.a. Weekblad Westvoorne, Briels Nieuwland publiceerden op 28 maart hetzelfde artikel met de titel ‘Duinen en mensen’. Groot Helvoet volgde op 31 maart maar verhoogde de attentiewaarde met de titel Een prachtig boek: ‘Duinen en mensen Voorne’.
Eerder, op 6 oktober 2022 jaar, publiceerde het Algemeen Dagblad al een vooruitblikkend interview met Rolf Roos over de ‘Natuurbijbel’ over het duingebied van Voorne: hier de webversie.
Duinen en mensen Voorne: cultuur en natuur van de duinen van Voorne. Gebiedsverkenningen, vogelvluchten, mijmeringen, wandelingen, onderzoek. Natuurlijk veel over vogels en bloemen, maar ook de geschiedenis van een ongekend rijk maar beklemd landschap.
Via deze link zijn alle persberichten te vinden. Meer weten? Mail ons.
Er is één algemeen persbericht (‘Natuurgeluk en landschapsverdriet’) en er zijn negen persberichten over highlights, bijv. vogels, flora, dijken langs de duinen, duingeschiedenis. Wilt u eerder publiceren, of wilt u overleggen omdat u een publicatie of reportage over ons boek voorbereidt, mail ons.
Wilt u graag een recensie-exemplaar voor dagbladen, weekbladen en tijdschriften: stuur een verzoek per mail inclusief uw adresgegevens.
Aan rijkdom is op Voorne geen gebrek. Van oude, door duinen overstoven dijken aan de binnenduinrand tot bunkers in zee, van moerassige duinbossen tot open gemaaide duinvalleien. Duinmeren als Quackjeswater en Breede water, rijk aan broedvogels.
Maar is Voorne nog steeds het rijkste duin van Nederland?
Een initiatief van Natuurvereniging Hollandse Delta en Uitgeverij Natuurmedia met steun van vele anderen, o.a. het Cultuurfonds, de Jurriaanse Stichting, Natuurmonumenten en andere terreinbeheerders.
Verkrijgbaar via de boekhandel en https://www.natuurmedia.nl en in Bezoekerscentrum Tenellaplas in Rockanje.
(persbericht 8 april 2023)
‘Duinen en Mensen Voorne’ biedt met honderden kaarten en foto’s van vroeger en nu, een nieuw verhaal over het grote en rijke duingebied van Voorne. Ook deze duinen blijken eigenlijk een cultuurlandschap te zijn, met grote natuurlijke rijkdommen. Tegelijkertijd is het een verhaal over een kwetsbaar stuk kustnatuur in een ongekend industriële en grootschalige omgeving: Europoort, Deltawerken, Maasvlakte(s), windmolens etc. De soortenrijkdom is niettemin buitengewoon hoog, dankzij de kleinschalige en zeer jonge geologie, de geleidelijke ontstaansgeschiedenis, vocht en een kalkrijke bodem. Naast grondige beschrijvingen biedt het boek ook vier stevige wandelingen dwars door de natuur en de geschiedenis. Een documentaire op papier.
Hardcover – 23 bij 31 cm – 208 pag. – ISBN 9789082433685 – verkrijgbaar via Uitgeverij Natuurmedia; mail ons
Ansichtkaart duinhuisje Rockanje 1939. Collectie Frans Beekman
Cultuur
De rijkdom van Voorne zit allereerst in de cultuurhistorie. Die begint met het grootgrondbezit van de Heren en Vrouwen van Voorne en later de graven van Holland. De verwevenheid tussen deels nog zichtbare middeleeuwse dijken langs de binnenduinrand en de vorming van het duinlandschap daarachter is groot, bijvoorbeeld bij de bijna uit oog en hart verdwenen Pietersdijk. Een middeleeuws en in 1903 gerooid hakhoutbos, het Berkenrijs, wordt voor het eerst beschreven.
De Voornse duinen zijn ook een 17e-, 18e en 19e-eeuws cultuurlandschap met duinlandjes en duinhuisjes, landgoederen, afzandingen, allerlei ingrepen in de zeereep (door het waterschap) en sporen van de oorlog.
De duinen hadden rond 1900 één eigenaar maar zijn verbrokkeld geraakt, met twee grote eigenaren een aantal kleinere. Historisch gezien bleef het huidige natuurgebied behouden door achtereenvolgens een schenking van een Rotterdamse havenondernemer aan Natuurmonumenten, de weerstand van het waterschap tegen exploitatie van de overige duinterreinen en de beperkte mogelijkheid van drinkwaterwinning. Een zeer oud binnenduin, onderdeel van de Heveringen, bleef behouden doordat het een tijdlang golfterrein was.
Dorpsuitbreidingen en recreatie weerspiegelen de aantrekkingskracht van deze kust maar leidden ook tot verstening van de binnenduinrand. Deltawerken en havenaanleg hebben de kust zeer ingrijpend veranderd. De Nieuwe Waterweg van 1876 echoot bijvoorbeeld na in kustaangroei tussen 1916 en 1934. En daarna kwamen vanaf 1950 de echt grote klappen waardoor Oostvoorne steeds verder van zee kwam te liggen. De nog steeds rijke natuur huist in een soms verdrietig stemmend landschap dat met kunst- en vliegwerk overeind wordt gehouden.
Lepelaars in het Quackjeswater; foto Robert Roode
Natuur
Natuurlijke processen die zich moesten voegen naar vele cultuurinvloeden hebben geleid tot een van de rijkste natuurgebieden van ons land. Voorne is het rijkste duingebied met 135 soorten broedvogels, meer dan 1000 wilde bloemen en o.a. ook een ongekend rijke kever- en slakkenfauna. Voor de kust liggen zeer slibrijke wadachtige gebieden met vele wadvogels. De eens beroemde grote open wateren van het Breede Water en het Quackjeswater zijn vermest door de broedkolonies van lepelaars en aalscholvers. Nachtegalen, zangers van het middenduin, zingen hier tot in de zeereep.
Ondanks de dominante ‘verhouting’ – Voorne is het bosrijkste duin van ons land – weten de meeste soorten van vochtige duinen zich staande te houden. De struwelen met meidoorn, wegedoorn en wilde rozen zijn de fraaiste van Europa. Verliezen zijn er bij open duinen en bloemrijke duingraslanden: van de bedreigde Rode Lijstsoorten worden er nu minder aangetroffen dan voor 2000.
De natuurlijke verjonging van dit duinlandschap staat vrijwel stil, o.a. door de gesloten zeereep en de verminderde zoute zeewind. Alleen met weloverwogen herstelplannen kunnen beheerders verder dichtgroeien tegenhouden, en zo het behoud van soorten van open duinen deels garanderen. Dit lijkt ten dele te lukken voor de flora en enkele vogelsoorten, maar voor vlinders en zandhagedis is het nog droefenis troef.
Hoogleraar Menno Schilthuizen groeide er op tot bioloog en keerde onlangs terug. Hij inventariseert er momenteel de keverfauna en vergelijkt die met de soortenlijsten die hij al scholier noteerde. “Het gebied nog steeds superrijk aan soorten, zegt hij. “maar de kevers van schrale open terreinen zijn verdwenen, terwijl talloze zuidelijke en oostelijke soorten nieuw zijn verschenen.”
De vraag wat hier natuurlijk is en wat niet, bespreken we in een analyse van de vele honderden exotische planten die in dit duinlandschap zijn gearriveerd.
In het boek krijgen drie kernwaarden voor een blijvend rijk landschap handen en voeten: natuurlijkheid, goed beheer en toetsen – ofwel: onderzoek doen én openbaar maken, zoals vroeger door het, helaas verdwenen, biologisch station Weevers’ Duin.
Inlichtingen bij enkele mede-auteurs
Beschikbaar beeld voor recensies over Duinen en mensen Voorne; copyright voor andere toepassingen: zie genoemde fotografen
Voorne behoort met 135 soorten broedvogels tot de vogelrijkste gebieden van Nederland, veel rijker dan de vastelandsduinen en moeiteloos vergelijkbaar met de Waddeneilanden. De highlights: lepelaars en aalscholvers in Breede Water en Quackjeswater; maar ook de vele goudvinken en de teruggekeerde boomleeuwerik.
Vogels als tapuit, grauwe klauwier en wulp verdwenen door de aantasting van open duinterreinen. De boosdoeners zijn stikstof, toename van bos en struikgewas, minder dynamiek (geen stuivend zand, verdwijnen saltspray) en de neergang van het konijn. De boomleeuwerik keerde terug na herstelbeheer (open maken duin). Door veroudering van bossen zijn bossoorten als appelvink en kleine bonte specht verschenen. Het warmere klimaat zorgde voor een spectaculaire toename van de Cetti’s zanger.
Lepelaar en aalscholver arriveerden in de 80-er jaren op Voorne. Beide Voornse kolonies zijn van landelijke betekenis. Samen met de bijna weer verdwenen geoorde fuut vallen zij onder de bescherming van de Europese Vogelrichtlijn. Ook de blauwe reiger en grote zilverreiger broeden in de kolonie op het Quackjeswater.
Meer inlichtingen: mail Theo Briggeman, of per telefoon 06 21283666
Conclusies uit het vogelhoofdstuk uit het boek Duinen en mensen Voorne door Theo Briggeman en Martin Lok.
Meer nieuws over Duinen en Mensen Voorne vindt u hier. Verschijningsdatum 8 april 2023.
Meer over vogels op Voorne
De boomleeuwerik keerde terug
Het duinlandschap van Voorne is uniek in Nederland, en waarschijnlijk zelfs in Europa, door de bijzondere, zeer jonge geologie. Duinen en strand van Voorne zijn door het samenspel van grote rivieren en de zee erg kleinschalig ‘aangelegd’ met een behoorlijk oppervlak, en hebben daardoor zo’n rijke natuur.
Uniek is ook dat, anders dan elders in Holland, onder het duinlandschap geen Oude Duinen liggen maar een laag zeezand, afgezet bij overstromingen. Dat is aangetoond met nieuw geologisch onderzoek speciaal voor Duinen en Mensen Voorne. C14-bepalingen aan resten van kustplanten en schelpdieren in het zeezand toonde aan dat die overstromingen voor het jaar 1000 hebben plaatsgevonden.
De Voornse kust was dus tot laat in de geschiedenis erg dynamisch, en er zijn uit het huidige duingebied dan ook geen archeologische vondsten bekend. Ook bij het geologisch onderzoek kwamen geen archeologische resten aan het licht. Waarschijnlijk was de kuststrook tot de 11e/12e eeuw vrijwel onbewoond.
Meer hierover in Nieuw onderzoek naar de kust van Voorne – pag. 20 en 21 uit Duinen en mensen Voorne, 2023 (pdf) door Bert van der Valk
Meer inlichtingen: mail Bert van der Valk, of per telefoon 06-23035249
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Meer over kustvorming op duinenenmensen.nl:
Gedeelte van boring onder Noorddijk, Rockanje, 2022, ca 3m onder maaiveld met zeezand. Foto Rolf Roos.
Een middeleeuws hakhoutbos uit 1418, later keizerlijk domein, waarvan de locatie lang onduidelijk was, is op Voorne ’teruggevonden’ vlakbij nieuwbouwwijk de Waranda. Al in 1552 klonken berichten over een naderende ondergang maar er werd nog eeuwen, tot 1903, hout geoogst. Nu resteren van dit bijna vergeten duinlandschap nog enkele elzenhagen en sloten én de contouren. Maar herstel in de oude glorie is nog mogelijk.
Aan de binnenduinrand op de grens van Oostvoorne en Rockanje treft men dicht bij elkaar drie wegen aan met gelijkluidende namen: ‘Berkenrijs’, ‘Berkenrijspad’ en ‘Berkenrijsweg’. Al deze namen verwijzen naar een bijzonder bosgebied, een hakhout, dat al in 1418 bij Oostvoorne wordt vermeld als bos ‘van de heer van Voorne’, d.w.z. van de graaf van Holland. In dat jaar wordt het aangeplant. De kosten van de maaltijd van die dag voor 61 man, bestaande uit brood en kaas, zijn voor de rentmeester van de heer van Voorne.
Door geldzorgen gedwongen verkoopt eigenaar keizer Karel V in 1536 diverse grafelijke eigendommen, maar hij maakt een uitzondering voor ‘Het Berckenrijs’. Dat blijft keizerlijk domein tot het (in 1581) aan de Staten van Holland vervalt, die het in 1725 weer verkopen waardoor het in particuliere handen komt.
Bijzonder is in 1552 een vermelding van gebruik (en vernieling) van het Berkenrijs, “ wij hebben vernomen dat, ten behoeve van feesten (o.a. kermissen, schutterijen, bruiloften), zoveel bomen uit onze Berkenrijs of bossen worden gekapt en meegenomen, dat gevreest moet worden dat, tenzij daartegen wordt opgetreden, binnenkort de Berkenrijs volledig vernield zal zijn.”
Waar lag dit hakhout met publieke functie precies? Cartograaf Kouter geeft op zijn kaart uit 1608 de naam ‘Berckenrijs’ aan een terrein ten noorden van landgoed Olaertsduin aan de rand van de Rockanjese Heveringen. Dit oude Berkenrijs is eind 19e eeuw nog op de topografische kaarten te zien als bos, maar het is in 1903 ontgonnen voor de tuinbouw door NV Voorne’s Duin. Op de meest recente kaart, waarop het hele gebied herverkaveld blijkt, is de noordelijke rand (met het Grenspad waaraan ooit het clubhuis van de vooroorlogse golfclub zat) nog te volgen. Precies het gebied waar het Berkenrijspad naar toe leidt, de Berkenrijsweg een aanvoerroute is en de weg ‘Berkenrijs’ pal langs loopt. Het Berkenrijs werd grotendeels tuinbouwgrond, later deels fazantenkwekerij en kippenhouderij en daarna caravanopslag. Het is deels bestemd voor wat villa’s en er staat een enkel ouder huis. Een klein vochtig hoekje is van het Zuid-Hollands Landschap. Wie herstelt hier de oude glorie met respect voor historie en natuur? En wie kent er meer vermeldingen m.n. uit de 15e -18e eeuw?
Alle achtergronden hierover in het online artikel Het Voornse Berkenrijs: bos van Karel V vanaf de middeleeuwen tot nu te traceren
Meer inlichtingen: mail Rolf Roos of per telefoon 06 51792979 (overdag)
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Kaart uit einde 19e eeuw met nog intact in het midden het Berkenrijs en rechtsboven de eendenkooi (thans villawijk De Waranda).
Wetenschappelijke publicatie: Roos, Rolf & Nol Freijsen (2022). Het Voornse Berkenrijs: van keizerlijk hakhout tot caravanopslag. Tijdschrift voor Historische Geografie 2 (2022): 153-164.
De geschiedenis van het duinlandschap wordt in het boek ‘Duinen en mensen Voorne’ mede verteld aan de hand van 35 dubbelbeelden: een oude landschapsfoto en een nieuw gemaakte foto van dezelfde plek. Van deze 35 plekken is er eigenlijk maar één in een halve eeuw weinig veranderd: een laantje in Mildenburg. De Stenen Baak bij de vroegere Maasmonding is natuurlijk zeer herkenbaar, maar hier is het ooit open en kale landschap deels dichtgegroeid.
Dankzij het Streekarchief Voorne Putten en diverse particuliere archieven konden webredacteur Rolf Roos uit Goedereede en fotograaf Henk Terhell uit Oostvoorne deze collectie opbouwen en in het boek en online tentoonstellen.
Meer nieuws over Duinen en Mensen Voorne vindt u hier.
Negen dubbelbeelden uit ‘Duinen en mensen Voorne’:
De kust van Voorne is ontstaan door een bijzonder samenspel van duinen en dijken. Langs de binnenduinrand zijn hiervan veel sporen terug te vinden, van de Stenen Baak bij Oostvoorne tot het Quackgors bij Hellevoetsluis. Bijna overal lagen eerst dijken en pas daarna ontstonden aan de buitenkant daarvan op gorzen of groene stranden lage duinen. Een dijkenroute toont deze geschiedenis en is te lopen (voor sportieve types) of te fietsen (een eitje). Online en in het boek ‘Duinen en mensen Voorne’ worden elf markante hoogtepunten toegelicht.
De route gaat vanaf het Kruiningergors zuidwaarts langs de Heindijk en de Noorddijk bij Oostvoorne, dan over de Heveringen (hier geen dijk want dit duingebied lag in de middeleeuwen hoog genoeg), vervolgens de Noorddijk van Rockanje die mede het Windgat afsloot, de (voormalige) Heyndijk bij camping het Waterbosch, de Vleerdamsedijk, de Duinzoom, de Schapengorsedijk, Duindijk en Schenkeldijk tot aan de Zuiddijk van Hellevoetsluis. Delen van deze dijken raakten overstoven door duinen of vertonen doorbraakkolken, andere delen werden vergraven of men bouwde er huizen op (o.a. op de Vleerdamsedijk). Veel is nog intact en te bewonderen. Dat zulke lage dijken ooit Voorne beschermden is soms moeilijk voorstelbaar en dwingt respect af.
Deze unieke keten van veelal middeleeuwse dijken langs (en onder) de binnenduinrand werpt een bijzonder licht op de kustvorming van Voorne. Alleen bij de Heveringen lag geen dijk, dit duin was rond 1200 hoog genoeg en was een van de weinige ankerpunten voor dijkenaanleg en inpoldering, al lagen er ook vroeg duintjes bij Rockanje (het oude, destijds zeewaarts gelegen Olaertsduyn) en bij het Kruiningergors (waar men pas in de 16e eeuw een hogere dijk aanlegde).
Het meeste duin is veel jonger, soms nog maar een eeuw oud. Aan de zeezijde van de dijken en oudere duinen ontstonden nieuwe duinen, o.a. het Schapengorseduin (nu Stekelhoek) en de duinen van het Quackjeswater. Een duidelijk voorbeeld zijn ook de duinen ten westen van de fraaie Noorddijk die in 1570 nog doorbrak; dit betreft het Windgat en het hele aangegroeide gebied daarachter met het Breede Water. Doordat duinzand naar binnen stoof, zijn de oude dijken in de loop der eeuwen deels onder het zand verdwenen, o.a. de Duindijk ten zuiden van het Quackjeswater, de Duinzoom bij Rockanje en de oude Heyndijk bij de huidige camping Waterbosch.
Het onderscheid tussen dijk en duin is niet alleen aan de binnenduinrand vervaagd. Aan de zeezijde zijn na 1960 de zeerepen op Deltahoogte gebracht en zijn zo eigenlijk ‘duindijken’ geworden, zij het met een meer natuurlijk aanzien met verstuiving en hier en daar een kerf of kier.
De pdf van de route in het boek is hier als voorpublicatie te zien. Online: https://duinenenmensen.nl/dijkenroute
Meer nieuws over Duinen en Mensen Voorne vindt u hier. 023
Informatie: mail Rolf Roos of per telefoon 06 51792979 (overdag)
Meer over dijken aan de binnenduinrand op duinenenmensen.nl: In Memoriam dijkenkenner Nol Freijsen (1934–2021)
Alle berichten kennen een embargo met een datum: tot die dag krijgt u ze in het vertrouwen dat u er niet over publiceert voor die datum. Veel dank.
Schapengorsedijk richting Rockanje; het weiland links was vroeger kwelder. De slingers in de weg zijn ‘vingerlingen’ ofwel omleggingen van de dijk na doorbraken.
Op de grens van Rockanje en Oostvoorne ligt het oude binnenduin de Heveringen, waarschijnlijk de oudste duinkern van Voorne. Ooit was het een uitgestrekt terrein met lage duintjes. Vanaf 1750 begon de ontginning en verpachting van kleine duinpercelen met duinhuisjes aan kleine boeren en tuinders. Dit was een typisch Voorns fenomeen dat doorging tot 1920. Na de oorlog kregen bebouwing en recreatie de overhand. Het oude landhuis Kooysight kijkt niet meer uit op de eendenkooi uit 1687 maar op een lommerrijke woonwijk, de eendenplas is nu een vijver. Er is nog maar een klein stuk natuurlijk binnenduin over.
Rond 1920, toen de verpachting van kleine duinpercelen op zijn hoogtepunt was, waren duinhuisjes overal in de Voornse duinen te vinden. Veel zijn er verdwenen maar vooral nabij Oostvoorne zijn er de nodige overgebleven, al dan niet origineel, een enkele is rijksmonument. Ze leven voort in de herinnering als een toonbeeld van de vroegere feodale verhoudingen en de bijbehorende armoede. Vrijwel bovenop de oude grens van Oostvoorne en Rockanje bevindt zich het ‘Openluchtmuseum De Duinhuisjes’, waar een aantal van deze schamele woningen bezichtigd kan worden.
Rijke restanten
De Heveringen van Oostvoorne en Rockanje waren ooit ruim 200 hectare groot, en vergelijkbaar met de kopjesduinen op Goeree. Van de eendenkooi is alleen de plas over, nu een vijver als kern van woonwijk de Waranda met eromheen een bijzonder rijk vochtig hooiland, waarin diverse zeldzame planten groeien, waaronder vleeskleurige orchis. Een klein deel van het gebied, 43 hectare nabij Tenellaplas, is in min of meer originele staat. Het behoud is te danken aan de golfbaan die hier voor de oorlog kort in gebruik was. Na de oorlog kon men er een lange tijd dagkamperen, maar uiteindelijk kwam het terrein in beheer bij het Zuid-Hollands Landschap. Deze eeuw kreeg het de Natura 2000-status.
Meer inlichtingen: mail Nico van der Wel, of 06-34995565
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Meer over de Heveringen op duinenenmensen.nl:
Rond 1900 was het was het hele duin van Voorne in eigendom bij één eigenaar, Wiliam Smith. Nu, ruim een eeuw later, is het versnipperd. Er zijn er twee grote eigenaren, Natuurmonumenten en Zuid-Hollands Landschap, en een tiental kleinere waaronder de gemeente en het waterschap. Ook het beleid is versnipperd.
William Smith was een Rotterdamse havenondernemer die de duinen van Voorne mede had gekocht om er te kunnen jagen en bouwde jachthuis Olaertsduyn dat hij inclusief personeel aan jachtvrienden verhuurde. In 1903 bracht hij het hele duingebied onder in een ‘exploitatiemaatschappij’, de NV Voorne’s Duin. Tot 1915 ondernam dit bedrijf een grootscheepse poging tot land- en tuinbouw in de duinen. Dat mislukte volledig, waarna men tot de oorlog duinterreinen nabij Rockanje en Oostvoorne poogde te ontwikkelen voor nieuwe landgoederen, villabouw en recreatie. Dit stuitte op grote weerstand bij het toenmalige Hoogheemraadschap van Voorne, dat vreesde voor de kustveiligheid. Dit bleek de redding van veel duinterreinen maar maar delen gingen in de verkoop voor villabouw.
Vooral na de oorlog ‘versteende’ de binnenduinrand op veel plekken en verdween de kleinschalige landbouw. In de oude binnenduinen van de Heveringen werden naast villa’s, campings en maneges e.d. ook woonwijken gebouwd, o.a. de Waranda op de plek van een oude eendenkooi (Oostvoorne).
De landgoederen aan de binnenduinrand, van Mildenburg tot bij Rockanje, kennen vaak geen duidelijk beheer t.a.v. cultuurhistorie en toegestane recreatie. Ze zijn rijk aan stinzeplanten waaronder bijzondere bloemen als bolletjeskers en bosgeelster, en aan vogels van ouder bos zoals bosuil en boomklever. Ook groeien er vele paddenstoelen.
Natuurgebieden
Met Natuurmonumenten (vanaf 1927) en het Zuid-Hollands Landschap (1957) deden natuurorganisaties hun intrede op Voorne, en zij beheren nu het grootste deel van het duingebied. Een tiental andere eigenaren beheert (en bewoont) kleinere duinterreinen tot ca 30 hectare groot.
De provincie is verantwoordelijk voor het natuurbeleid en het waterschap voor de zeewering, afstandelijk en onzichtbaar. Voor de oorlog had het toenmalige Hoogheemraadschap van Voorne opvallend genoeg juist veel invloed, denk aan het beperken van beweiding en van afgraven en bebouwing, en het vastleggen van de duinen. Als beheerder van de zeereep heeft het waterschap nog maar weinig ruimte gemaakt voor verstuiving, die essentieel is voor natuurlijke verjonging van het duinlandschap.
Het beleid voor de duin- en kuststrook van Voorne is versnipperd: Natura 2000, natuurschoonwet (de landgoederen), beschermd dorpsgezicht (voor de cultuurhistorie), waterschapsbeleid (zeereep, peilbeheer) en langs de binnenduinrand gemeentelijke bestemmingsplannen. Wil de regisseur zich melden? Is na de beknelling door de havenwerken van Rotterdam een liefdevolle omarming door de grote stadse broer mogelijk?
Meer inlichtingen: mail Nico van der Wel of per telefoon 06 34995565
Passage uit boek Duinen en mensen Voorne over Landgoed Olaerstduyn, begin 20e eeuw ontworpen als jachthuis van William Smith met tuinaanleg van Leonard Springer.
Passage uit boek Duinen en mensen Voorne over het mislukte landbouwbedrijf van de NV Voorne’s Duin
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Uniek op Voorne zijn o.a. de zeer bedreigde naar knoflook geurende moerasgamander en de vroegbloeiende kleine valeriaan. Met vele andere moeraskruiden weerspiegelen ze het natte hart van het kalkrijke Voorne, dat in de laatste 150 jaar nimmer droogviel. De rijkdom is groot maar niet vanzelfsprekend.
De flora van Voorne, met meer dan 1000 wilde en ingeburgerde bloemen, kent zijn gelijke niet, ondanks overvloedige aanplant en verwildering uit tuinen en parken. Maar ook na het schrappen van ‘vreemd en raar’ volk zijn hier de soortenlijsten het langst, en vergelijkbare gebieden zijn net wat minder rijk. Voorne is daarmee een internationaal belangrijk toevluchtsoord voor vele bedreigde soorten. Niettemin zijn er recent minder soorten van de Rode Lijst aangetroffen dan in de periode 1950-1999.
Van veel bijzondere soorten (bevertjes, moerasgamander, keverorchis, duinviooltjes etc) zijn er veel minder vindplaatsen.
Bij herstelplannen voor bv. de veldgentiaan is zorgvuldige afweging gewenst bij noodzakelijke, maar soms grove ingrepen in het landschap.
De rijke flora blijft nu met plak- en knipwerk min of meer op de been; herstel is er in topgebieden zoals de duinen bij Rockanje. Er is ook nieuwe rijkdom in nieuwere delen, bijvoorbeeld rond de Slikken en bij het Oostvoornse Meer op het Groene Strand. Achteruitgang is er in oudere valleien (o.a. duinen van Oostvoorne), grote duinwateren (vermesting) en open duinterreinen. Landelijk lijkt Voorne haar voorsprong op andere topgebieden te verliezen.
De ‘bos-boom’
Nachtegalen zingen op Voorne tot op het strand. Wat dit zegt? Er is veel struweel vol insecten en dit lage en hogere struikgewas en ook bos staat tot in de zeereep. De nachtegalen van het duin kijken uit op de sterk gedempte branding. Bosvlinders als bonte zandoogjes scharrelen hier langs de vloedlijn.
Vele luchtopnames in dit boek toen dat Voorne het meest bosrijke duin van ons land is. De dominante ontwikkeling naar meer bos en struweel geeft meer ruimte voor bijv. paddenstoelen van vochtige bossen en diverse bosplanten. Steeds minder ruimte is er voor het beeldbepalende open duin met stuifzand en unieke duingraslanden, waar echte tijm en duinviooltjes achteruit gaan.
Er zijn vele oorzaken aan te geven voor deze ‘boom’ van bomen en struiken: de verminderde zoute wind door de Maasvlakte, een warmer klimaat en stikstof zijn er drie van, maar bosaanplant in het verleden en duinvastlegging door beheerders spelen ook mee. Ook is het instorten van de konijnenstand vanaf 1960 cruciaal, en niet-effectieve (te weinig beesten, jaarrond) begrazing met vee vanaf de jaren 1990. En al lang is men het er over eens dat het verbieden van (agrarische) duinbeweiding met jongvee in het zomerseizoen rond 1910 de eerste trigger is geweest richting meer struweel en bos. Het hele landschap van Voorne zit al zo’n 100 jaar in een fase van ontdynamisering, veroudering. Verjonging is schaars of manmade.
De uitdaging voor de beheerder is: hoe geven we openheid de ruimte terwijl bos en struweel ook van zeer grote waarde zijn? Natuurbeheer is spitsroeden lopen.
Onderzoek
Ondanks dat Voorne het rijkste duingebied is en daarmee wellicht het rijkste natuurgebied van ons land, zijn er na 1990 weinig exacte gegevens door terreinbeheerders, gemeente of provincie gepubliceerd. Voor dit boek vulden we deze lacune deels door analyse van gegevens van FLORON, de provincie en casestudies van herstelprojecten. Een nieuw Kenniscentrum is het minste wat dit landschap verdient, naast beheerders die meer openbaar rapporteren wat ze willen bereiken en welke successen en verliezen er optreden. Dit zeer natuurrijke cultuurlandschap, het aan alle kanten beknelde duin dat gelukkig vaak oogt als een oase of een wildernis, verdient het.
Foto’s t.b.v. recensies
Pagina’s uit Duinen en Mensen Voorne over de Voornse flora
Meer weten?
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Lang was Voorne een relatief geïsoleerd eiland onder Rotterdam. Met het graven van de Nieuwe Waterweg (1872) begon een ontwikkeling die uitmondde in Europoort, Deltawerken en Maasvlakte 1 en 2. Kaartbeelden van 1850 tot nu spreken boekdelen: Voorne zit in de tang. In de jaren 60 redde de opkomende natuur- en milieubeweging de duinen van Voorne met een heuse ‘demarcatielijn’ die een grens moest stellen aan industriële uitbreiding. Die werd echter met Maasvlakte 2 weer overschreden én hij hield de stikstof en andere milieuvervuiling niet tegen. De voor een rijk duingebied noodzakelijke dynamiek van zoute zeewind en golfslag nam sterk af.
Er zijn ook ‘interne’ oorzaken aan te geven voor de aantasting van de rijke duinnatuur van Voorne. In de hele vorige eeuw was het beleid om de duinen vast te leggen en verstuiving tegen te gaan, o.a. door het stoppen van de seizoenbeweiding met jongvee rond 1910. Later werd bos aangeplant en na de oorlog verdwenen de essentiële konijnen, die het duin kort hielden. Het duin verouderde, bos breidde zich uit ten koste van open duin.
De bredere verantwoordelijkheid van de regio Rijnmond en dan vooral ‘Rotterdam’ voor de duinen van Voorne is na 150 jaar dominante invloed nog nauwelijks uit de verf gekomen, laat staan erkend. Een krachtig en zichtbaar herstel- en compensatieprogramma voor Voorne is gewenst, inclusief echte vergroening (geen greenwashing) van bedrijven op Europoort en de Maasvlakte; verder uitbreiding en herstel van aangetaste natuurgebieden en, ook essentieel, onderzoek. De jonge gemeente Voorne aan Zee kan veel betekenen voor de bescherming van de door soms lelijke villa’s, bedrijfsgebouwen en maneges aangetaste binnenduinrand. Denk aan regulatie van recreatie en woningbouw, een helder beleid voor cultuurhistorie en voor ecologisch berm-, duin- en slootbeheer. Maar behoud van kwaliteit van dit prachtige en rijke landschap is primair een ereschuld van ‘Rotterdam’ en haar Havenbedrijf. Wat gaat het gemeentebestuur van deze wereldstad het komende decennium ondernemen als het om deze parel in haar achtertuin gaat?
Pagina’s uit Duinen en mensen Voorne:
Meer inlichtingen: mail Nico van der Wel (06 34995565), Rolf Roos (06 51792979) of Theo Briggeman (06 21283666)
Meer nieuws over het boek Duinen en mensen Voorne vindt u hier.
Meer over Voorne en Rotterdam op duinenenmensen.nl
(door Rolf Roos) We hebben het boek Duinen en mensen Voorne afgerond en ook veel online gezet op o.a. deze site en waren benieuwd of de ophef over het programma Chatgtp, dat scripties zou kunnen schrijven zonder dat je nog na hoeft te denken, ook over de duinen een accuraat verhaal kan debiteren. Hadden we het boek toch niet hoeven schrijven? Lees en vergelijk…
(redactie) Wat is de waarde van de duinen van Voorne?
CHATgtp: De waarde van de duinen van Voorne is moeilijk in geld uit te drukken, omdat het om een belangrijk natuurgebied gaat met een unieke biodiversiteit en een belangrijke rol in de bescherming van de kust. De duinen zijn ook van waarde voor toerisme en recreatie. Bovendien zijn duinen belangrijk voor de kustbescherming en de waterberging, wat van groot belang is voor de veiligheid en het welzijn van de bevolking in de regio.
(redactie) Dank maar ik bedoel de waarde van de natuur niet in geld…
CHATgtp: De waarde van de natuur is onmeetbaar en onvervangbaar. Het is een belangrijk element voor het behoud van de biodiversiteit en de leefomgeving van veel planten- en diersoorten. Het is ook een belangrijke bron van inspiratie, recreatie en ontspanning voor mensen. Bovendien speelt de natuur een belangrijke rol bij het reguleren van het klimaat en het waterbeheer en biedt het ons voedsel, schoon water, zuurstof en grondstoffen. Kortom, de waarde van de natuur is onmisbaar en onbetaalbaar voor het behoud van onze planeet en ons welzijn.
(redactie) Dank voor de aanvulling. Kan je ook een idee geven van de natuur op Voorne? Welke soorten springen hieruit? Rijkdom? Wat is belangrijk? Wat wordt bedreigd?
CHATgtp: De duinen van Voorne vormen een belangrijk natuurgebied in Nederland. Het gebied is rijk aan diverse planten- en diersoorten, waaronder zeldzame soorten. Hier vindt men onder andere zeehonden, zilvermeeuwen, vogels en reptielen. Het is ook een belangrijk broedgebied voor vogels, waaronder sterns en meeuwen.
In de duinen komen ook zeldzame plantensoorten voor, zoals orchideeën, duindoorn en duinroos. Dit maakt het gebied belangrijk voor de biodiversiteit.
Een bedreiging voor het natuurgebied is onder andere toerisme en recreatie, die leiden tot verstoring van de natuurlijke habitats en het uitbreiden van bebouwing en infrastructuur in het gebied. Ook veranderingen in het klimaat en de zeespiegelstijging zijn een bedreiging voor de duinen en de kustbescherming. Het is belangrijk om deze bedreigingen aan te pakken en het natuurgebied te beschermen, zodat de biodiversiteit en het unieke ecosysteem in stand kunnen blijven.
(redactie) Dank voor de gedachten, maar kan je specifieker worden? Hoe belangrijk is het binnen Nederland en internationaal, wat is bekend van bedreigde soorten die juist hier voorkomen? En ik mis in je reactie de rol van havenwerken, industrie en deltawerken. Hoe bedreigen die hier de biodiversiteit?
CHATgtp: De duinen van Voorne zijn van groot belang binnen Nederland en internationaal vanwege hun biodiversiteit en unieke ecosysteem. In Nederland staan ze bekend als een van de belangrijkste kustnatuurgebieden en zijn ze onderdeel van het Natura 2000-netwerk, wat de bescherming van Europese beschermde gebieden en soorten bevordert. Internationaal staan ze bekend als een belangrijk gebied voor de bescherming van zeldzame en bedreigde soorten, zoals bepaalde vogelsoorten, zoals de zwarte stern, en zeldzame plantensoorten, zoals de duindoorn.
Het havengebied van Rotterdam, de industrie en de deltawerken zijn inderdaad bedreigingen voor de biodiversiteit in de duinen van Voorne. Deze activiteiten kunnen leiden tot verstoring van het ecosysteem, vervuiling van het milieu en veranderingen in het landschap. Bovendien kunnen deze activiteiten de bescherming van de kust en de waterberging bemoeilijken, wat van groot belang is voor de veiligheid en het welzijn van de bevolking in de regio. Het is daarom belangrijk om maatregelen te treffen om deze bedreigingen aan te pakken en het natuurgebied en de biodiversiteit te beschermen.
(redactie) Welke maatregelen zouden op Voorne getroffen moeten worden om de biodiversiteit hier te behouden?
CHATgtp: Er zijn diverse maatregelen die genomen kunnen worden om de biodiversiteit in de duinen van Voorne te behouden. Hieronder een aantal voorbeelden:
- Beheer van het natuurgebied: Het beheer van het natuurgebied, inclusief het beheer van de vegetatie en het waterbeheer, moet gericht zijn op het behoud en de ontwikkeling van de biodiversiteit.
- Bescherming van habitats: De habitats van bedreigde en zeldzame soorten moeten beschermd worden tegen verstoring door menselijke activiteiten, zoals toerisme en recreatie.
- Beperking van vervuiling: De vervuiling van het milieu, inclusief de zee en de lucht, moet beperkt worden om de gezondheid van de natuur en de biodiversiteit te beschermen.
- Beperking van de uitbreiding van de bebouwing en de infrastructuur: De uitbreiding van bebouwing en infrastructuur in het gebied moet beperkt worden om de natuur en de biodiversiteit te beschermen.
- Monitoring en onderzoek: Regelmatig monitoring en onderzoek naar de natuur en de biodiversiteit in het gebied is noodzakelijk om te kunnen inschatten of de maatregelen werken en om tijdig bij te sturen waar nodig.
Dit zijn slechts een aantal voorbeelden van maatregelen die genomen kunnen worden.
(redactie) Veel dank voor dit eerste gesprek
Kwestieuze gedeeltes (voor Voorne) heb ik roze gemarkeerd. Vage teksten heb ik niet gemarkeerd want dat was te veel…Maar toch best knap!
Echt meer willen weten en zelf nadenken? Bestel ons boek: zie ons Nieuwsbericht met link naar winkel.
Nico van der Wel
Bij het doorpluizen van archieven voor Duinen en mensen Voorne dook een paar keer de grote trap (Otis tarda) op, in het verleden ‘trapgans’ genoemd. Een prachtige grote vogel, oorspronkelijk van steppenlandschappen en andere min of meer natuurlijke droge graslanden, ook wel graanakkers en braakliggend land. De soort broedt al lang niet meer in Nederland en is alleen soms nog als dwaalgast present. In het Land van Voorne – ofwel de Zuid-Hollandse eilanden – was de grote trap in de 17e eeuw zo algemeen dat hij voorkomt in jachtverordeningen en dat de ‘vlucht van de trapganzen’ verpacht werd.
Uit 1642 vinden we een vermelding in de jaarrekening van de rentmeester-generaal van het Land van Voorne – de eilanden Voorne, Goeree en Overflakkee (bron: Van Alkemade en van der Schelling, 1729). De rentmeester-generaal ging over het beheer van de bezittingen van de Staten van Holland en ook bijvoorbeeld het heffen van tol- en molenrechten (belastingen) en het verpachten van jacht en visserij. Onder de verpachtingen van ‘duinen en waranden’ (lage duinen voor konijnenteelt) van Voorne en Goeree vinden we een vermelding van ‘De vlugt van de Trap-ganzen’, met een pachtsom van welgeteld 1 Vlaamse pond per jaar (ongeveer een weekloon voor ambachtslieden). Ter vergelijking: de duinen van Oostvoorne werd voor de konijnenteelt aan duinmeiers verpacht voor jaarlijks 400 Vlaamse ponden. Of het schieten (of vangen?) van de vogels op Voorne plaatsvond of op Goeree of op allebei, is niet helder.
Historisch ecoloog Jan de Rijk meldt in een publicatie over de kraanvogel en de grote trap door de eeuwen heen, dat de grote trap voorkwam in Utrecht en Holland en een geliefd maar zeldzaam jachtwild was. Zo was het in Utrecht vanaf 1581 verplicht om een geschoten grote trap aan te bieden aan de houtvester. De Rijk schrijft “De aanbrenger kreeg twee Philips gulden als beloning. Deze bijzondere regeling wijst er op dat het eten van een grote trap een buitenkansje was.” Bij een geslaagde jacht kon de pachter van 1642 zijn geschoten trappen waarschijnlijk goed verkopen.
De grote trap in jachtverordeningen
Een andere belangrijke bron van informatie over het voorkomen van vogelsoorten is de regelgeving voor de jacht. In de jachtverordeningen van het Land van Voorne komt de grote trap geregeld voor, eerst begin 16e eeuw en daarna vanaf begin 17e eeuw tot aan het einde van de 18e eeuw (de Rijk, 2019). In de inleiding van de jachtverordening van 1750 bijvoorbeeld worden allerlei misstanden en overtredingen gemeld, waaronder het (illegaal) vangen en/of schieten van “Patrysen Faisanten Korhoenderen wilde Zwaanen Trapgansen Reygers Scholvaarts [aalscholvers] Kraanen [kraanvogels]”. Deze laatste vogelsoort klinkt door in de naam van het 18e-eeuwse landgoed Kranenhout, gelegen op de grens van de Oostvoornse Heveringen en de polder.
De oprukkende ontginningen en het intensievere landgebruik maakten een einde aan de grote trap in Nederland, eerst als broedvogel en daarna ook als trekvogel. De Rijk concludeert op basis van bronnen uit de 16e en 17e eeuw dat de grote trap waarschijnlijk vanaf begin 17e eeuw geen broedvogel meer was in Nederland. De Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna legt dat moment rond 1800.
Dwaalgast
De dichtstbijzijnde populatie zit (volgens Wikipedia) in Saksen Anhalt en Brandenburg. O.a. Midden- en Oost-Europa en Spanje kennen nog flinke populaties. In Nederland waren er in de vorige eeuw af en toe invasies van groepen, de laatste in 1987. Sindsdien is er nog af en toe een dwaalgast. Waarneming.nl meldt recente bewezen waarnemingen (met foto) van winter 2021-2022 in Polder het Groene Strand in Friesland, twee jaar daarvoor in de polder Oostvoorne. Het gaat echt om dwaalgasten (‘maximaal aantal individuen 1’) die natuurlijk veel vogelaars trekken (‘maximaal aantal waarnemingen 1589’ in het geval van Oostvoorne). Voor de zeldzame vogels van nu was het goed geweest als ze allemaal op de fiets waren gekomen…
Bronnen
Rolf Roos m.m.v. Dick van der Laan, Leen Hoogerwerf en Nico van der Wel
We gaven er op voorhand geen cent voor: de duintjes van het Kruiningergors. Nooit ergens een verhaal over gelezen en vast en zeker geheel platgelopen vanuit het naastgelegen recreatiegebied. Ooit het begin van de boog Voornse duinen met de strandpalen 1 en 2. Die blijken verdwenen, maar we treffen wel een grote zeldzaamheid aan.
[Dit is een van de verhalen over de duinen van Voorne waarvoor we te weinig ruimte hadden in het boek Duinen en mensen Voorne. Maar wel online! Commentaar en aanvullingen welkom, onderaan het artikel a.u.b.]
Kaartbeelden van 1920 en 2010 van topotijdreis.nl – het duingebied is anno 2010 vrijwel geheel bebost. Let op: op de kaart van 1920 heet dat stuk nog ‘de Laagte’.
Dick van der Laan (1935) uit Oostvoorne, die ik mee vroeg, moest me tot zijn schande bekennen dat hij er sinds 1966, toen hij deze duinen samen met freule Claartje Sloet van Oldruitenborgh inventariseerde, niet meer was geweest. Ik wilde erheen, want voor de dijkgeschiedenis van Voorne zijn de polder en de kuststrook van het Kruiningergors heel belangrijk. En hoe was het gebied veranderd? In de middeleeuwen was het – tot de 15e eeuw – zo’n solide gebied dat er vanaf Brielle dijken naartoe werden gelegd. Pas daarna verscheen de Heindijk aan de binnenzijde, note bene gemaakt van zand! En was er nog iets van een ‘gors’ te zien? (Gors = ‘Maasmonds’ voor kwelder.) En wat voor zouts resteert er nog na de afdamming van 1950?
We nemen de fiets vanaf Oostvoorne, langs de tot fietspad gepromoveerde Boulevard richting de hooggelegen Noorddijk en daarna via wat bochten onder de grote weg naar de Maasvlakte door de Gorslaan in, de entree van het recreatiepark. Vlak daarvoor valt ons oog op een doorlopend weggetje met de naam ‘Zanddijk’, waarover later meer. Langs de Gorslaan (goede & oude naam) vinden we voorbij wat huisjes met het vrolijke bordje ‘Rimboe’, waar we onze fietsen achterlaten, een zijpad. Dat voert naar een lange smalle strook tussen een bosachtig park en het Brielse Meer, die zich anno 2021 niet onmiddellijk als duingebied laat herkennen. Maar elke resterende en elke nieuwe plant zal ons een verhaal bieden. Maar allereerst: waar komt de naam vandaan?
Trosglidkruid langs het wandelpad
Gorzen en duinen in de Maasmonding
“De polder dankt de naam aan het geslacht van Cruiningen. De duinen en de gorsingen van Kruiningen waren sinds de 15e eeuw een belangrijk bezit van de Heren van Heenvliet. In 1627, na de dood van Maximiliaan van Cruiningen verkochten de erfgenamen de Heerlijkheid Heenvliet met de duinen en gorsingen van Kruiningen aan Johan Polyander van den Kerckhoven.”
Ons startpunt voor het verhaal over het landschap is een citaat van Nol Freijsen over het Kruiningergors als noordelijke begrenzing van de polders Oosterland. Uit zijn boek ‘Van Pietersdijk tot Wolvenpolder’ uit 2017:
“Aanvankelijk hadden de polders Oosterland [ten noordwesten van Brielle, red.] geen sluiting aan de westkant althans niet in de vorm van een dijk. Beschutting werd daar geboden door het duingebied aan de monding van de Maas. Ook de andere oude polders die tegen de duinen eindigden, maakten van die duinen gebruik als sluitdeur en waren niet afgerond met een dijk. In de loop van de tijd is de Maasmond in zuidelijke richting gaan verschuiven met funeste gevolgen voor het eiland Voorne. Zijn noordwestelijke kust werd opgevreten door het rivierwater en zo verminderde de omvang en sterkte van het duin- en gorzengebied op die plaats. Het verloor zijn beschermende functie en als gevolg daarvan ontstond de behoefte aan een westelijke dijk voor de polders Oosterland. Het is de oorsprong van de Heyndijk tussen de polders en het tegenwoordige Kruiningergors, het recreatiegebied. De aftakeling van de kustverdediging ging verder, zodat in 1561 een ophoging van de Heyndijk en verdere maatregelen nodig waren om het zeewater daar te weerstaan. Deze ophoging, vermeld door Fruin (1876), maakt duidelijk dat de Heyndijk vóór 1561, laten we zeggen in de 15e eeuw, is aangelegd. “
In de late middeleeuwen, de 13e of 14e eeuw, legden burgers uit Brielle de Bollaarsdijk aan, een lage dijk van Brielle naar de Kruiningerduinen van destijds die, in de woorden van Nol, de ‘sluitdeur’ vormden. Die moeten op zich stevig genoeg geweest zijn, maar de Maasmond kwam steeds zuidelijker te liggen. De duinen werden zwakker wat tot doorbraken leidde, ook richting Brielle, en men greep aan het einde van de middeleeuwen in. Er kwam een dijk aan de landzijde van het duin: de trotse Heyndijk of Heindijk die we nu nog kennen. Een bijzondere dijk want het is een van de weinige op Voorne-Putten die met zand is aangelegd.
Heyndijk en ‘caede’
Op de oudste kaart die ons ter beschikking staat, van Potter uit 1576, krijgen we voor het eerst een concreet beeld. Oostvoorne is er te zien, nog voorzien van kloeke waterloop van de burcht naar de toen machtige stad Brielle. De Heyndijk is herkenbaar (ook met handschrift ter hoogte van de Maas). Een forse kreek is getekend tussen de langgerekte duinenrij van het Kruiningergors en deze dijk. We kunnen ons een goede voorstelling maken van dit gebied in de 16e eeuw, want we hebben een tegenhanger in de 21e eeuw, een eiland verderop: de Kwade Hoek op Goeree, ook een open duin met kwelder bij een riviermonding en lage duinen richting zee. Als het destijds een Natura-2000 gebied was geweest was het Kruiningergors niet ontgonnen, maar zo zal de geschiedenis niet lopen.
Detail van de kaart van Potter, 1576, met ten noorden van Oostvoorne ons studiegebied dat de structuur heeft van de Kwade Hoek op Goeree nu. Collectie Maritiem Museum.
Een halve eeuw later, in 1626, benoemt de Voornse landmeter Leenaart Cornelis Koutter op een prachtige kaart ons gebied voor de eerste keer als ‘Cruniger duijnen’. Ernaast ligt het inmiddels door een ‘caede’ omgeven gebied waar eerst een kreek lag: het ‘Buitengors’ dat blijkens het zwierige opschrift net is verkocht, waarschijnlijk aan zijn naamgever. We kunnen slechts gissen naar de rijke burger met de voornaam Krijn of de familienaam Kruijne, een naam die op Voorne niet zeldzaam is.
Detail van Kaart van Koutter uit officieel uit 1626 met ‘Cruniger Duynen’, een ‘Caede’ en een ‘Buytengors dat reeds verkocht is’ (Na de dood van Maximiliaan van Cruiningen in 1627 verkochten de erfgenamen de Heerlijkheid Heenvliet met de duinen en gorsingen van Kruiningen aan Johan Polyander van den Kerckhoven) . Nationaal Archief
Het is deze kade op de kaart van 1626 die we nu mogelijk als lage ‘zomerdijk ‘ in een modernere vorm en meer noordelijk terugvinden in het gebied. De kade hield het water van de Maasmond buiten en vrijwaarde zo het Buitengors van zout water. In de periode die volgde is de naam Cruiningerduinen overgegaan op het gors en kreeg het hele gebied deze naam.
Ontginning
Met meer en minder moeite werd het gors ontgonnen, want in 1807 meld Kops over dit gebied: “Dezen grond hebben de ondernemers met veel kosten daar aan te besteden, eer zij daar eenige vruchten van konden genieten, tot goed Graanland gemaakt; aan de oostzijde moesten zij eene kade maken om het tegen den vloed te dekken.“ Op de laagste delen (in het voormalige ‘Breede water’) ligt goede kleigrond. Op een kadastrale kaart uit 1816 uit het Streekarchief treffen we daar dan goed verkaveld land met een behoorlijke grondbelasting. Buiten die kade liggen ‘de duinen’ met andere belastingtarieven: dat van ‘strand’, ‘hevering’ of ‘weiland’ (zie hieronder). In dit duingebied was beweiding blijkbaar gebruikelijk, tot op het vermoedelijk deels begroeide groene strand aan toe; een strook langs het strand (perceel A5 in 1832) staat op de kaart vermeld als ‘biezenland’ (werden hier riet en biezen geoogst?). Leen Hoogerwerf voegt hier aan toe: “In de kadastrale gegevens van het begin 19e eeuw staan ‘Arie Vlielander consorten’ als eigenaar vermeld. Arie Vlielander (ambachtsheer van Nieuwenhoorn) en burgemeester in Numansdorp en zijn broer Benjamin Vlielander (heer van Rockanje) zijn betrokken bij allerlei veilingen, verkopen e.d. in de gehele regio, ook in het Kruiningergors. De hierna genoemde notarissen Kruijne waren in een aantal gevallen betrokken als notaris bij die transacties. Tot de erfenis van Maartje Bakker, weduwe en ususfructuair erfgename van Jacobus Rademaker, is op 20-12-1827 overleden te Brielle in haar huis, wijk 1 nr. 64 behoort 1/3 van het Kruiningergors.”
Duingebruik begin 19e eeuw: ‘hevering’!
Op diezelfde kadastrale kaart van 1816 waarvan we hier een detail laten zien, vonden we een handgeschreven aantekening. Schuin en vaag geschreven: “Heveringgrond tot aan de duinen behorende mede tot het kruinigergors zoals dat eertijds is beweid geworden”. Kortom: hier lag grond die als ‘hevering’ werd benut: extensief beweide lage duintjes, waarschijnlijk seizoensbeweiding. In het eerste kadaster van 1832 kreeg als ‘hevering’ beoordeelde grond een (laag) belastingtarief voor grondgebruikers dan wel eigenaren. Van de duinen van het Kruiningergors (in totaal ruim 53 ha) had 25 hectare de grondbelasting behorende bij ‘hevering’, te weten ƒ 3,- per hectare. Dat was ‘de Laagte’ achter de buitenste duinenrij (zie de eerste kaart helemaal bovenaan). De rest was strand en duin (grondbelasting resp. ƒ 0,25 en ƒ 1,- per hectare). Meer over de kaart van 1816 en de grondbelasting in 1832 op deze kaart.
1862: een herkenbaar beeld
We maken een kleine sprong naar een kaart uit 1862 waarop we veel huidige contouren herkennen en een (dan nog) ruim bemeten duin. Op deze kaart duikt de naam ‘Kruijne’ weer op. Het gaat om een bijzondere militaire kaart die het gebruik als schietterrein mede regelt. Op deze kaart is vermeld; “Het terrein A onder rigting van Zeeburg tot gebruik daarvan Heer Kruijne toegestaan onder voorwaarden voorzichtigheid maatregelen te nemen, ingeval het rundvee zich aan het strand vertoond”. We weten hierdoor dat de duingebieden ter plekke gebruikt werden voor rundvee. Koepel Zeeburg was een vast markeringspunt en men mocht hopen dat de kanonnen niet zover zouden schieten. En heer ‘Kruijne’ met zijn vee (mogelijk een pachter) was weer gewaarschuwd. Leen Hoogerwerf voegt hier aan toe: “De familie Kruijne is een familie die stamt uit Zwartewaal. Hendrik Kruijne wordt redelijk welgesteld en wordt toegelaten als procureur en later notaris. Zijn zoon Louis Mijnard Kruijne (1789-1865) wordt ook notaris evenals de kleinzoon Henri Louis Mijnard (1816-1883). In 1855 koopt H.L.M. van Kruijne een perceel grond in Kruiningergors. L.M. van Kruijne en H.L.M. van Kruijne regelen in hun jaren als notaris ook de erfpacht in Kruiningergors namens het Dijkcollege van Voorne. Het is dan ook waarschijnlijk dat de op de kaart vermelde heer Kruijne handelde als notaris dan wel als grondeigenaar, Maar het geeft niets te maken met de naam Kruiningergors .”
De duinregel van Kruiningergors (door Leen Hoogerwerf)
In 1927 wordt bij Provinciale Staten gesproken over ‘de duinregel’ (de duinenrij) van het Kruiningergors. Door de kustafslag wordt deze steeds smaller en gevreesd wordt voor een doorbraak, In de tijd daarna komt dit nog een paar keren op tafel. Er wordt heen en weer gepraat over wie verantwoordelijk is. Het hoogheemraadschap van Voorne heeft tot nu toe de belangen van het Kruiningergors behartigd, maar vindt het niet langer haar taak. Er wordt ook nog geprobeerd om het balletje naar de gemeente Oostvoorne te schuiven; als je als gemeente mensen toestaat om buitendijks te gaan wonen, moet je er ook maar voor opdraaien. Vervolgens wordt gesproken over een bedrag van Fl 55.000,–. Maar de bewoners vinden dat niet nodig en vinden een zanddijk voldoende. In december 1929 wordt een bedrag van Fl 8200,– aan de polder Kruiningergors verstrekt om een zanddijk over het Heemradenduin aan te leggen, aansluitende aan den verlengden Noorddijk van het Hoogheemraadschap van Voorne bij huize „Sonnevanck”.
Na de aanleg van deze zanddijk blijkt een en ander niet voldoende. In 1934 komt de versteviging van deze zanddijk al weer op tafel. Er wordt door statenleden denigrerend over de bewoners gesproken. Ze hadden daar niet moeten gaan wonen; je gaat ook geen bewoners beveiligen die op het strand van Scheveningen gaan wonen, e.d. De problematiek komt in de jaren daarna nog meerdere keren op tafel, en eind mei 1938 wordt een begin gemaakt met de versterking in het kader van een werklozenproject.
In 1946, de oorlog is voorbij, is de zeewering wederom verslechterd en er wordt op het buitendijksbeloop van een bestorting van betonblokken en verdere versterkingen uitgevoerd voor totaal een bedrag van f 5748,20
Hoe een klein stukje Kruiningergors de gemoederen bijna 20 jaar kan bezighouden. En als dat allemaal voorbij is, wordt in 1948 besloten om het Brielse Gat af te sluiten en al in 1950 is de afsluiting gereed. (Bronnen: Delpher en Nieuwe Brielsche Courant.)
20e eeuw: de recreatie begint
Dan begint de 20e eeuw en gaan stedelingen recreëren. Eerst nog bescheiden. In 1925 is men blij met enkele tientallen tenten. Op de luchtfoto uit 1950, genomen ten tijde van de afsluiting van de Brielse Maas door de Brielse Maasdam, zien we al een goed gevuld recreatiegebied (destijds ‘recreatiekamp’ genoemd) en vele paadjes door het duin. De Gorslaan ligt er en de oude Zanddijk is beter dan nu zichtbaar als begrenzing tussen het huisjesterrein (gelegen op de oude kwelder = polder) en het grotendeels gehandhaafde duin en strand. De Brielse Maasdam was tijdens de Watersnoodramp in februari 1953 de redding van Voorne, want de enkele meters hoge kade en oude Heindijk zouden het nooit gehouden hebben. De Voornse recreatiehuisjes bleven gespaard, maar Putten liep onder. De Brielse Maasdam stelde zo de recreatieve ontwikkeling veilig en is de voorloper van de latere Deltawerken.
De eerste tenten rond 1925 n het duinlandschap (Streekarchief)
Leen Hoogerwerf: “De wijze waarop op het Kruinigergors is gebouwd is heel apart. Eerst werden de tenten voorzien van een houten vloer, later houten wanden met een dak van tentdoek, en weer later kwamen er vaste daken op. De meeste materialen werden aangevoerd met de stoomtram van de RTM. Iedere reis werden door de bewoners wel wat plankjes, deuren, enz. met de tram meegebracht. In de jaren 50 was het Kruiningergors uitgegroeid tot een recreatieverblijf van betekenis. Op zondagavond werden circa 6000 mensen vanuit Oostvoorne met de tram naar Rotterdam terug gebracht. Velen daarvan kwamen van ‘het Gors’. En dan waren er nog velen die met fietsen en brommers heen en weer reisden. Ook waren er gezinnen, waarvan alleen de vader op zondag terug ging naar Rotterdam. Moeder en kinderen bleven de hele zomer op het Kruiningergors. Er was ’s-zomers op de lagere school vaak een extra schoolklas om de kinderen van “het gors” te kunnen opvangen.”
Luchtfoto van het Kruiningergors uit 1950. Op deze luchtfoto is de eerder genoemde bestorting met betonblokken goed te zien (linksonder). Ook is goed te zien over welk kleine stukje dijk er al die jaren in de Provinciale Staten is gepraat
Wandeling 2021: op zoek naar duinen
De luchtfoto uit 1950 toont al het zijweggetje dat we in 2021 naar links insteken. Het paadje is overhuifd door bomen, maar aan het eind stuiten we op de kade, de Zanddijk om het recreatiegebied, als nakomer van de Caede uit de 17e eeuw waarmee de ontginning begon.
Na het oversteken van de oude ‘Caede’ verlaten we het eigenlijke Kruiningergors en binnen de kortste keren beklimmen we wat lage duinen. Ze liggen er nog. Net als wat bunkers die hier een bijzonder speelterrein vormen. Deze duinen zijn uit de lucht nauwelijks te herkennen want alles is dichtgegroeid, behalve de paden en enkele kleine strandjes aan het inmiddels zoete water van het Brielse Meer. Er ligt een groot en kaal speelstrand. Verderop is er een soort vogelstrandje met een door rotsblokken afgesloten baai waar we aalscholvers, grote en kleine zilverreiger en veel knobbelzwanen treffen en een heus natuurstrandje met allerlei bekende duinbloemen.
Het bos is vooral een hoog struweel met grote wegedoorns, kardinaalsmuts en meidoorns, de laatste is wel op zijn retour. Naast brandnetel en nagelkruid zien we ook bijzondere planten: het in ons land zeer zeldzame trosglidkruid en enkele tuinontsnappingen die zich uitbreiden, zoals het ruig klokje, grote maagdenpalm en tuinjudaspenning. Beschaduwde hellinkjes met veel eikvarens zijn er ook, brede stekelvarens en echte bosplanten als stinkende gouwe, bosandoorn en lelietje der dalen. Populieren, abelen, maar ook eiken en een enkele linde zijn hier inmiddels de baas. Smakelijke bramen woekeren overal en beperken op natuurlijke wijze de toegang tot het duin.
Dick van der Laan keurt de bramen, 2021.
Langs bosranden fladderen bonte zandoogjes en net als op Oostvoorne vragen koninginnekruid en heelblaadjes in de nazomer de aandacht van vlinder en vlinderaar. Japanse duizendknoop woekert net als elders in het duin en wordt bestreden door extra te maaien, al weten we niet door wie want nergens maakt een eigenaar zich met een bordje kenbaar. Ook de oranjegele Canadese guldenroede heeft zich hier, nu nog bescheiden, gevestigd.
Bont zandoogje zonnend op Japanse duizendknoop
In zandige stukjes langs de paden scharrelen diverse wilde bijtjes en de blauwvleugelsprinkhaan schiet pijlsnel door de lucht, net lang genoeg om zijn blauwe vleugels te showen. Op de grond is hij een gecamoufleerde bruine verschijning. Begrijpelijk want ook de sprinkhaandoder, een forse sluipwesp, is door het warmere klimaat verschenen en grijpt sprinkhanen om ze levend te begraven, voorzien van een ei.
Sprinkhaandoder op gewone kruisdistel
Duinsoorten
Intussen maken we een lijstje van echte duinsoorten. Langs het veel belopen strandje zien we op het eerste oog niet veel van het zoute verleden. Wel duindoorn, duinriet en lokaal nog zandhaver. Lokaal ook de wolfsmelksoorten heksenmelk en cypreswolfsmelk. De 20e-eeuwse nieuwkomer duinlangbaardgras is er ook. Maar op de rustiger delen van de strandjes zien we soorten waar Dick heel enthousiast van wordt, zoals zijn lievelingssprietje de borstelbies. Kleine sprietige polletjes met een pittig bruin bloemetje. En vaak een voorbode voor meer leuke plantjes. Op het meest natuurlijke strandje is het roze van het strandduizendguldenkruid veel te zien, en vertegenwoordigen herfstbitterling (een gentiaantje) en veel herfstleeuwentand de gele component in de wilde flora.
Dit is het moment om even te kijken naar het eerste bezoek van Dick in 1966 en de lijstjes die hiervan zijn overgeleverd. (Dick van der Laan en Claartje Sloet (1966). Streeplijsten Kruiningergors. Uit archief Weevers’ Duin). Net als nu stonden er destijds strandduizendguldenkruid, herfstbitterling, sierlijk vetmuur, hazepootje en herfstleeuwentand.
Wat ontbrak in hun lijstjes van destijds zijn de soorten die met de bosontwikkeling samenhangen zoals eikvaren en trosglidkruid. Het open landschap van toen had nog een sterk zandige en deels zoute toets, al was de Brielse Maasdam al weer 16 jaar oud: zilte zegge en zeewolfsmelk stonden er nog maar zijn nu logischerwijze verdwenen. Helaas verdwenen ook vele duingrasland- en riviersoorten uit 1966 zoals bevertjes, geel walstro, zachte haver, gewone rolklaver, vleugeltjesbloem, zeegroene zegge, gestreepte klaver goudhaver, hondsviooltje en het echt duizendguldenkruid. Kortom het ‘duin’ van het Kruiningergors is een voormalig duingebied waar open duin niet werd hersteld of beweid en een combinatie van bos en struweel het eindstation lijkt. Ook de parasitaire maretak is ontsnapt uit de heemtuin Tenellaplas bij Oostvoorne en heeft zich in de bomen genesteld.
Strandduizendguldenkruid en herfstleeuwetand op strandje langs Brielse maas.
Bij de strandjes helaas geen spoor meer van de historische Strandpalen nr. 1 (ooit 800m westwaarts van de Stenen Baak) en nr. 2. In de 19e eeuw keurig om de kilometer geplaatst langs de hele oude kustboog van Voorne tot aan het Quackgors: 1 tot en met 19. De palen staan er verderop nog deels, maar zijn door Rijkswaterstaat uit onderhoud genomen nu satelliet en GPS plaatsbepaling tot op de centimeter mogelijk maken. Op Voorne is de oude palenreeks pas weer voorbij het Oostvoornse Meer goed herkenbaar. Dit meer ontstond westelijk van het Brielse Meer na de aanleg van een tweede dam in de monding van de voormalige Brielse Maas, de Brielse Gatdam. Pas bij Paal 7 tegenover het A.J. Bootpad begint het ‘echte’, zoute strand weer.
Lange afstandswandelaars in het Kruiningerbos van nu
We lopen binnendoor terug langs een smal paadje waar slechts 1 ATB-er beleefd om doorgang vraagt. Het bijna ook door ons vergeten Kruiningergors staat weer op onze kaart. En niet alleen bij ons. Het blijkt onderdeel van een grote internationale route, de GR5 van Noordzee tot Middellandse zee. Zwaar bepakte sportievelingen doorkruisen het gebied richting het Voornse duin en daarna de Haringvlietsluizen en verder. En precies halverwege het Kruiningergors blijkt een rustgebied voor kabouters een dimensie aan de natuurbeleving van onze allerkleinsten te hebben toegevoegd.
Elk gebied zijn eigen karakter, ook het Kruiningergors. En ‘officieel’ is het helemaal geen natuur meer. Er staat ook geen enkel bordje met ‘natuur’ of ‘verboden toegang’. Alles mag hier, zo lijkt het en dat maakt het pas tot een echt zeldzaam gebied. Zelfs plantenspeurders komen hier nauwelijks, ten onrechte natuurlijk.
Foto van Henk Terhell van 76 meter hoogte met de ‘blik’ westwaarts over de 17e-eeuwse Stenen Baak en het Kruiningergors en op voorgrond de schans en het huisjesterrein aan Brielse Maas, aangelegd op voormalige duinen. Links onder in beeld ligt het licht zoute natuurgebiedje ‘De Ommeloop’.
Beeld van de Stenen Baak vroeger en nu online op duinenenmensen.
Literatuur
Dick van der Laan en Claartje Sloet , 1966. Streeplijsten Kruiningergors. Uit archief Weevers’ Duin.
Freijsen, N. , 2017. Van Pietersdijk tot Wolvenpolder. Ontstaan van het polderlandschap op de eilanden Voorne en Putten. Historische Vereniging De Brielse Maasmond.
Kops, J., 1807. Bijzonderheden wegens het Cultiveren van Duingronden nabij het Dorp Oostvoorn, bij den Briel, medegedeeld door een Landbouwer in deze streken. Magazijn van Vaderlandschen Landbouw 3, 323-333.
Roos, Rolf, 2022. Het verdwenen Nieuwe Water op Voorne (en een verdwenen Brede Water)
Santen, Hans & Clara Zoelen (red.), 2006. ‘Het kruininger gors en zijn bewoners tot 1953 : een gemeenschap tussen koepel Zeeburg en het stenen baken’. Uitgave Hist. Ver. Wesetlijk Voorne. Streekarchief VP nr. 1786
Klik hier naar overzichtspagina met historische kaarten van 15e – 20e eeuw, afkomstig uit Nationaal Archief, Streekarchief Voorne-Putten, Maritiem Museum e.v.a. Hieronder twee fraaie voorbeelden.
Detail van kaart van onbekende auteur, ca 1645, duinen Rockanje. NA 4.VTH 2037
Detail Maasmond met aanleg Nieuwe Waterweg, 1867
Klik hier naar overzichtspagina met historische kaarten van 15e – 20e eeuw, afkomstig uit Nationaal Archief, Streekarchief Voorne-Putten, Maritiem Museum e.v.a.
Door: Tello Neckheim & Rykel de Bruyne. (Met dank aan Adriaan Gmelig Meyling; Stichting ANEMOON).
Iedereen kent slakken: spreekwoordelijk traag kruipende dieren met ogen op steeltjes waarvan de meeste een slakkenhuisje op hun rug meedragen. Slakken behoren tot de stam der Weekdieren (Mollusca). Er bestaan meerdere klassen, met naast huisjesslakken en naaktslakken ook tweekleppigen (mossels; in zoet en zout water) en inktvissen (in zee). In de Duinen van Oostvoorne komen meer dan zestig soorten landslakken voor. Behalve landslakken leven er ook zoet- en brakwaterslakken en tweekleppigen in het gebied.
Onderzoek naar de landslakken
In 2021 zijn twee speciale slakkenexcursies gehouden. Eén door Tello Neckheim (20 augustus) en een samen met Joop Eikenboom (26 juli). Daarbij zijn zichtwaarnemingen gedaan en diverse monsters van de strooisellaag genomen. De resultaten zijn ingevoerd in Waarneming.nl. Ook werden gegevens gebruikt uit de veldgids ‘Slakken en mossels’ (Jansen, 2015) en van een inventarisatie van de landslakken van Zuid-Holland (Boesveld, 2005). Ook in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), een samenwerkingsverband van overheden ten behoeve van de inwinning van natuurgegevens voor beleid, zijn in het gebied inventarisaties uitgevoerd. Aangetekend moet worden dat naar naaktslakken (slakken zonder slakkenhuis) veel minder is gezocht. Deze groep is op de soortenlijst nog ondervertegenwoordigd.
Bij een excursie benodigd verzamelmateriaal: zeven voor het uitzeven van strooisel, harkje, monsterzakjes, rugzak met proviand, loep, pincet en divers ander verzamel- en documentatiemateriaal. (Foto: Tello Neckheim).
Zoetwaterweekdieren
Dit hoofdstuk gaat over landslakken. Hoewel in de Duinen van Oostvoorne diverse droogvallende poelen, waterhoudende vijvers, geulen en allerlei drassige plaatsen aanwezig zijn waar ook in zoet- en brakwater levende slakken en tweekleppigen voorkomen, worden die hier verder niet uitgebreid besproken. Het Oostvoornse Meer is brak met een wisselende saliniteit. Op de meeste andere plaatsen is het water zoet. Maar net als in de andere duingebieden in Nederland leven in de duinwateren van Oostvoorne relatief weinig weekdiersoorten en ontbreken de echt zeldzame soorten. Er is in ons land één bijzondere duinsoort die vrijwel uitsluitend voorkomt in schone heldere duinplasjes. Dat is de Gladde schijfhoren Gyraulus laevis, een zeldzame schijfhorenslak waarvan het aantal vindplaatsen in Europa achteruit lijkt te gaan. Uit het onderzoeksgebied is deze soort niet bekend. Dat is wel het geval bij de Platte schijfhoren Anisus vorticulus. Deze is opgenomen in de bijlagen II en IV van de Habitarichtlijn en geniet daardoor in Nederland en Europa speciale bescherming. Op de Rode Lijst staat deze soort gekwalificeerd als kwetsbaar (KW). De Platte schijfhoren is tijdens bemonsteringen in 2010 meerder malen aangetroffen in het Quackjeswater.
De landslakken
Landslakken kun je grofweg onderverdelen in huisjesslakken en naaktslakken. Je zou het van een dier waarvan het lichaam voor het grootste deel uit water bestaat misschien niet verwachten, maar er zijn meerdere soorten slakken die voornamelijk voorkomen in droge en zandige duinen. Duingebieden bestaan niet alleen uit open zandige plaatsen maar ook uit bossen en moerassen met alle tussenliggende gradiënten. In de Duinen van Oostvoorne komen vergeleken met andere duingebieden in Nederland de meeste soorten landslakken voor en de dichtheden zijn er vaak eveneens opmerkelijk hoog. Het gebied staat bekend om de diversiteit aan biotopen. In elke specifieke habitat komen specifieke soorten landslakken voor. Maar er zijn ook landslakken die op vrijwel alle plaatsen kunnen leven.
Links: Typische huisjesslak: de Zwartgerande tuinslak Cepaea nemoralis; zowel algemeen in duingebieden als elders in het land. Geel exemplaar met donkere kleurbanden, Oeverlanden Amsterdam 5-7-2014 (Foto: Tello Neckheim); rechts: Grijze wormnaaktslak Boettgerilla pallens. Naaktslakken hebben in de loop van de evolutie hun slakkenhuis verloren. Oostvoorne 20-8-2021 (Foto: Tello Neckheim).
In de zeereep en droge duinen
In de droge zeereep komen voornamelijk slakken voor die zich hebben aangepast aan droogte en warmte. Niet voor niets worden sommige van deze soorten duinslakken genoemd, hoewel ze ook elders in het land voorkomen (zie verder bij Duinslakken). Ook een uit heel Nederland bekende soort als de Segrijnslak kan op bepaalde plaatsen in de zeereep en het droge duin overleven, als het niet té droog wordt tenminste. Hetzelfde geldt voor de Zwartgerande tuinslak, waarvan je in grote delen van de zeereep de huisjes kunt vinden. Die hebben meerdere kleurpatronen, van eenkleurig geel, bruin of roze, tot exemplaren met diverse donkere kleurbanden. Opvallend is dat op plaatsen met veel zon de huisjes vaker lichter zijn dan in beschaduwde bossen. Lichte kleuren weerkaatsen de zon namelijk beter, waardoor gele slakken beter bestand zijn tegen warmte en droogte. Op iets meer beschutte plaatsen in de duinen leven onder takken, stenen en in mos twee soorten tonnetjes. Het Mostonnetje kun je een echte duinsoort noemen. Dit slakje leeft veel onder stenen en hout en in mos in duingebieden. Maar ook elders in het land is de soort op vergelijkbare plaatsen te vinden. In de Duinen van Oostvoorne komt ook het Genaveld tonnetje (Rode Lijst soort) aanwezig. Deze is ook te vinden op wat meer begroeide plaatsen en in bosranden of op muurtjes. Tonnetjes zijn verhoudingsgewijs kleine soorten, net als de Slanke agaathoren en de Scheve jachthorenslak, die beide ook kunnen overleven in relatief droge biotopen.
Zwartgerande tuinslak Cepaea nemoralis. Een van de bekendste slakken van ons land. Ook algemeen in duingebieden. Egaal bruin exemplaar zonder kleurbanden, Oostvoorne 20-8-2021 (Foto: Tello Neckheim.)
Mostonnetje Pupilla muscorum, kruipend op een arm. Klein slakje (5 mm hoog) met een huisje als een klein ouderwets (regen)tonnetje. Oostvoorne, 20-8-2021 (Foto: Tello Neckheim.)
Onder struiken, langs bosranden en in bossen
Slakken leven vaak in de strooisellaag. Dus daar waar veel afgevallen bladeren en takjes liggen. Daar blijft het lang vochtig en groeit ook mos. Bosjes en struikgewas zijn dan ook voor veel soorten landslakken een goed leefgebied. In de soortenlijst is te zien welke soorten daar voorkomen. Vaak zijn het ubiquisten, soorten die je in zeer veel uiteenlopende biotopen kunt aantreffen. Voorbeelden zijn algemene huisjesslakken als het Boerenknoopje, de Geribde jachthoren, de Doorschijnende glasslak, de Haarslak en ook het minieme Dwergpuntje (1,4 mm). Behalve enkele naaktslakken die alleen bij regen in bossen tevoorschijn komen, kun je tot de echte bossoorten ook een fraai slakje rekenen dat een klein bol huisje heeft met gebogen stekeltjes: het Stekelslakje (2 mm). Die vind je vrijwel uitsluitend in de strooisellaag van bossen. In de Duinen van Oostvoorne is het Stekelslakje vrij zeldzaam.
Links: Haarslak Trochulus hispidus. Onder hout, tussen pissebedden. Het huisje heeft kleine haartjes (8 mm). Oostvoorne 20-8-2021; rechts: Stekelslakje Acanthinula aculeata (3 mm). Noord Hollands Duinreservaat 30-4-2012 (Foto’s: Tello Neckheim.)
Op vochtige plaatsen; langs oevers en in vochtig bos
In de Duinen van Oostvoorne zijn veel vochtige plaatsen. Echte moerassoorten zijn de Donkere glimslak, de Slanke agaatslak en een klein naaktslakje met de naam Kleine akkerslak. Maar ook de Dikke korfslak (Rode Lijst soort), de Bolle dwergslak, de Gladde tolslak, de Grote kristalslak en nog een aantal andere soorten zijn vooral op natte plaatsen te vinden.
De Wijngaardslak
Niet te missen in de Duinen van Oostvoorne is de Wijngaardslak. Deze grote bij wet beschermde soort is op meerdere plaatsen in de binnenduinen aan te treffen. Het slakkenhuis kan ruim 5 cm worden. Vooral na een regenbui is de soort vaak actief en kun je ze relatief snel voortkruipend aantreffen. Het dier is niet schuw, maar als je ze aanraakt worden de ogen op steeltjes als eerste ingetrokken of trekken ze zich zelfs helemaal in hun grote huis terug. Bij droog weer tref je de dieren vastgeplakt op een boom aan of gewoon op de grond tussen planten en struiken. Ze kunnen zich goed onvindbaar maken en zich zelfs in de bodem ingraven. Ook hun eitjes leggen ze in een holletje in de grond en in zelfgegraven holen brengen de slakken ook de winter door. Na de winter kruipen de Wijngaardslakken uit hun holen. Van mei tot en met juli is het de tijd voor verleiden, voorspel en paren. Zoals de meeste slakken zijn Wijngaardslakken tweeslachtig (hermafrodiet); ze hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. Desondanks doen ze niet aan zelfbevruchting. Ze zoeken altijd een partner en bevruchten elkaar wederzijds. En dat gaat niet zonder slag of stoot. De dieren vertonen opvallend paringsgedrag, waarvan ook een soort paringsdans deel uitmaakt. Als twee Wijngaardslakken elkaar ontmoeten, betasten ze elkaar met de (vier) voelhorens. Dan klampen ze zich aan elkaar vast, richten zich heftig bewegend hoog op, waarbij de monddelen elkaar betasten. Na een tijdje verstrengeld heen en weer wiegen, zakken ze uitgeput weer naar de bodem. Maar na een rusttijd begint het liefdesspel opnieuw. Dit alles kan soms wel 20 uur duren. Op een bepaald moment kan de ene partner een 7 tot 11 millimeter lange kalkpijl, de zogenaamde liefdespijl, in het lijf van de ander schieten. De geprikte partner kan eveneens een pijl afschieten. Met die liefdespijl wordt een hormoonstof in de partner overgebracht. Op een gegeven moment komt uit beider geslachtsopeningen het mannelijk geslachtsorgaan te voorschijn, een melkwit slurfachtig geheel dat ze om elkaar heen kronkelen, om vervolgens in de vrouwelijke geslachtsopening van de partner te verdwijnen. Tijdens deze eigenlijk paring, die hoogstens een kwartier duurt worden zaadpakketjes aan de wederhelft overgedragen. Daarna trekken beide partners zich terug en gaat ieder weer zijn/haar weg. Overigens is de Wijngaardslak niet de enige slak die een dergelijk gedrag vertoont en liefdespijlen afschiet. Ook bij het iets kleinere familielid de Segrijnslak en diverse andere soorten komen liefdespijlen en een zekere (zij het veel minder uitgebreide) paringsdans voor.
De Wijngaardslak staat ook bekend als Escargot en wordt in de landen om ons heen als delicatesse gegeten. Zonder beschermde status zou dit populaire dier door het wegvangen snel uit ons land verdwijnen. Gelukkig voor de liefhebbers zijn er speciale slakkenfarms waar voor consumptie bestemde dieren worden gekweekt. Ook de lege huisjes mogen niet verzameld worden. Hoewel deze regel discutabel lijkt voor wat betreft de bescherming van de soort, is een leeg slakkenhuisje nuttig in de natuur. Veel soorten insecten en spinnen maken gebruik van het lege huisje om in te schuilen en er zijn zelfs bijensoorten die speciaal een slakkenhuisje gebruiken om hun ei in te leggen. Ook kleine mierensoorten maken er soms een nest in. De kalk die afbrekende slakkenhuisjes oplevert is belangrijk voor de bodem en de vegetatie en de kringloop van het kalk komt ook weer ten goede aan andere slakken. De kalk is ook belangrijk voor vogels, voor de aanmaak van eieren.
De Wijngaardslak komt in de Duinen van Oostvoorne verspreid voor in een gebied dat zich uitstrekt van het Breede Water in het noorden tot en met de Stekelhoek in het zuiden. De soort is daar nergens echt talrijk. Het meest algemeen zijn de dieren in gemengde bossen ten oosten van het Breede Water en het aangrenzende binnenduinbos Strypemonde (Boesveld, 2005).
Wijngaardslak Helix pomatia. De grootste huisjesslak uit de duinen van Voorne (6 cm). Strypermonde 20-8-2021 (Foto’s: Tello Neckheim.)
Duinslakken
De meeste soorten duinslakken die nu in de Nederlandse duinen voorkomen, zoals de Slanke duinhoren en de Bolle duinhoren,hebben zich ten minste deels onder invloed van de mens verspreid. Het zijn van oorsprong niet-inheemse Zuid-Europese en Atlantische soorten die, omdat de mens een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verspreiding en vestiging in ons land, ook wel gerekend worden tot de exoten. Ook in de Duinen van Oostvoorne komen diverse soorten uit deze groep voor, zoals in de gemaakte duinen en bermen ten noorden van het Oostvoornse Meer. Opvallend is dat de beide duinhorens aan de randen van die aangelegde duinenrij voorkomen en dus mogelijk aangevoerd zijn met materiaal en grond. De Bolle duinslak is een algemene soort op kalkrijke onbeschaduwde spaarzaam begroeide zandige plaatsen. Met name richting zeereep kun je deze kleur- en vormvariabele soort aantreffen. Veelal vind je dan ook lege huisjes van vorige generaties. De Griekse duinslak lijkt veel op de Bolle duinslak maar heeft grovere ribben op het huisje en is in het Voornse Duin zeldzamer. Op een enkele plek komt in het gebied ook de Afgevlakte duinslak voor. Hiervan is het huisje duidelijk platter. De populatie die in de duinen leeft is amper gekleurd: de huisjes zijn vrijwel geheel kalkwit. Een recente nieuwkomer is de Zandslak, deze soort verspreidt zich snel in Nederland en gedraagt zich qua verspreiding als een echte pionier. Deze slak met vaak mooi getekende huisjes is massaal te vinden op struiken of paaltjes, waarin ze omhoog klimmen om de hitte op de grond te vermijden. Na regen of in koelere nachten gaan de slakken dan op zoek naar algen of planten. Het Duintolletje is in Nederland voor het eerst aangetroffen op de Brouwersdam. Dit kleine slakje wordt in de duinen langs de Nederlandse kust geleidelijk algemener en komt van oorsprong eveneens uit zuidwestelijk Europa. In de Oostvoornse kalkrijke en droge duinen zijn verder nog de Grofgeribde grasslak en de Fijngeribde grasslak te vinden, die zich hier eveneens als echte warmteverdragende duinsoorten gedragen (de laatste is een Rode Lijst-soort). Opmerkelijk is dat deze soort hier in de duinen wat kleiner blijft dan op sommige plaatsen in de Noord-Hollandse duinen (eigen waarnemingen). Ook kartuizerslakken, respectievelijk de Grote kartuizerslak en de Kleine kartuizerslak zijn in de Duinen van Oostvoorne te vinden. De Grote houdt meer van vochtige duinpannen en bosranden, de Kleine is meer een soort van open veld met houtachtige, opgaande vegetatie (en is een Rode lijst soort).
Twee soorten van de familie der duinslakken. Links de Bolle duinslak Cernuella virgata. Een huisjesslak met een variabel huisje, zowel mét kleurbanden als zonder en gewoonlijk vage dwarsribjes. Rechts de Griekse duinslak Cernuella cisalpina. De huisjes hebben gewoonlijk sterkere dwarsribben. Brouwersdam, november 2021. (Foto’s: Joop EIkenboom.)
Clausilia’s (raketjes)
De soorten uit deze familie hebben huisjes die uit een groot aantal, steeds iets in grootte toenemende windingen bestaan. Ze lijken wel op raketjes. Opvallend is dat deze huisjes niet gewoon rechtsgewonden zijn (met de top omhoog zit de mondopening rechtsonder) maar in spiegelbeeld gedraaid. Ze zijn linksgewonden in plaats van ‘normaal’ rechtsgewonden. Het voor Nederland zeldzame Vergeten schorshorentje is in de duinen van Voorne in vergelijking met de duinen meer naar het noorden vrij algemeen. Dit is een boombewonende soort die op de schors van wilgen, iepen en populiersoorten voorkomt, maar ook wel op Paardenkastanje, Gewone esdoorn, Meidoorn en Wegedoorn. Niet op Zomereik en Beuk en zeker niet op naaldbomen; de zuurgraad van de schors is te hoog voor deze soort. De sterk gelijkende Slanke schorshoren Balea perversa leeft meer landinwaarts, eveneens op schors van bomen. Anders dan andere Clausilia-soorten maken schorshorentjes niet echt deel van de fauna van de strooisellaag en komen ze zelden op de grond. Interessant is dat hun directe neefje de Vale clausilia helemaal niet voorkomt in de Duinen van Oostvoorne. Deze soort is (plaatselijk zeer) algemeen in de Noord-Hollandse duinen en leeft daarnaast onder meer ook langs de grote rivieren, rond Nijmegen en in Limburg. Waarom deze soort niet in de Voornse duinen voorkomt is onbekend; de juiste biotoop is zeker aanwezig. Deze soort komt wel voor wel in de strooisellaag evenals op valhout en op stammen van bomen. Hetzelfde geldt voor een andere soort: de Grote clausilia die in grote delen van Nederland vrij algemeen voorkomt. Ook in de Duinen van Oostvoorne is deze soort met een relatief groot huisje (tot ruim 10 mm) aanwezig, zij het nog op een enkele plaats. Deze slak lijkt zich overigens landelijk in de Nederlandse duingebieden uit te breiden.
Vergeten schorshoren Balea heydeni. (10 mm), levend op schors van Wegedoorn. Quackjeswater 26-7-2021 (Foto: Tello Neckheim.)
Vergeten schorshoren Balea heydeni. (10 mm), Quackjeswater 26-7-2021 (Foto: Joop Eikenboom).
Korfslakken
Korfslakken hebben een huisje als een ouderwets bijenkorfje en zijn klein (vaak hoogstens 2,5 mm). Je moet er goed naar zoeken en de soorten worden vooral door specialisten gevonden. Er leven in de Duinen van Oostvoorne meerdere soorten. De vanuit natuurbescherming en -behoud belangrijkste en daardoor bekendste soort is de Nauwe korfslak. Deze staat vermeld in bijlage II van de Habitatrichtlijn van de Europese Unie. De Habitatrichtlijn is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitat te beschermen. In de Duinen van Oostvoorne komt dit beschermde slakje algemeen voor in de geschikte habitat. De dichtheden van de plaatselijke populaties zijn hier, vergeleken met voorkomens elders in de Nederlandse kustduinen, relatief hoog. Zo is de soort boven het Noordzeekanaal veel zeldzamer en afwezig in de kalkarme duinen. In het gebied onder het Noordzeekanaal zijn de dichtheden in de duinen hoger, zeker meer naar het zuiden toe. Meer naar het noorden langs de kust leeft de soort onder andere op de hoge kwelders van Schiermonnikoog en Rottumeroog en -plaat, maar ontbreekt het dier verder in het Waddengebied. De Duinen van Oostvoorne vormen dus een belangrijk leefgebied voor de Nauwe korfslak in Nederland. Dat maakt dat de beheerders van dit gebied een verantwoordelijke rol hebben bij het in stand houden van deze soort.
Het huisje van de Nauwe korfslak is, net als bij de Clausilia’s, opvallend genoeg in spiegelbeeld gedraaid (linksgewonden). Het wordt hoogstens 1,8 x 0,9 mm en is meestal glanzend bruin tot roodbruin gekleurd. Op het huisje staan schuine dwarsribbels en in de mondopening zitten diverse kenmerkende tandplooien. De dieren zijn levend te vinden onder valhout en in mos in open terrein en langs zomen in de strooisellaag. Vaak is er een relatie met populieren en Duindoorn omdat het bladstrooisel van specifiek deze soorten veel kalk bevat wat gemakkelijk kan worden afgegeven aan de omgeving en kan worden opgenomen door slakken. Het huisje van de Kleine korfslak is eveneens linksgewonden en lijkt op de Nauwe korfslak, maar wordt groter en een stuk zeldzamer in het Oostvoornse duingebied (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Noord-Hollandse duinen). De overige korfslakken hebben een normaal (rechts-) gewonden huisje. Zo ook de Bolle korfslak. Deze soort leeft verspreid in Nederland in drassige gebieden en is relatief algemeen in de Duinen van Oostvoorne in vochtige gebieden, zoals bij het Quackjeswater. Het is een soort van de Rode Lijst en het voorkomen ter plaatse geeft aan dat de biotopen van blijvende natte zoetwatergebieden vaak bijzonder zijn. De vierde echte korfslak in de Duinen van Oostvoorne is de Dwerg-korfslak. Deze leeft op relatief drogere plaatsen verspreid door het hele land. Ook hier is dat het geval, onder meer onder struiken, in mos en in bosgebieden. Andere korfslakken uit het gebied hebben anders dan de eerder behandelde korfslakken geen tandplooien in de mondopening van het huisje. Dit betreft twee soorten uit het geslacht Columella (resp. de Tandloze korfslak en de Ruwe korfslak) en de Cilindrische korfslak, een minieme soort die sterk aan kalk gebonden is en slechts eenmaal uit het gebied gemeld is.
Nauwe korfslak Vertigo angustior (2 mm). Het huisje van deze beschermde soort (Habitatrichtlijn) is van nature linksgewonden. (Fotos: Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON)
Beheer en bescherming
Specifiek voor Voorne geldt dat hier de grootste populaties voorkomen van de Nauwe korfslak in Nederland. Dat maakt het gebied alleen al voor de landslakken van groot belang. In het verleden hebben bepaalde beheersmaatregelen voor de Nauwe korfslak behoorlijk negatief uitgepakt. Dat geldt met name het grootschalig afplaggen van duingebied en het inzetten van vee als methode om ‘Grijs Duin’ te vergroten of verbeteren. De behouden refugia waren veel te klein en terreinen met belangrijke populaties werden niet afgerasterd. Omdat er nauwelijks onderzoek werd gedaan naar de gevolgen van deze vormen van beheer, verdwenen meerdere deelpopulaties van de Nauwe korfslak in de Nederlandse duingebieden of werden deze sterk uitgedund of raakten ze versnipperd (Gmelig Meyling et al., 2019; Boesveld et al., 2018). Intussen is er veel aandacht geweest voor deze problematiek en zijn beheerders zich er meer bewust van dat er ook rekening moet worden gehouden met beschermde en andere slakkensoorten en daarmee met de gehele bodemfauna. Vanwege het nog steeds afnemen van veel slakkensoorten in de Nederlandse duingebieden is het belangrijk de Nauwe korfslak en andere weekdieren in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) te blijven monitoren. Voor de Nauwe korfslak, met landelijk gezien grote dichtheden in de populaties ter plaatse, is een uitbreiding van het aantal meetpunten in de Duinen van Voorne wenselijk. Dan zijn ook op gebiedsniveau significante trends voor deze beschermde soort vast te stellen en ontstaat meer inzicht in de populatieveranderingen. Wat betreft het natuurbeheer in duingebieden blijven voor de Nauwe korfslak en daarmee verbonden slakken de belangrijkste adviezen kleinschalig beheer, zoveel mogelijk beperken van afplaggen, afrasteren van refugia en het instellen van grotere refugia.
Slakkenexpert Joop Eikenboom in actie bij het Quackjeswater tijdens een speciale slakkenexcursie in de duinen van Oostvoorne op 26 juli 2021. (Foto: Tello Neckeim.)
Nawoord
Na het schrijven van dit artikel vertelde Sylvia van Leeuwen, dat zij recent op zoek is geweest naar land- en zoetwaterslakken in de duinen van Voorne. En heeft hier een rapport van geschreven voor Het Zuidhollands Landschap. Er zijn tijdens haar bezoeken geen soorten landslakken waargenomen die nog niet in de lijst stonden. In haar verslag vermeld zij 22 soorten zoetwatermollusken gemeld van de Tenellaplas, Heveringen, Inspectiepad en omgeving vliegveld. Ook geeft Sylvia aan dat er meerdere soorten te verwachten zijn zoals Aplexa hypnorum en Assiminea grayana. In de Tenellaplas was de zoetwater weekdierfauna het meest divers. In de literatuurlijst wordt het verslag door haar geschreven vermeld (van Leeuwen, 2021).
Tabel 1. Soortenlijst Voorne
Wetenschappelijke naam | Nederlandse naam | Biotoop | Rode lijst | |
1 | Acanthinula aculeata | Stekelslakje | op kalkrijke zandgrond met vegetatie | |
2 | Aegopinella nitidula | Bruine blinkslak | onder struiken, in bos | |
3 | Alinda biplicata | Grote clausilia | diverse plaatsen, ook antropogeen | |
4 | Arianta arbustorum | Heesterslak | onder struiken, in bos | |
5 | Arion circumscriptus | Grauwe wegslak | onder struiken | |
6 | Arion intermedius | Egel-wegslak | onder struiken | |
7 | Arion rufus | Oranje wegslak | algemeen | |
8 | Balea heydeni | Vergeten schorshoren | op schors van bepaalde bomen | |
9 | Balea perversa | Slanke schorshoren | op schors van bepaalde bomen | Bedreigd |
10 | Boettgerilla pallens | Grijze wormnaaktslak | voornamelijk ondergronds | |
11 | Candidula gigaxii | Fijngeribde grasslak | open droge kalkrijke duinen, gras | Bedreigd |
12 | Candidula intersecta | Grofgeribde grasslak | droge duinen, gras | |
13 | Carychium minimum | Plompe dwergslak | vochtige tot natte strooisellaag, oevers | |
14 | Carychium tridentatum | Slanke dwergslak | vochtige strooisellaag | |
15 | Ceciliodes acicula | Blindslakje | ondergronds | |
16 | Cepaea nemoralis | Zwartgerande tuinslak | onder struiken, in gras, in bos | |
16 | Cernuella cisalpina | Griekse duinslak | droge duinen, gras, mos | |
17 | Cernuella neglecta | Afgevlakte duinslak | droge duinen, gras, mos | |
18 | Cernuella virgata | Bolle duinslak | droge duinen, gras, mos | |
19 | Cochlicella acuta | Slanke duinhoren | droge duinen, gras, mos | |
20 | Cochlicella barbara | Bolle duinhoren | droge duinen, gras, mos | |
21 | Cochlicopa lubrica | Glanzende agaathoren | struiken, bos | |
22 | Cochlicopa lubricella | Slanke agaathoren | droge en vochtige strooisellaag | |
23 | Columella aspera | Ruwe korfslak | bos, ook op aride plaatsen | |
24 | Columella edentula | Tandloze korfslak | vochtig tot nat, oevers | Kwetsbaar |
25 | Cornu aspersum | Segrijnslak | op diverse plaatsen, ook antropogeen | |
26 | Deroceras invadens | Zwervende akkerslak | met name antropogeen | |
27 | Deroceras laeve | Kleine akkerslak | oevers, gras, vochtige plaatsen | |
28 | Deroceras reticulatum | Gevlekte akkerslak | onder struiken, in bos | |
29 | Discus rotundatus | Boerenknoopje | onder struiken, in bos | |
30 | Euconulus fulvus | Gladde tolslak | diverse plaatsen, ook aride plaatsen | |
31 | Euconulus praticola | Moeras-tolslak | vochtige tot natte strooisellaag, oevers | |
32 | Helix pomatia | Wijngaardslak | bos en bosranden, kalkrijke grond | Kwetsbaar |
33 | Hygromia cinctella | Gekielde loofslak | vochtige duinen, bosjes, antropogeen | |
34 | Lauria cylindracea | Genaveld tonnetje | droge duinen, muurtjes bosranden | Kwetsbaar |
35 | Limax maximus | Tijgerslak | in bos, diverse plaatsen, ook in tuinen | |
36 | Lucilla scintilla | Aardschijfje | ondergronds | |
37 | Monacha cantiana | Grote kartuizerslak | vochtige duinen | |
38 | Monacha cartusiana | Kleine kartuizerslak | droge open plaatsen | Bedreigd |
39 | Nesovitrea hammonis | Ammonshorentje | struiken, bos, ook op aride plaatsen | |
40 | Oxychilus alliarius | Look-glansslak | in houtmolm, ook op aride plaatsen | |
41 | Oxychilus cellarius | Kelder-glansslak | in vochtige duinen, ook antropogeen | |
42 | Oxychilus draparnaudi | Grote glanslak | diverse plaatsen, ook antropogeen | |
43 | Oxyloma elegans | Slanke barnsteenslak | natte oevers of moeras | |
44 | Paralaoma servilis | Duintolletje | op droge tot vochtige open plaatsen | |
45 | Punctum pygmaeum | Dwergpuntje | onder struiken, in bos | |
46 | Pupilla muscorum | Mostonnetje | op droge duinen of muurtjes | |
47 | Quickella arenaria | Rode barnsteenslak | vochtige duinvalleien | Verdwenen |
48 | Succinea putris | Barnsteenslak | vochtige tot natte plaatsen met vegetatie | |
49 | Succinella oblonga | Langwerpige barnsteenslak | droge en vochtige strooisellaag | |
50 | Theba pisana | Zandslak | droge duinen | |
50 | Trochulus hispidus | Haarslak | diverse plaatsen, ook antropogeen | |
51 | Vallonia costata | Geribde jachthorenslak | onder struiken, in bos | |
52 | Vallonia excentrica | Scheve jachthorenslak | droge tot vochtige open plaatsen | |
53 | Vallonia pulchella | Fraaie jachthorenslak | vochtig bos, struiken, strooisel, oevers | |
54 | Vertigo angustior | Nauwe korfslak | duinen, strooisel o.a. populier | Bedreigd |
55 | Vertigo antivertigo | Dikke korfslak | moeras, oevers | Kwetsbaar |
56 | Vertigo pusilla | Kleine korfslak | bos, droge tot vochtige strooisellaag | |
57 | Vertigo pygmaea | Dwerg-korfslak | bos, struiken, gras, oevers | Kwetsbaar |
58 | Vitrea contracta | Kleine kristalslak | droge tot vochtige plaatsen | |
59 | Vitrea crystallina | Grote kristalslak | vochtig tot nat, oevers | |
60 | Vitrina pellucida | Doorschijnende glasslak | onder struiken, in bos | |
61 | Zonitoides nitidus | Donkere glimslak | vochtig tot nat, oevers |
Bronnen
Boesveld, A., A.W. Gmelig Meyling, C.M. Neckheim, R.H. de Bruyne, J.H. de Boer & A.D.P. van Peursen, 2018. Nauwe korfslak afgenomen door natuurbeleid. Nature Today 9-JUL-2018. https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=24461
Boesveld, A., 2005. Inventarisatie van de landslakken van Zuid-Holland. EIS2005-13. Stichting European Invertebrate Survey – Nederland.
Gmelig Meyling, A.W., A. Boesveld, J.H. de Boer & C.M. Neckheim, 2019. Het natuurbeleid en de afname van de Nauwe korfslak. Zoekbeeld 9(1): 17-23.
Jansen, E.A., 2015. Veldgids slakken en mossels – land en zoetwater. KNNV Uitgeverij, Zeist.
Eikenboom, Joop, 2021. Excursieverslag dd 26-7-2021 in de Duinen van Voorne met vergelijking naar excursie in 2001. Niet gepubliceerd.
Leeuwen, S. van,, 2021. De weekdieren van Oostvoorne in de duinen van het Zuid-Hollands Landschap in juni 2020. Rapportage aan Het Zuidhollands Landschap.
Later toegevoegde bronnen:
Boesveld, A. & A.W. Gmelig Meyling (2009). Inventarisatieonderzoek naar het voorkomen van de Nauwe korfslak Vertigo angustior in de Bakenvallei en het Grote Vlak in de Duinen van Voorne in 2009. Rapportage ANEMOON/ Metridium.
Boesveld, A. & A.W. Gmelig Meyling (2010). Voorkomen van de Nauwe korfslak Vertigo angustior in diverse vegetatietypen en biotopen op Voorne en Goeree, alsmede advies voor beheer. Rapportage ANEMOON/Metridium/EIS.
Boesveld, A., W.J.M. Maassen en E. Gittenberger (2005). Twee echte Balea’s in Nederland (Gastropoda, Pulmonata, Clausiliidae). Basteria 69 (1-3): 13- 19.
Henrard, J.B., 1946a. Bijdrage tot de kennis der Molluskenfauna van Oostvoorne. Basteria 10(1-2): 25-32.
Henrard, J.B., 1946b. Over de landslakkenfauna van Oostvoorne. Basteria 10 (3-4): 42-45.
Wallbrink, H., R.H. de Bruyne and J.C.A. Eikenboom (2001). Een nieuwe landslak voor Nederland: Paralaoma servilis (Shuttleworth, 1852) (Gastropoda, Pulmonata, Endodontidae). Basteria, 65(1/3), 89-92.
Zie ook het bericht in Nature Today van 16 november 2022.
In een uitspraak van de rechtbank wordt de overheid (rijk en gemeente Rotterdam) gemaand om natuurcompensatie na voltooiing Tweede Maasvlakte in 2008 werkelijk handen en voeten te geven.
Zie de persrechter met de hele boodschap in 1 minuut.
We citeren eerst een artikel van Boris van der Spek uit de NRC, 15 november 2022.(red.)
Bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte werd afgesproken dat de ontstane natuurschade gecompenseerd zou worden. Daar is in werkelijkheid weinig van terechtgekomen.
De overheid moet vaart zetten achter de natuurcompensatie die was afgesproken bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Dat heeft een rechtbank in Utrecht dinsdag bepaald. In april van dit jaar hadden zeven natuurorganisaties een zaak aangespannen omdat zij vonden dat de overheid maar weinig had waargemaakt van de natuurcompensatie die was beloofd bij de aanleg van het megaproject in het Rotterdamse havengebied.
De rechter in Utrecht oordeelde dat de regering inderdaad te weinig heeft gedaan en haast moet maken, negen jaar na de voltooiing van de Tweede Maasvlakte. Binnen zes weken moet minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD) met een plan komen voor de invulling van de natuurcompensatie. Binnen zestien weken moet ze een definitief besluit maken. In de uitspraak noemt de rechter een verbod op bodemberoerende visserij, zoals garnalenvisserij, als mogelijke compensatie.
Natura 2000-gebied
Bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte in 2008 werd natuurbeschermingsgebied de Voordelta aangewezen als Europees beschermd Natura 2000-gebied, om zo de natuurschade door de aanleg van het havengebied te compenseren. In de praktijk is er weinig sprake van natuurherstel, stelden natuurorganisaties — waaronder Natuurmonumenten, het Wereld Natuur Fonds en de Vogelbescherming — bij het aanspannen van hun zaak.
De overtreder in de zaak is volgens de rechtbank Havenbedrijf Rotterdam, omdat zij de natuurschade niet genoeg hebben gecompenseerd. Het was echter de verantwoordelijkheid van Van der Wal om daarop toe te zien, zei de rechter. In een reactie aan persbureau ANP zegt het Havenbedrijf dat het ministerie met oplossingen moet komen. „Wij als Havenbedrijf gaan niet over bijvoorbeeld het verbieden van garnalenvisserij in de Voordelta”, aldus een woordvoerder.
Natuurmonumenten meldt in haar persbericht van 15 november: “In 2008 ging in een klap 2455 hectare rijke onderwaternatuur voor de kust van Zuid-Holland en Zeeland verloren door de aanleg van de Tweede Maasvlakte voor Rotterdam. Het nieuwe industriegebied werd er simpelweg bovenop gestort.” Lees verder hun pleidooi voor een zeereservaat. Of het hele dossier: prachtig online!
Industrie op Maasvlakte 2, kitesurfers en natuur. Foto Marieke Brouwer.
Bij de voorbereiding van het boek Duinen en Mensen Voorne stuitten we op een liedje van Louis Davids over Oostvoorne uit het midden van de jaren 1930. Het archief van Openluchtmuseum De Duinhuisjes te Oostvoorne bood uitkomst: we hebben tekst en muziek van ‘Alleen in Oostvoorne’ nu compleet. VVV Oostvoorne publiceerde toen een seizoensfolder waarin het lied met muziek was opgenomen.
De datering lijkt duidelijk. In het lied wordt de archeologische opgraving op het Burcht-terrein genoemd, en dat was een project van de werkverschaffing uit 1934. De tekst van het lied is gepubliceerd in de Nieuwe Brielsche Courant van 12 juni 1934. Eerder werd al een optreden aangekondigd voor 10 juni 1934, in Vreewijk in Oostvoorne (speeltuin en etablissement), alwaar de vierkoppige ‘Old Dixie Fun Band’ de hele dag zal optreden én o.a. ‘het nieuwste lied van Louis Davids’ zal uitvoeren.
Wie weet hier meer over? Wie heeft een geluidsopname, met Louis Davids? Was het een commerciële klus voor deze grote volkszanger, voor de RTM (tram en stoomboot) bijvoorbeeld, en/of had deze geboren Rotterdammer een band met Oostvoorne? Het is niet ondenkbaar dat hij zoals wel meer Rotterdammers in zijn jeugd met de tram of de stoomboot hier kwam optreden (als ‘miniatuurkomiek’) of recreëren. Wie weet er meer van en kan ons voorzien van verhalen over deze curiositeit? Mail ons: info@duinenenmensen.nl.
(Nico van der Wel)
Voor verschillende deelgebieden op Voorne heeft Henk Terhell zijn mooiste beelden verzameld. U treft ze op de locaties hieronder.
Strypemonde en nabij Tenellaplas
Augustus 2022. Met de zgn. spragelmachine van de firma Dick Klok Cultuurtechniek uit Heenvliet wordt de te ruige vegetatie in de Kleine Heveringen in een proefvlak afgeschraapt en geheel afgevoerd. Menno van Lopik van het Zuid-Hollands Landschap houdt toezicht. De activiteit is voorlopig eenmalig.
Eerder in 2022 werd de vegetatie van het binnenduinrandgebied De Kleine Heveringen onderzocht en het bleek nog zeer soortenrijk, maar wel aan de droge en ruige kant. Omdat de veldgentiaan hier vroeger (tot eind jaren ’90) groeide en van heel Voorne is verdwenen (wel nog op Goeree) is een herstelplan uitgevoerd. De graslanden zijn ondanks schapenbeweiding (twee weken kort in november) verruigd (te hoog) en aanvullend beheer is dan gewenst. Er is voorgesteld om twee kommen te spragelen (zie foto) en 1 kom met ruige moeraskruiden licht te plaggen. Ook wordt gepleit voor een hoger waterpeil in de vele omringende sloten van dit voormalige tuindersgebied zodat in het duin de vochtminnende planten mee kunnen profiteren.
Marten Annema inspecteert in juni 2022 het veld dat in aug. 2022 is gesprageld. Het verspreid voorkomen van bijzondere soorten als bevertjes, voorjaarszegge, tormentil, zeer lokaal hondsviooltje en veel tandjesgras toont dat er kansen zijn voor de veldgentiaan in dit laatste restant relatief intact gebleven en gedeeltelijk ontkalkt binnenduingrasland. Wel is er duidelijk sprake van vergrassing mede door de stikstofvervuiling.
Ligging van de drie proefplekken. Op de hoogtekaart kan je aan de omringende sloten goed zien dat het hier flink wordt ontwaterd.
Om de natuur te herstellen moet de beheerder niet alleen de hoeveelheid voedingsstoffen afvoeren en de graslanden openhouden, maar ook de waterstand proberen te verbeteren. Hier is ook een rol voor het Waterschap weggelegd want 2022 was een droog dieptepunt voor het duin en hogere peilen aan de binnenduinrand zijn meer nodig dan ooit.
Vanaf 2022 gaan we geduld oefenen of er nog kiemkrachtig zaad in de bodem aanwezig is en de soort terugkeert. Het Zuid-Hollands Landschap heeft haar verantwoordelijkheid voor de uit haar terrein verdwenen soort nu genomen. Veldgentiaan staat symbool voor zeer soortenrijke duingraslanden met tal van vlinders. Foto: Theo Baas
Met dank aan het Hugo de Vriesfonds die onderzoek en reportages mede mogelijk maakt. En ter afsluiting een dubbelbeeld uit het boek Duinen en mensen Voorne. Informatie of bestellen?
Klik hier voor grote versie in onze collectie dubbele beelden.
(door: Henk Terhell & Rolf Roos) Hier treft u dubbele foto’s, van vroeger en nu. Klik op de kaart en zie een unieke collectie dubbele foto’s die veel ingrepen vroeger en nu in de duinen van Voorne verhelderen.
Oude beelden zijn doorgaans afkomstig van het Streekarchief Voorne-Putten (met veel dank!) of het ansichtkaarten-archief van Frans Beekman, de meeste huidige zijn van de hand van Henk Terhell, tenzij anders vermeld. Redactie: Rolf Roos
Heeft u zelf ook zulke dubbele foto’s? Mail het ons.
Een groot deel van deze foto’s wordt toegepast in het boek Duinen en mensen Voorne, voorzien van uitgebreide toelichting.
(door: Rolf Roos m.m.v. Henk Terhell)
Bij het boek Duinen en mensen Voorne zitten 4 grote routes die een overzicht bieden op dit unieke en sterk veranderende kustlandschap. Hier de Kustroute. Voor uitgebreide toelichting en achtergronden: zie Duinen en mensen Voorne.
Andere routes bij het boek Duinen en mensen Voorne:
Dijkenroute langs de binnenduinrand
De Grote Ommeloop van de duinen van Oostvoorne
De Grote Ommeloop van de duinen van Rockanje
Omdat de Dijkroute en de Kustroute hetzelfde begin en eindpunt hebben zijn ze heel goed te combineren in een pittige, ruim 50km lange, Grote Ommeloop van Dijk en Kust.
Voor de oriëntatie hebben we aantal keren strandpalen gebruikt. Helaas zijn 1 t.m. 5 en 17 t.m. 19 verdwenen. Of toch niet? Geef het ons door.
Strandpaal 13 nabij Tweede Slag Rockanje; foto Martijn de Groot
Strandpaal 7, de enige betonnen langs de Voornse kust.
Veel strandpalen zijn te vinden op de strandpalensite van Martijn de Groot.
Veel historische beelden, ook langs de kust, staan online in de Duinen van Voorne vroeger en nu.
Tekst: Rolf Roos m.m.v. Nol Freijsen
Zie voor een overzichtsverhaal over de dijken aan de binnenduinrand en hoe het samenspel tussen duin en dijk zich in 500 jaar ontvouwde: het boek Duinen en mensen Voorne. Daar tref je ook meer informatie over alle locaties. De pdf van de route in het boek is hier als voorpublicatie te zien. Reacties? Graag onderaan dit bericht of per mail.
In Memoriam dijkenkenner Nol Freijsen (1934 – 2021).
Zie ook: Kustroute: van Quackgors tot Kruiningergors
Omdat de Dijkroute en de Kustroute hetzelfde begin en eindpunt hebben zijn ze heel goed te combineren in een pittige, ruim 50km lange, Grote Ommeloop van Dijk en Kust. De route is ook op die fiets door de polder en langs Brielle terug te rijden, zie de kaart.
Route bij het boek Duinen en mensen Voorne
Tekst: Rolf Roos met medewerking van Bob Benschop, met dank aan Jan Alewijn Dijkhuizen
Geen route voor watjes of drukdruk-bezoekers die een snelle natuursnack wensen. Je moet er wat voor doen, je willen verdiepen. Op deze ommeloop komt in ruim 8,5 km en meer dan 25 tussenstops de hele staalkaart van natuur en historie van de Duinen van Oostvoorne langs. Van oud naar jong en weer terug. Van zoet naar zout. Van onder NAP tot bijna 13m hoog.
Vanuit Tenellaplas gaat het via de oude Heveringen en sluippaadjes, langs De Sipkesslag met meertjes en het Duintje van Dick, het Pitje van Praal en Schelpenpad naar het Vliegveld. Vandaar langs de Molenkreek naar het Parnassiavlak, onderdeel van het Groene Strand. Dan langs de zoute kust van het voormalige autostrand, thans de Slikken van Voorne van het Zuid-Hollands Landschap en bijzondere strandhaken weer het duin in over het A.J.Bootpad via o.a het Van Itersonbos richting het Locomotiefpad en dan tenslotte langs de Kleine Heveringen weer terug naar de heemtuin bij Tenellaplas. Voor wie wil weten hoe dit duin is ontstaan, hoe het is gebruikt, welke hoogtepunten er zijn, welke keuzes er te maken zijn t.a.v. beheer. In de duinen van Oostvoorne zijn in het kader van het boek ‘Bloeiende duinen‘ speciaal voor plantenliefhebbers kortere rondjes gemaakt met kenmerkende planten (‘hotspots’ ): Tenellaplas e.o., Heveringen, Parnassiavlak.
Op de kaart hieronder ruim 25 locaties die je gezien moet hebben om het duin te leren kennen. Info is per locatie aan te klikken. Achtergronden bij deze route staan in het boek Duinen en mensen Voorne.
Route bij het boek Duinen en mensen Voorne
Tekst: Rolf Roos, met dank aan Theo Briggeman, Han Meerman en Henk Terhell
Op deze ommeloop komt in ruim 10 km en 30 tussenstops de natuur en historie van de Duinen van Rockanje langs. Het is hier al eeuwen grotendeels zoet en de flora is er ongekend rijk. Bos- en duinvogels laten zich zien en horen. Grote delen van het duin zijn rond 2007 van bos en struweel ontdaan en de resultaten kun je nu zien en horen. Voor wie wil weten hoe dit duin is ontstaan, hoe het is gebruikt, welke hoogtepunten er zijn, welke keuzes er gemaakt zijn t.a.v. beheer: zie nadere uitleg staan in Duinen en mensen Voorne, hier alleen de highlights.
(door Rolf Roos) De Eerste Zanderij, slechts 0,1 hectare groot, ligt nabij het Breede Water aan de rand van het landgoed Strypemonde, Rockanje. De zanderij is ontstaan in 1965 (en niet zoals het voorlichtingsbord ter plekke vermeld in 1966) door zandwinning voor (lokale) kustversterking. Het bijzondere is dat de vallei op advies van bioloog Ger Londo (1935-2018) zodanig is ingericht dat de voorwaarden voor een vochtige duinvallei optimaal werden gemaakt: in de winter net onder water, in de zomer grotendeels droogvallend en met heel geleidelijke oevers. Hier kreeg natuur opnieuw een kans en dat was een halve eeuw geleden echt pionierswerk. Van minstens evenzo groot belang is dat Londo van 1965 tot en met 2002 jaarlijks de vegetatie volgde en dit publiceerde, zodat we van die periode een uitstekend beeld hebben. Dit is volgens de methode van Londo herhaald in 2022. Van 0 soorten in 1965 naar maximaal 78 in 1995 om daarna licht te dalen. En hoe staat het er nu voor?
Zie: de rapportage voor Natuurmonumenten als pdf
Conclusie: we zien een ouder wordende vallei met meer dan een halve eeuw hetzelfde beheerregiem (nazomer maaien, geen beweiding), waarin successie & klimaat zichtbaar zijn, inclusief het langzaam aan verschijnen van soorten van (lokale) ontkalking. In de winter is hier nog steeds aanrijking door kalkrijk grondwater. Daarnaast is de invloed van de omgeving door aanvoer van zaden van bomen en struiken groot. De vegetatie is zeer divers en rijk aan Rode Lijstsoorten, waaronder de minder concurrentiekrachtige en vele moeraskruiden.
Zie: de tabel met alle soorten per jaar.
Een toelichting bij lijsten met waarnemingen 1900-2021
Door: Rolf Roos
Met dank aan Adrie van Heerden, Erik Ketting, Dick van der Laan, Tim Pelsma en Nico van der Wel
Voorstudie voor het boek Duinen en mensen Voorne (2023)
Publicatiedatum: 7 april 2023, online op www.duinenenmensen.nl
Inhoud:
Inleiding; Hoe je kijkt bepaalt wat je ziet.
Methode
Belangrijkste bevindingen
– Totaal aantal soorten en constante soorten
– Opvallende zaken per periode/Verdwijnen en verschijnen
Bijlages:
Samenvatting
Voorne is floristisch rijk (meer dan 1000 soorten sinds 1874). Zeer rijk ook aan Rode Lijstsoorten (174 soorten), maar die kennen een grote dynamiek: minder dan de helft daarvan is 120 jaar constant present. Dat in de meest recente periode juist minder soorten uit de categorieën ‘Ernstig Bedreigd en Bedreigd’ voorkomen, is opvallend.
De rijkste periode is 1950-1999. Of Voorne rijker is dan andere duingebieden, is met deze methodiek niet uit te maken (zie hiervoor van Heerden in het boek Duinen en mensen Voorne 2023 en online), maar dat het gebied incl. binnenduinrand en slikken nog steeds van groot belang is voor de biodiversiteit, is evident.
Voorne is o.a. van bijzondere betekenis voor veenreukgras (alleen hier in de duinen), kleine valeriaan (alleen hier in de duinen met vele vindplaatsen), moerasgamander (alleen hier in de Nederland) en in mindere mate voor groenknolorchis (zie portretten van deze soorten in Duinen en mensen Voorne, 2023). De aantallen soorten van de Rode Lijst zijn zeer groot, met een maximum in de periode 1950-1999.
Dit artikel vormt mede de onderbouwing van het hoofdstuk 0ver de flora in Duinen en mensen Voorne en bevat de onderliggende data.
Inleiding
Doel van deze analyse: Voor heel het Voornse duingebied, Slikken en Oostvoornse Meer en binnenduinrand een vergelijking maken van de soortensamenstelling in drie periodes: 1900-1949; 1950-1999; 2000-2021. Voor de vergelijking met andere duingebieden en de verandering van soorten is het gebied beperkt tot het ‘echte’ duingebied.
Wat vergelijken we: (per periode) het aantal soorten, het aantal Rode Lijst-soorten en van enkele specifieke soorten bekijken we de verspreiding na 2000 (kaartjes Waarneming.nl) en gebruiken we gegevens van Natuurvereniging Hollandse Delta.
Kader: Hoe je kijkt bepaalt wat je ziet
Dat klinkt filosofisch, maar het wordt concreet. Naar de wilde flora wordt verschillend gekeken en dat geeft ook verschillende uitkomsten. Als je wilt weten of in een gebied X de soortenrijkdom na 20 jaar is veranderd, dan is er wellicht maar 1 goede methode: persoon A had in het eerste waarnemingsjaar een heldere omlijnde methode (bv. een vaste route in een vast omlijnd gebied en een vaste opvatting over hoe er geteld moest worden en persoon A keek niet meer dan bv. 40 uur in totaal in dezelfde tijd van het jaar) en die methode kon dezelfde persoon A 20 jaar later weer herhalen. Alle moeilijkheden lijken zo omzeild te worden. Persoon A kijkt waarschijnlijk even goed en kent de soorten na 20 jaar minimaal even goed. Omdat de tijdsduur van kijken ook bepaalt, hoeveel je ziet, is het erg mooi als dat constant is. Als dan bovendien ook op dezelfde plekken en liefst langs eenzelfde route is gekeken, dan valt er wat te vergelijken.
Maar de praktijk is natuurlijk veelal anders: delen van een gebied bestaan niet meer, routes veranderen. Nog meer moeilijkheden: soorten worden nu anders ingedeeld en is wat ik nu zie wel hetzelfde als vroeger? En last but not least: persoon A deed alleen een route in een klein gebied, een steekproef, en wat zegt dat nu over heel Voorne? Al deze problemen horen er bij. We vergelijken lijsten van heel Voorne vroeger en nu en beseffen dat we te maken hebben met randeffecten (de grenzen van het gebied), waarnemerseffecten (meer mensen met meer uren zien steeds meer en andere soorten al is er een theoretisch plafond). Vergelijken in de tijd is dan hachelijk, wat ook geldt als je een nauwkeurige steekproef neemt (alleen een klein deelgebied of een vierkante km).
Veel netter en nauwkeuriger wordt het als er exacte proefvlakken (bv. 4 bij 4 m) worden uitgezet en worden gevolgd, bv. eens in de vijf jaar. Dat gebeurt ook, maar het nadeel van de nauwkeurigheid is natuurlijk dat je wel 100 proefvlakken kunt opnemen (en dan iets over trends in de tijd kunt zeggen), maar dan nog maar een zeer klein deel van het gebied bestrijkt. Dat blijkt ook uit de soortenaantallen die in ogenschouw worden genomen. Bij heel Voorne in 120 jaar treffen we ruim 1000 soorten, bij een selectie van 12 kilometerhokken over ca 50 jaar ruim 800 soorten, bij kleine proefvlakken nog geen 500 soorten. (zie verder Van Heerden). Kortom: hoe je kijkt, bepaalt wat je ziet. Een andere methode geeft bijna altijd een andere conclusie of een andere nuance, maar ondertussen kan er, bij gebruik van meer gezichtspunten (methodes), wel een steeds duidelijker beeld verkregen worden. Iedere methode heeft ook zijn eigen doel. Zo kan bij een totaal lijst geconcludeerd worden dat een soort verdwenen of verschenen is in het hele duingebied. Bij kleine proefvlakken kan je ook zien of een soort, gevonden in b.v. 43 proefvlakken, achteruit is gegaan naar 11 proefvlakken. De proefvlakmethode is opgezet voor vegetatieontwikkeling te volgen. Het meeste inzicht krijg je met een combinatie van methoden. Wil je tamelijk exact kijken dan moet je een klein gebied volgen. Zie onze rapportage over de Eerste Zanderij (1966 -2022) op basis van eerder onderzoek van Ger Londo
Methode
Hoe gingen we bij deze analyse te werk? We zijn uitgegaan van naamgeving uit de Heukels’ Flora van Nederland 24e druk (Duistermaat, 2020) en lijsten met waarnemingen in de periode 2000-2020 die de Natuurvereniging Hollandse Delta ter beschikking stelde en van FLORON (voor heel het duingebied). Daarvan is een overzicht gemaakt. Deze lijst, oorspronkelijk met bijna 1500 taxa (inclusief hybriden, geslachten, fout gedetermineerd materiaal, etc.) is opgeschoond (o.a. ‘niet-wild’ is verwijderd). Deze is aangevuld met lijsten afkomstig van het voormalige biologisch veldstation Weevers’ Duin (gegevens periode 1960-1985) en waarnemingen van enkele bijzondere soorten die in 2021 en 2022 in het veld zijn onderzocht (zowel de grote als de dichte muggenorchis, harlekijn, veenreukgras, hartgespan, pilzegge). Leidraad voor ‘wild’ of ‘niet wild etc.’ was de Flora van Nederland 24e druk (2020); andere naamgeving voor dezelfde soorten in vroegere periodes is aangepast aan de inzichten van de Flora van Nederland 24e druk (2020).
In de bronexcel is de sheet ‘WILD+INGEB’ te vinden met ruim 1000 soorten uit de periode 1900 – 2020 na opschoning. Het gaat om oorspronkelijk inheemse en ingeburgerde soorten.
Opgeschoonde en dus verwijderde of foutief gedetermineerde soorten staan in de sheet ‘Niet wild etc.’ en omvat ruim 400 soorten die niet zijn opgenomen. Ze voldoen aan een of meer van onderstaande criteria:
Uiteindelijk bleven zo ruim 1000 soorten over voor nadere analyse, gegroepeerd in drie hoofdperiodes: 1900-1949, 1950 -1999, 2000- 2020; enkele opmerkingen over de 19e eeuw werden toegevoegd.
Belangrijkste bevindingen
Totaal aantal soorten en ‘constante’ soorten van de Rode Lijst
Er werden door ons 1021 soorten geaccepteerd en opgenomen voor de periode 1900-2020, waaronder 174 soorten van de Rode Lijst (2012). Dit aantal is aanzienlijk hoger dan doorgaans over Voorne wordt vermeld (ca 750 totaal, waarvan maximaal ca 80 Rode Lijst). Mogelijke redenen hiervoor zijn (de eerste kunnen ‘echte’ voor- of achteruitgang onderbouwen) zijn o.a.:
Kader: Terug in de tijd
Kijken we naar de relatief schaarse gegevens uit de 19e eeuw, dan valt de afwezigheid van vele bossoorten (o.a. de sleutelbloemen, akelei) op, maar wel is al moerasgamander present (van Eeden, 1874). De bescheiden lijst met soorten in 1887 (minder dan 400) lijkt primair een weerspiegeling van veel minder waarnemers. Specifiek 19e eeuwse soort: hondspeterselie is als lokaal algemeen tot de eerste helft 20e eeuw in Voornes’ duin en in de Heveringen, die in 18e eeuwse bronnen (Kluit, 1777) al geroemd werden om de bloemenrijkdom (m.n. voor medicinale toepassingen in die tijd).
Voor de eerste helft van de 20e eeuw vallen weer een aantal verdwenen akkerbloemen op zoals akkerboterbloem, akkerdravik, gele ganzebloem (recent weer veel uitgezaaid in bijenmengsels) en windhalm. Van alleen voor de oorlog is ook de kalketrip bekend, inclusief een vage foto.
Nadere analyse Rode Lijst soorten
Speciale aandacht verdient het aantal soorten dat in de hele periode is waargenomen: 587 waarvan 80 van de Rode Lijst (zie ook ONLINE de tabel met alle Rode Lijstsoorten op Voorne en in welke periode ze zijn waargenomen). Hieronder is een aantal die in het kustgebied (vrijwel) alleen in de Voornse duinen voorkomen zoals veenreukgras en moerasgamander (zie verder pag.xxx). Voorne is ook van groot belang voor ook nu nog frequent aangetroffen Rode Lijst soorten als platte bies, weegbreefonteinkruid, voorjaarsganzerik, kleine steentijm, voorjaarszegge, slanke gentiaan en kleine valeriaan. Het belang van enkele andere ‘constante’ soorten verdient relativering. Zij zijn zijn na 2000 slechts van een enkele vindplaats bekend en daardoor extra kwetsbaar: o.a. vlozegge, beemdkroon en ruw gierstgras.
Kruisbladgentiaan en stengelloze sleutelbloem zijn voor 1950 aangeplant, verwilderd en als ingeburgerd te beschouwen. Van de orchideeën noemen we de teruglopende aantallen groenknolorchis, de harlekijn (alleen recent wild in particulier deel van Stekelhoek en daar toenemend en de muggenorchis: al in 1887 gesignaleerd dan (na vooroorlogse afwezigheid) met duizenden (mond.med. van der Laan) in de muggenorchisvallei van rond 1965, en recent alleen opgedoken in bescheiden aantallen op Stekelhoek en het Groene strand.
Meest voorkomende rode lijst soorten (binnen Voorne (in alle geschikte biotopen) lijken:
Gewone agrimonie |
Stijve ogentroost |
Rode ogentroost |
Scherpe fijnstraal |
Geelhartje |
Parnassia |
Gewone vleugeltjesbloem |
Opvallende zaken per periode/Verdwijnen en verschijnen
In de vooroorlogse periode zijn veel minder soorten zijn waargenomen, wat we grotendeels aan een waarnemerseffect willen toeschrijven. Men miste ook soorten die er mogelijk wel al waren, zoals weegbreefonteinkruid. Grasachtigen en waterplanten waren gewoonweg minder in the picture of men had er geen interesse in. Ook nu nog zijn de grassen voor floristen lastig, maar de kennis is duidelijk toegenomen. Steeds meer worden ook adventieven en verwilderde soorten genoteerd.
Maar ook het landschap veranderde. In de loop van de 20e eeuw kwamen door de kustaangroei (na 1910, 1926, 1934) steeds andere duinregels en duinvalleien en zelfs een compleet duinmeer tot ontwikkeling (Breede Water) met gedurende de vegetatiesuccessie nieuwe kansen voor soorten om zich te vestigen en te handhaven. Mede door het vele naoorlogse veldonderzoek, maar vooral door de kwaliteit van de duinterreinen ende fase van ontwikkeling, is de periode 1950-2000 het rijkste aan Rode Lijstsoorten: naast de 80 soorten van alle periodes waren er 28 ‘unieke’ RL soorten die alleen in deze periode voorkwamen. We noemen o.a. handjesereprijs, dwergvlas, kleine tijm, bochtige klaver en liggend bergvlas. Daarnaast waren er nog 14 RL soorten die alleen uit de 20e eeuw bekend zijn en 35 die pas na 1950 verschenen zijn (waaronder poppenorchis, soldaatje (beiden weer verdwenen) en zwarte rapunzel die zich handhaaft). Dit brengt de totale rijkdom in de tweede helft 20eeeuw op 157 Rode Lijstsoorten. Van de hele 20e eeuw (maar daarna verdwenen) noemen we nog veldgentiaan, rozenkransje, honingorchis, blonde zegge, kruipend moerasscherm en Spaanse ruiter.
Dan de periode na 2000: opvallend veel soorten (meer waargenomen dan ooit) maar relatief weinig ‘unieke -die alleen in die periode werden gezien- ’ soorten: nl. 17. Maar met toch enkele opvallende ‘nieuwkomers’: duifkruid, geel zonneroosje (ingeburgerd), welriekende agrimonie, bospaardenstaart en klavervreter, een van de weinige bremrapen op Voorne (dat onbegrijpelijk arm is aan de walstrobremraap). Totaal aantal gesignaleerde RL soorten na 2000: 131, een respectabel aantal, maar onmiskenbaar lager dan de ‘bloeiperiode’ 1950- 1999 toen 153 RL-soorten werden genoteerd. Gulden sleutelbloem, echte guldenroede en galigaan zijn present. Ruwe klaver en gestreepte klaver zijn echter zeer mondjesmaat aanwezig, terwijl de draadklaver recent (na dijkverhoging van de Noorddijk bij Oostvoorne) is verdwenen.
Zien we ruwweg een verschraling in de soorten van duingraslanden en duinvalleien, soorten van bossen en bosranden doen het ‘goed’, al dan niet na aanplant en verwildering: o.a. maretak, bospaardenstaart, kleinbloemige roos, viltroos en bostulp. Maar ook bossoorten als boskortsteel, bosgierstgras en eenbloemig parelgras worden aangetroffen, al dan niet na initiële introductie en verwildering.
Bijlage 1. Bronnen die verwerkt zijn in de soortenlijsten
Van Eeden ( 1874) : https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2021/02/FWvEedenLijstfloraVoorne1874.pdf
1887: verslag van Suringar et al. In NKA (gepubliceerd 1889) https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2022/09/Natura1934-Voornenummer-Tekst-herkend.pdf
1900-1949, 1950-1999, 2000-2020: Lijsten FLORON;
1985: waarnemingen via Weevers duin vanaf ca 1955; Lijst via Joop van Heeswijk in archief Piet Mout KNNV Voorne, aangevuld met van der Laan, 1990 en van der Laan 2021 (mondeling)
Waarneming.nl 2000- 2021: alle waarnemingen uit waarneming.nl; duinen Voorne via Natuurvereniging Hollandse Delta in periode 2000-tot 2021 plus eigen waarnemingen Rolf Roos (RR) en Erik Ketting (EK) 2010-2021 plus aanvullingen van :
FLORON Rode Lijst Vaatplanten 2012
Bijlage 2 Keuzes
Deelgebieden: 2000-2020 Waarneming.nl: We hebben ‘Oostvoorne dorp’ en ‘Heemtuin Tenellaplas’ (die zich net als heemtuin Mildenburg in databases gedragen als dierentuinen waarvan de poorten wijd open staan), niet meegenomen in de analyses
De volgende soorten werden ons inziens ten onrechte als wild ingevoerd in waarneming.nl en zijn niet meegenomen omdat ze een te sterk vertekenend beeld geven over de rijkdom:
Genista tinctoria
Betonia officinalis
Epipactis atrorubens
Cephalanthera rubra
Hieracium maculatum
Platanthera bifolia en P. chlorantha
Saxifraga granulata
Neottia nidus-avis
Consolida regalis
Myrica gale
Pinguicula vulgaris
en (in speciaal zuur milieu ter plekke) Avenella flexuosa en Juncus squarrosus; ook zijn soorten geschrapt als Lathyrus palustris.
Zie (oude, nl. 1990) lijst Heemtuin Tenellaplas: https://duinenenmensen.nl/wp-content/uploads/2021/08/Plantenlijst-heemtuin-1988-1990-totaal.pdf
Een recente lijst Tenellaplas bleek bij navraag niet beschikbaar.
Soorten van echt zure grond zijn een probleem want deze bodem is nergens actueel aanwezig en ook krijgen we geen zicht op hoe dat vroeger was. Ook een aantal ‘pleistocene’ soorten is afgevoerd maar het houdt iets arbitrairs. Sommige geschrapte soorten horen bij de makkelijk te verwisselen soorten: naaldwaterbies i.p.v.‘duinsoort’ de armbloemige, ruige leeuwetand i.p.v. duinsoort kleine leeuwetand, trekrus i.p.v. ijle rus etc Bij enkele toch behouden soorten (want bv twee keer op een lijst) blijven twijfels knagen: het heidekartelblad. De vroeger gemelde pilzegge werd in 2022 teruggevonden. Er waren meer dubieuze gevallen: duinplanten met een dubieuze herkomst, waarvan we enkele die we wel hebben geaccepteerd die hieronder worden genoemd.
Helianthemum nummularium, ook in Tenellaplas (na 2000); wordt wel in duin als wild beschouwd want ingeburgerd op vele plekken; herkomst uit Tenellaplas is aannemelijk, net als bij Viscum album.
Melica uniflora is al vooroorlogs al bekend is dus mogelijk geen ‘Tenellaplas’ soort (geheel in lijn met de geringe interesse van Sipkes voor grasachtigen).
Veronica longifolia heeft een verspreiding op de begraafplaats in Rockanje, nabij Tenellaplas als rond de Sipkesslag en de populaties daar breiden zich mogelijk uit. Volgens Niels Eimers van waarneming.nl betreft het hier de lange ereprijs groep – Veronica Sec. Pseudolysimachium.
Aanplant van 3 soorten sleutelbloem is zo goed als bewezen (bv. de stengelloze 1932, zie Sipkes, 1950), dan wel hoogst waarschijnlijk (beide andere soorten). Ze handhaven zich nu al vele generaties en beschouwen we als ingeburgerd. Dan de enige plant waarvan Westhoff 1950 meldt dat Sipkes deze in duin heeft geplant (ook Stekelhoek): Gentiana cruciata. Gezien de vele vindplaatsen op geheel natuurlijk ogende habitats (noordhellingen, hoog in vochtige valleien) beschouwen we deze inheemse soort eveneens als hier ingeburgerd.
Andere bewezen aanplant (van der Aart, mondelinge mededeling: venusschoentje (weer verdwenen) en Petasites spurius (doodgespoten).
Kwestieus maar wel laten staan: Dryopteris cristata (alleen vermeld in 1985).
Wel opgenomen soorten met m.n. een verspreidingsgebied (ver) buiten de duinen die in principe ‘verdacht’ zijn; (deels) als escapes of mogelijk aanplant beschouwd maar nu wel in lijst opgenomen als ‘wild’, want soms al rond 50 jaar aanwezig en zich handhavend c.q. verspreidend of verschillende keren in soms 150 jaar gemeld, waaronder:
Adoxa moschatellina
Allium carinatum
Cardamina amara
Cardamine bulbifera (o.a. Strypemonde en Overbosch)
Chrysosplenium alternifolium
Lilium martagon (is al bijna een eeuw nabij de Vogelpoel/Breede water aanwezig; er zijn geen bronnen die uitplant aannemelijk maken).
Luzula sylvestris
Phyteuma spicatum ssp. nigrum
Omgrenzing en data beschikbaarheid
Deelgebieden: duingebieden zoals onderscheiden op Weevers’ Duin (zie kaart schutblad achterin) , d.w.z. duinterreinen van NM en ZHL en aantal particuliere landsgoederen, het Kruiningergors plus enkele dijken binnenduinrand zoals Noorddijk (2 stuks), Heindijk en Schapengorsedijk.
De FLORON lijsten bevatten door de basisstructuur in kilometerhokken vele randzones en zijn er ook daar relatief meer ‘urbane’ soorten te verwachten. Die zijn deels afgefilterd op basis van terreinkennis en beschikbare lokatiegegevens.
Lijsten van waarneming.nl boden ook enig inzicht in deelgebieden. Deze lijsten hebben als nadeel dat er veel foute meldingen in staan en er veel kritisch nalezen noodzakelijk is; anderzijds is de datastroom groot (als je toegang hebt), maar worden soortkarteringen van terreinbeheerders niet gepubliceerd, waardoor een meer compleet beeld niet eenvoudig is. Voor de transparantie van bereikte resultaten van beheer en voor objectieve analyse van hoe gebieden zich ontwikkelen is hier nog een slag te maken. Die kan beginnen met het online plaatsen van onderzoeksrapporten van terreinbeheerders (zonder de exacte vindplaatsgegevens).
Wild of niet?
We volgen in principe de Verspreidingsatlas van FLORON en de Flora, waarbij soorten met kleine letters aldaar niet in onze lijst zijn opgenomen
Geschrapt zijn taxa die alleen een aanduiding op geslachtsniveau hebben (bijv. Tilia spec.). Ondersoorten zijn in de regel wel opgenomen als deze 120 jaar duidelijk te volgen zijn.
Aanduiding Rode Lijst (2012)
NB op eerdere lijsten (van der Laan, 1990) zijn div. soorten als RL opgevoerd maar conform 2012 geen RL-soort meer. Dat zijn o.a.
Anagallis tenella
Arabis hirsuta
Campanula trachelium
Convolvulus soldanella
Crambe maritima
Euphorbia cyparissias
Medicago minima
Melica uniflora
Ophrys apifera
Origanum vulgare
Orobanche caryophyllacea
Verbena officinalis
Vulpia bromoides
Als omissies in waarneming.nl beschouwd (wel voor 2000-2020 bekend maar niet in 2000-2020 bij waarneming.nl genoteerd )
Crepis biennis
Galinsoga parviflora
Anthoxanthum nitens (voorheen Hierochloe odorata (eigen waarnemingen 2021)
Holcus mollis
Matricaria chamomilla
Phalaris arundinacea (wel in opnamen provincie)
Rorippa amphibia
Sagina maritima
Door bioloog Adrie van Heerden is ten behoeve van het boek Duinen en mensen Voorne een uitgebreide voorstudie gemaakt van de flora van Voorne. Hij deed dit op basis van enerzijds de gegevens in kilometerhokken (vakken van van 1 bij 1 km): met door met name vrijwilligers bijeengebrachte data (FLORON) en anderzijds de gegevens van kleine proefvlakken die door de provincie Zuid-Holland jarenlang door vakmensen worden onderzocht en hem ter beschikking werden gesteld.
De ongekende rijkdom van Voorne springt ook in deze vergelijkende studie in het oog, waarbij opvalt dat herstel van de natuur door vele projecten op Voorne minder uitgesproken is dan bij andere duingebieden, zoals Meijendel. Opvallend is ook dat diverse planten van bosranden het niet goed doen, terwijl echte bosplanten wel toenemen. Enkele soorten van open duin (bv. zeewinde) en planten van zilte bodems (bv. melkkruid) doen het veel minder, uitheemse soorten springen steeds meer in het oog.
Lees hier zijn rapport (pdf).
Rijkdom van de flora in de Duinen van Voorne en vergelijking met andere duingebieden (1900-heden)
Reacties op basis van eigen onderzoek zijn altijd welkom!
Zeewinde
Rolf Roos, 1 december 2022
Voor me ligt een even wonderlijk als bijzonder boek. Het eerste hoofdstuk, de eerste paragraaf van deze ‘Nova Flora Neerlandica deel 2’ luidt: ‘De geschiedenis van de Nederlandse caricologie’. Kortom een werk dat de auteurs niet schreven voor de gemiddelde geraniumliefhebber, maar voor de vastbijters die weten dat ‘caricologie’ de ‘kennis van het geslacht Carex’ betekent en ‘Carex ‘ een plantengeslacht is dat de onbeduidende Hollandse naam ‘zegge’ heeft gekregen. Dat het boek niet gewoon de ‘Nieuwe Nederlandse Flora’ heet, verkleint de afstand tussen auteurs en beginnende plantenliefhebber niet, maar dit zal geheel onterecht blijken. Het binnenwerk is goed verzorgd Nederlands.
Van de 235 Europese zeggesoorten komen er ruim 60 in ons land voor. Laat u niet uit het veld slaan. Sta even stil hoeveel soorten zegge u zelf kent en spiegel dat aan de geboden collectie. In de duinen en langs de kust staan vele soorten, van zandzegge tot dwergzegge, van blauwe tot zilte zegge.
Al die zegges hebben op het eerste gezicht een minder aantrekkelijk uiterlijk (sprieterig, groen, bruin, propperig), maar wie zich buigt, op de knieën gaat en oog heeft voor de details in de kleuren bruin, geel en groen wordt getrakteerd op een floristisch driesterrenrestaurant. Meteen het hoogtepunt: de vlozegge met bij aanraking en na rijping wegspringende bloemdelen. Frappant bij de vlozegge is het vlo-achtige uiterlijk dat de zgn. urntjes hebben. NB ‘urntjes’ is een term die alleen caricologen gebruiken: het zijn de mini-doosjes met daarin verstopt de bloemdelen, waar tijdens de bloei meeldraden of stempels uithangen, en die later het zaadje bevatten.
Vlozegge met naar beneden hangende urntjes die bij aanraking wegspringen. Foto uit besproken boek.
Kortom een boek om van te smullen, al is dat niet het doel. Het doel is ordening. Welke soorten en ondersoorten zijn er en hoe houd je die uit elkaar. Met topfoto’s uiteraard, zoals van de vlozegge.
Er is een waar legioen van kleine zeggesoorten, die meestal groeien in natte gebieden en ingetogen en niet zelden ook bedreigd zijn, met een paar uitzonderingen. De droogteminnende, uiterst algemene en door ‘stikstof’ zelfs woekerende zandzegge in duinen en op zandgronden is de meest opvallende. De grote hangende zegge, zeer zeldzaam in het wild voor 1990, is in enkele decennia overal in natte bossen en plantsoenen komen groeien, zonder dat daar een goede verklaring voor wordt gegeven. De hand van de tuinman en veel kiemkrachtig zaad spelen een rol. Warmte wellicht? En die dwergzegge van jonge duinvalleien: fors vooruit gegaan door honderden herstelprojecten: kale vochtige bodems waren de nieuwe zaaibedjes.
De schijnbaar economisch nutteloze zeggen zijn een feest voor ecologen, vegetatiekundigen en plantensystematici. Maar de plantenkenners zitten in een vreemde spagaat. De geschiedenis leert dat elke zeggegids dikker wordt, de biodiversiteit in ons land neemt als geheel toe. Dat heeft twee hoofdoorzaken: meer kennis (zo werd zelfs de verloren gewaande veenzegge in 2006 in ons land (terug?) gevonden) en steeds meer verwilderende import. Ook bij deze groep planten blijken namelijk vele nieuwkomers te arriveren, waaronder opvallend veel Amerikanen, en langzaam een plek in ons landschap te vinden. Maar in het natuurrijke landschap zelf zijn de kritische zeggensoorten van blauwgrasland en moeras nog wel aanwezig. Vaak uit landbouwgebieden verdreven tot in de resterende natuurreservaten. Natuurlijk, bermzegge staat nog overal en moeraszegge groeit langs sloten en kanalen, maar de kleintjes, daar gaat het om. De nietige vlozegge, die een urenlange zoektocht waard is, is de heilige graal voor de zeggeliefhebber. Bovendien zijn vlozegges, net als veel andere zegges, door hun fijnzinnige voorkeur voor een bijzonder milieutype buitengewoon schaars. Kijk op de rand van net niet te natte, oudere, licht verzuurde duinvalleien met een beetje kalkrijke kwel.
Drienervige zegge. Foto Ronald van Wijk.
Dat uitgerekend die ene soort waarvan ons landje het hart vormt van een klein Europees verspreidingsgebied, de veel in duinvalleien voorkomende drienervige zegge, het lelijkste jongetje van de klas is, maakt de uitdaging om ze in mooie boeken te beschrijven er alleen maar groter op.
Bestellen bij de KNNV-uitgeverij via deze link. 39,50
Verslag van het symposium op 19 november 2022 in Oostvoorne
Nico van der Wel
Op 19 november organiseerden Natuurvereniging Hollandse Delta en Natuurmedia een symposium over de duinen van Voorne. Zo’n honderd mensen waren naar Cultureel Centrum De Man in Oostvoorne gekomen. Natuurbeheerders, de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en bestuurders van gemeente en waterschap lieten hun licht schijnen over natuur, milieu en ook landbouw en recreatie op Voorne. Rolf Roos gaf inkijkjes in het komende boek ‘Duinen en mensen Voorne’.
Zowel Menno van Lopik (Zuid-Hollands Landschap) als Wouter van Steenis (Natuurmonumenten) vertelden over herstelbeheer. Dat is nodig om de successie, die door allerlei oorzaken erg snel gaat, tegen te houden. Het wegvallen van het konijn, de verminderde dynamiek vanuit zee (zand, wind, zout) en de overmaat aan de snelle meststof stikstof die maar blijft vallen – het zijn de voornaamste problemen waar beheerders mee zitten. Alles bij elkaar leidt dit tot meer bos en struweel en minder van de zeer soortenrijke open duinterreinen (droog duingrasland, duinvalleien). Natuurmonumenten heeft ongeveer 15 jaar geleden een flink areaal ontdaan van bos en struweel, wat toen een nieuwe koers in het beheer was. Tot die tijd liet men de verbossing min of meer begaan. Nu kiezen zowel ZHL als Natuurmonumenten voor zulk herstelbeheer, en ze werken ook aan structurele verbeteringen: betere verbindingen tussen open gebieden om isolatie van populaties te verhelpen (o.a. zandhagedis) en om migratie van konijnen vanuit de Maasvlakte mogelijk te maken. De resultaten zijn gunstig, maar beide sprekers waarschuwen dat ook aan herstelbeheer een eind komt, je kunt niet bezig blijven. Menno van Lopik voegde er nog een laatste bedreiging van de biodiversiteit aan toe: invasieve exoten als de Japanse Duizendknoop, watercrassula en, in duinwatertjes, de goudvis.
Wethouder Lies van der Pol van gemeente Westvoorne en lijsttrekker van D66 bij de gemeenteraadsverkiezingen van de nieuwe gemeente Voorne aan Zee, vertelde over de rol van de gemeente als het om natuur gaat. Heel eenvoudig gaat het dan om bijvoorbeeld het actief inzetten op ‘bomen laten staan’, aanplant van inheemse planten in plantsoenen en actief beleid voor natuureducatie op scholen. Op regionaal niveau is de opgaaf voor de gemeente om te komen tot regionale samenwerking als het gaat om het stikstofdossier en de aanzanding van de kust van Voorne. Wat dat laatste betreft: de kust van Voorne is sterk veranderd door de Deltawerken en de havenwerken en de gevolgen voor de recreatiesector zijn ingrijpend. De opgaaf is om een nieuwe balans te zoeken tussen landbouw, natuur en recreatie en nieuwe kansen te creëren.
Daar sloot Alex Ouwehand van de Natuur- en milieufederatie Zuid-Holland naadloos op aan. De uitweg is z.i. om voor Voorne te komen tot één visie op natuur, recreatie en landbouw – een integrale visie, dus niet denken in tegenstellingen en aparte domeinen, maar samenwerken en elkaar versterken. Daarvoor moeten we de genoemde kwesties (achteruitgang natuur, stikstof, perspectief voor landbouw en recreatie) gezamenlijk oplossen. Als dat lukt, dan is ook ondersteuning en financiering vanuit rijk en provincie mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan het stimuleren van natuur op het netwerk van dijken in het landschap. Voor een goed ontwerp daarvan is samenwerking nodig tussen agrariërs, natuurbeheerders en het waterschap – en het levert een mooier landschap waar recreanten en bewoners van kunnen genieten.
Dijkgraaf Jan Bonjer van Waterschap Hollandse Delta hield een enthousiast verhaal over de kansen die zo’n regionale samenwerking biedt. Hij illustreerde dat met succesverhalen uit het hele beheergebied van het waterschap, waarin waterbeheer, landbouwontwikkeling en natuur samengaan. Ook legde hij de nadruk op ‘breed kijken’: staar je niet blind op je eigen gebied maar bekijk ook het grotere verband. Een vraag uit het publiek naar de oorzaken van de kustverzanding leverde hem een perfect voorbeeld op. Hij betoogde dat het geen zin heeft om alleen naar Voorne te kijken. Het is tijd om voor de hele Delta te gaan inventariseren wat de negatieve effecten zijn van de Deltawerken en de havenwerken. Als je dat beeld compleet hebt, kun je ook reëel kijken wat je te doen staat en wat er mogelijk is.
Het slotakkoord van de middag kwam van voorzitter Theo Briggeman van Natuurvereniging Hollandse Delta. De duinen van Voorne hebben een hoge biodiversiteit, maar die krijgt klappen door de aanhoudende milieudruk en een aantal andere oorzaken. Helaas heeft Voorne de oplossing niet in eigen hand, omdat verreweg de meeste vervuiling van buiten de regio komt. Het zal behalve van lokale sectoren vooral van grote en kleine partijen in de omgeving moeten komen. Gemeente, provincie en het rijk moeten zich daarvoor inzetten. En wat de kustverzanding betreft: dat zullen we moeten accepteren. Het heeft geen zin om bijvoorbeeld te proberen de strandrecreatie te redden, die sector zal nieuwe wegen moeten zoeken. Net als voor de natuur en de landbouw geldt hier: gezamenlijk moeten we oplossingen vinden.
Theo Briggeman sloot af met de aankondiging van een Kenniscentrum Duinen van Voorne, een initiatief van Natuurvereniging Hollandse Delta, Streekarchief Voorne-Putten en uitgeverij Natuurmedia. Bij het maken van Duinen en mensen Voorne bleek heel veel informatie en beeld ‘overal en nergens’ te vinden. Het idee is om zoveel mogelijk informatie uit diverse oude en nieuwe bronnen en archieven bij elkaar te brengen. Denk aan materialen van het voormalige veldstation Weevers’ Duin (er is geen archief meer!) en de onderzoeken aan duin en kust van Voorne van diverse instanties uit de afgelopen decennia. Een mooi voorbeeld is ook het bestuursarchief van KNNV Voorne vanaf 1930, dat onlangs opdook. Ook persoonlijke documenten als dagboeken, excursieverslagen en waarnemingstabellen kunnen interessant zijn, maar ook bijvoorbeeld vakantie- of familiefoto’s. Het is de bedoeling om het verzamelde materiaal te ontsluiten via een speciaal portaal. Als u interessante stukken of foto’s of oude kaarten heeft – reageer onderaan dit artikel!
De presentaties op het symposium zijn terug te kijken op youtube: https://www.youtube.com/channel/UCJwjlUkqzOxt7QoC3eLoy8Q
Als inleiding bij elke spreker vertoonde Rolf Roos telkens een mooie dubbele pagina uit Duinen en mensen Voorne.
Boek Duinen en mensen Voorne bestellen of info over achtergronden?
(Frans Beekman)
Na de veldnamen van Meijendel (Holland’s Duinen nr. 79) en van De Beer (Holland’s Duinen nr. 80) is er in dit tijdschrift aandacht voor de tussenliggende duinen van Delfland. Plaatselijk zijn hier de duinen veel smaller dan ten noorden van Den Haag. Veldnamen van verschillende ouderdom verwijzen naar de landschappelijke historie. Oude kaarten en archieven geven informatie.
Lees hier het gehele verhaal als pdf. (Ontleend aan Holland’s Duinen 2022, nr.81: 49-57)
“De veldnamen in de duinen tussen Hoek van Holland en Scheveningen geven een goed inzicht op het landschappelijk verleden. Op de Oude Duinen wijzen namen van drinkpoelen (wapel, sol) op beweide duingraslanden (veld) met plaatselijk heide. De naam Eyckenduynen verwijst naar het eikenbos dat van nature op Oude Duinen groeit. Het eikenhakhout van Solleveld staat dus op een logische plek. Bijzonder in de omgeving van Den Haag is het gebruik van het aardige verkleinwoord ‘bosje’. De namen eindigend op –geest duiden op hoger gelegen bouwland. Sommige duinboerderijen kregen in de 17e eeuw een (zomer)recreatieve bestemming voor stedelingen. In de Jonge Duinen zijn er namen die eindigen op –berg of –duin voor hoge toppen. De namen van duinvalleien in de Westduinen bij Scheveningen eindigen vaak op –del, -pan of –veld en dat sluit aan op de veldnamen in de Oostduinen. Opvallend in de zeereep waren vroeger openingen waar schepen in de winter beschut lagen, met namen eindigend op –gat. De grote kustafslag van Delfland leidde een aantal keren tot verplaatsing van het vissersdorp Ter Heijde. Bij de Maasmond was er juist kustaangroei met zandplaten en gorzen, maar later ook kustafslag.”
Theo Briggeman & Piet Mout/Natuurvereniging Hollandse Delta
SAMENVATTING
Inleiding
Stikstof (N2) is een kleur- en reukloos gas dat overal om ons heen is. Ongeveer 78 procent van lucht bestaat uit stikstof. Stikstof is van zichzelf niet schadelijk voor mens en milieu. Maar er zijn ook verbindingen van stikstof in de lucht die wel schadelijk kunnen zijn. Dit zijn stikstofoxiden (NOx, verbindingen van stikstof en zuurstof, en ammoniak (NH3, een verbinding van stikstof en waterstof). Stikstofoxiden (NOx) komen vooral in de lucht terecht door uitlaatgassen van het verkeer en de uitstoot van industrie. Ammoniak (NH3) is met name afkomstig van dieren in de veeteelt. Een klein deel komt uit overige bronnen zoals industrie, de bouw en het verkeer. Boeren gebruiken mest van dieren en kunstmest om hun land te bemesten. Een deel van die mest komt vrij als ammoniak en komt zo in de lucht.
Stikstof: een probleem voor veel planten en dieren
Te hoge stikstofdepositie is allereerst een probleem voor de bodem. Vervolgens voor de planten, de insecten, vogels en tot slot het gehele ecosysteem. Door een teveel aan stikstof verzuurt onze bodem. Daardoor verdwijnen mineralen zoals kalk en magnesium uit de bodem. Daar zijn planten afhankelijk van. Zonder kalk en magnesium gaan ze dood. Omdat een overmaat aan stikstof ook een overmaat aan plantenvoeding inhoudt, verdwijnen planten die een voorkeur hebben voor voedselarme grond, waaronder veel bloeiende kruiden die belangrijk zijn voor insecten en vogels.
Voor de planten leidt een te hoge stikstofdepositie tot een verstoorde balans van voedingsstoffen. Dat heeft tot gevolg dat gevoelige soorten minder goed groeien en kwetsbaar worden voor verdroging, insectenplagen en bodemziektes. Gevoelige plantensoorten worden weggeconcurreerd door minder gevoelige en door stikstofminnende plantensoorten. Algemene soorten worden algemener, zeldzame soorten worden zeldzamer.
In Voornes Duin leidt de te hoge depositie tot een versterking van de trend van verhouting van het duin: een toename van struweel (meidoorn, zuurbes, vlier, duindoorn) en bos (esdoorn, berk, grove den). Dat is ongewenst omdat de enorme soortenrijkdom van Voornes Duin vooral gevonden wordt in de verschillende soorten duingraslanden en andere open gebieden, die door toenemende vergrassing door stikstof toch al in kwaliteit achteruitgaan. De stikstofwinnaars onder de planten zijn soorten als braam, duinriet en zandzegge.
De negatieve gevolgen van stikstof werken vanuit de plantenwereld door naar die van insecten. Van het aantal soorten dagvlinders op Voorne bijvoorbeeld is de laatste decennia een vijfde deel verdwenen en dreigt een aantal andere soorten de komende jaren ook te verdwijnen. Het gaat vooral om graslandsoorten en soorten van open duin. Dagvlinders reageren relatief snel op veranderingen in hun milieu. Zij zijn de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn. Binnen de stikstof mijdende dagvlinders is naast de achteruitgang in soortenaantal ook de achteruitgang in aantallen schrikbarend te noemen. Het dichtgroeien van open duinterreinen als gevolg van stikstof, is erg nadelig voor de vogelsoorten die van open terrein afhankelijk zijn. Er leven bijvoorbeeld veel minder insecten, het voedsel van vogelsoorten als boomleeuwerik, grauwe klauwier en tapuit. Wellicht hierdoor zijn deze broedvogels helemaal van Voorne verdwenen. Met behulp van de Europese subsidies zijn de zuidelijke delen van de duinen van Voorne in de periode 2005-2007 opengemaakt en keerde de boomleeuwerik weer helemaal terug. Grauwe klauwier en tapuit keerden helaas nog niet terug.
De herkomst van de stikstof
De stikstof die op de duinen van Voorne (1432 ha) neerslaat, kent verschillende bronnen. Een zeer groot deel (48%) komt vanuit het buitenland. Nog eens 9 procent komt van de scheepvaart en 11 procent van de industrie. In tegenstelling tot elders in Nederland is het aandeel van de landbouw dus relatief beperkt, ongeveer een vijfde (21%). In Voornes Duin is zo’n 38 procent van de stikstofgevoelige natuur overbelast. In 2018 was de gemiddelde stikstofdepositie 1611 mol per ha per jaar (bijna 23 kilo). Het gebied is daarmee het zwaarst belaste gebied van de Natura 2000-gebieden in Zuid-Holland. Voornes Duin is een duingebied met een hoog kalkgehalte. Omdat de depositie van stikstof moeilijk is terug te dringen, liggen er voornamelijk opgaven voor verbetering van de kwaliteit van het gebied, o.a. door het creëren van bufferzones en door herstelbeheer (zie verderop).
Herkomst stikstofdepositie Voornes Duin (cirkeldiagram) en overschrijding Kritische Depositie Waarde (KDW) Voornes Duin in 2019, 2025 en 2030. Bron: Gebiedsplan Stikstof 0.5 Provincie Zuid-Holland mei 2022
Kritische depositiewaarde
De kritische depositiewaarde (KDW) wordt gedefinieerd als ‘de hoeveelheid depositie die een intact ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat significante schade optreedt aan de structuur of het functioneren van dat systeem’. Per habitattype is de KDW vastgesteld. Op Voorne zijn bijvoorbeeld kwetsbare habitattypen als witte duinen, grijze duinen (kalkrijk en kalkarm), vochtige duinvalleien en droge duinbossen in het geding. Voor deze habitattypen zijn de KDW’s in de tabel van toepassing (Bobbink et al, 2022).
Herstelprojecten
In een aantal stukken van Voornes Duin (de Pan, de Vogelpoel, De Leyse) zijn herstelprojecten uitgevoerd om de negatieve gevolgen van de stikstofdepositie het hoofd te bieden. In de periode 2005-2008 zijn in de Pan (nabij het Quackjeswater) delen van het droge kalkrijke duingrasland opengemaakt. Binnen korte tijd namen bij de flora pioniersoorten van zandige bodems en echte duingraslandsoorten toe. Broedvogels van open duin (roodborsttapuit en boomleeuwerik) en halfopen duin (kneu, boompieper) hebben zich nieuw gevestigd en komen er nog steeds in goede aantallen voor. Tapuit en grauwe klauwier kwamen tot nu toe evenwel niet terug. Kritische dagvlindersoorten stellen teleur. Kleine parelmoervlinder en heivlinder verdwenen bijvoorbeeld zo goed als helemaal. De duinparelmoervlinder kwam niet terug. Datzelfde geldt voor de zandhagedis, die nauwelijks meer voorkomt. Het project heeft wel bijgedragen aan de instandhoudings- en uitbreidingsdoelstelling van het habitattype grijze duinen (kalkrijk).
Ook bij de Vogelpoel (nabij het Breede Water) zijn stukken van het terrein opgemaakt. Dat heeft ertoe bijgedragen dat er een afwisselende structuur is ontstaan met zandige plekken, stukken met duingraslandsoorten en niet afgegraven stukken met struweel en zoomvegetaties. Broedvogels als boompieper, roodborsttapuit en graspieper hebben zich gevestigd en komen er nog steeds voor. Ook hier stelden zandhagedis, kleine parelmoervlinder, argusvlinder en heivlinder teleur. Dit project droeg eveneens bij aan het in stand houden en uitbreiden van het habitattype grijze duinen.
Inmiddels zijn we 15 jaar verder en kunnen we op basis van observaties in het veld concluderen dat het terrein langzamerhand weer begint dicht te groeien, ondanks de inzet van grote grazers aangevuld met intensief maaibeheer. Op den duur zullen de geschetste verbeteringen bij ongewijzigde stikstofbronnen weer teniet worden gedaan. Het blijft dweilen met de kraan open. In een gebied als dat van de Pan is inmiddels weer sprake van een matige overbelasting. Dat geldt voor een substantieel deel van Voornes Duin.
Overwogen zou kunnen worden de betrokken gebieden een tweede keer open te maken c.q. af te graven. Dat is dan ook tegelijkertijd de laatste keer, omdat een derde keer niet meer tot de mogelijkheden behoort. De gewenste situatie is dan niet meer terug te brengen, onder andere omdat er teveel mineralen zouden zijn uitgespoeld en er in de diepere lagen geen zaadbank meer aanwezig is.
Andere factoren, integrale aanpak
De huidige depositie is niet de enige factor van belang. N-depositie en verzuring vinden al tientallen jaren plaats. In de bodem vindt ook opslag van stikstof plaats, rond de 40 procent is de schatting. Dat betekent dat er na 20 jaar zo’n 22-24 gram stikstof per vierkante meter in de bodem zit. Verzuring zorgt verder voor versnelde ontkalking. Daardoor komen er veel fosfaten vrij. Dat zorgt voor een enorme biomassatoename per vierkante meter. Naast deze bodemprocessen zijn ook bovengrondse processen van belang, zoals de drastische afname van konijnen als gevolg van ziekten als myxomatose en VHS. Daardoor wordt er minder gras weggevreten met vergrassing en hogere biomassaproductie tot gevolg (Kooijman 2009).
Kwaliteit en kwantiteit van de natuur op Voorne zijn dus niet alleen te beïnvloeden door maatregelen op het gebied van stikstof. Ook maatregelen op bijvoorbeeld het gebied van klimaat (droogte), waterkwaliteit en terreinbeheer zijn van invloed. Externe invloeden spelen ook nog een rol, zoals de verzanding van de kust van Voorne. Arcadis verwacht dat de Hinderplaat binnen vijf jaar aan het Groene Strand zal vastgroeien.
Een integrale, allesomvattende, aanpak van deze problemen is dan ook noodzakelijk. Van overheidswege zullen de komende jaren substantiële middelen beschikbaar worden gesteld om de kwaliteit van de natuur op Voorne een flinke impuls te geven. Ook in kwantitatief opzicht zal er een uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) gebied worden gerealiseerd, zodat er een buffer rond de Natura2000 gebieden kan ontstaan en het gebied robuuster zal worden. Dit netwerk zou een ring van natuurgebieden rond het eiland Voorne-Putten moeten realiseren, zodat er een verbinding ontstaat van natuurgebieden rondom het eiland. Het versneld realiseren van het provinciale NNN netwerk zou op Voornes Duin een reductie van 30 mol N/ha/j met zich meebrengen ofwel slechts 2 procent van gemiddelde depositie (Gebiedsplan stikstof Zuid-Holland).
Aanpakken van stikstofbronnen
Deze impulsen zullen evenwel op den duur ontoereikend zijn indien de hierboven genoemde bronnen van stikstofuitstoot niet werkelijk worden aangepakt. Omdat een groot deel van de stikstofdepositie vanuit het buitenland en de zee afkomstig is, zal hier actief en snel optreden van Rijk en Europese Gemeenschap noodzakelijk zijn. Ingrijpen dient op zo’n kort mogelijke termijn te geschieden en uiterlijk in 2030 tot een substantiële reductie van de stikstofemissie moeten leiden. Vanuit Rotterdam zouden drastische maatregelen moeten worden genomen als het gaat om de vervuiling door schepen. De techniek om met behulp van zgn. NOx-scrubbers de rook van schepen te ontdoen van NOx is voorhanden. De scheepvaart lijkt nog niet uit eigen beweging van deze techniek gebruik te willen maken. Een verplichting zoals reeds voor SOx-scrubbers is ingevoerd, is daarom dringend noodzakelijk. Hierdoor zouden de emissies afkomstig van de scheepvaart sterk teruggedrongen kunnen worden. De Europese Commissie en het Rijk zouden onmiddellijke actie moeten ondernemen om de emissies vanuit de haven van Antwerpen en vanuit het Verenigd Koninkrijk terug te dringen.
Opvallend is dat in regionaal opzicht de bijdrage van de landbouw nog altijd 21 procent bedraagt. Gezien de bijzondere status van Voornes Duin als botanisch rijkste hotspot van Nederland en met extreem hoge andere biodiversiteit, lijkt de urgentie om de regionale emissies uit agrarische bronnen binnen één à twee jaar terug te dringen erg hoog. De betrokken melkveehouderijen en varkenshouders dienen hiertoe zo snel mogelijk uitgekocht te worden c.q. moeten worden verplicht hun uitstoot anderszins te beëindigen. Duidelijk is dat het op Voorne om een gering aantal uitstotende agrarische bedrijven gaat.
Stikstofreductie op regioniveau is voorts te behalen door de NNN gebieden (versneld) te realiseren. Daardoor ontstaat een buffer tussen de Natura 2000-gebieden en het achterland. Het levert een stikstofreductie van 30 mol N/ha/j voor Voornes Duin op ofwel 2 procent van de gemiddelde depositie (dus lang niet voldoende).
Literatuur
Camiel Aggenbach
[Redactie:] Onlangs vroegen we Camiel Aggenbach van onderzoeksinstituut KWR naar een inschatting van de stikstofneerslag in de duinen van Voorne. Hieronder zijn bevindingen, die ook aan bod zullen komen in het komende boek ‘Duinen en mensen Voorne’. De gevonden gehaltes aan stikstof-totaal (dus NOx en NHx) zijn hoger dan de kritische depositiewaarden van duinhabitat-types, maar lager dan landelijke gemiddeldes. Meer dan de helft komt van NHx (waaronder ammoniak).
Depositie van stikstof (totaal)
In de duinen van Voorne staan vier meetstations die gebruikt zijn voor de monitoring van stikstofdepostie, i.v.m. de aanleg van de Tweede Maasvlakte (Hensen et al. 2017). In de periode 2011-2016 varieerde de gemeten stikstof-totaal depositie van deze stations van 19,6 tot 32,2 kg N/ha/j. Voor de twee meetstations die in de hele periode zijn gevolgd, loopt de waarde in het zuidelijk deel van de duinen van Voorne op van 26.6 naar 32,2 kg N/ha/j. In het noordelijk deel blijft hij min of meer gelijk (range 19,6-23,3 kg N/ha/j). De toename in het zuidelijke deel wordt veroorzaakt door een toename van de depositie van ammoniak. Het aandeel van gereduceerde stikstof (NHx) in de totale stikstofdepositie is met ca 55-65 procent aanzienlijk, maar lager dan het landelijke gemiddelde in dezelfde periode (69 procent; https://www.clo.nl/indicatoren/nl0189-stikstofdepositie).
De gemeten stikstofdepositie ligt meestal boven de kritische depositiewaarden van habitattypes. Zo bedraagt die van Kalkrijke Grijze Duinen 15 kg N/ha/j en die van Kalkrijke Duinvalleien 20 kg N/ha/j. Voor beide habitats is Voornes duin belangrijk.
Ammoniakconcentraties duinen van Voorne van 2005 t/m 2020, gemeten met het Meetnet Ammoniak Natuur (RIVM – https://man.rivm.nl/gebied/voornes_duin)
Ammoniak in de lucht
Met het Meetnet Ammoniak Natuur (MAN) meet het RIVM maandelijks de ammoniakconcentratie in de lucht op vier locaties: Quackgors, Stekelhoekvallei, Schapenwei en Slikken van Voorne (zie grafiek). De jaargemiddelde concentraties tussen 2005 en 2021 van deze meetpunten variëren tussen 1,5 tot 4.7 µg/m3. Dat is lager dan gemiddelde meetwaarde van alle meetlocaties in Nederland (5,2-8,6 µg/m3). Af en toe treden relatief hoge uitschieters op bij het meetpunt Quackgors, maar over de oorzaak valt alleen maar te speculeren.
In de droge jaren 2018 en 2019 treden hogere concentraties op dan in de jaren daarvoor. Waarschijnlijk heeft dat grotendeels te maken met extreem warme en droge zomers waardoor minder ammoniak neerslaat dan in jaren met een relatief natte zomer. In de Schapenwei zijn gedurende 2011 t/m 2016 extra ammoniakmetingen uitgevoerd met een meetstation (Hensen et al. 2017). De jaargemiddelde luchtconcentratie bedroeg 1,3 tot 3,7 µg/m3 (ongeveer vergelijkbaar met het MAN meetpunt Schapenwei).
Stikstofgehalte in mossen
Op twee locaties in het open duin is in juni 2019 en 2021 het overal in het droge duin voorkomende duinklauwtjesmos (foto) bemonsterd en is van de groene mosdelen het stikstofgehalte bepaald (Aggenbach & Geurts 2022). Het stikstofgehalte in mossen kan gebruikt worden als een maat voor de stikstofdepositie van afgelopen 2-3 jaar. Het stikstofgehalte in deze mosplantjes bedraagt 7,7 tot 10,2 mg N/gram droge stof (g DG). Ten opzichte van andere metingen in de kustduinen is dat in het lage deel van de range (7,7-12,3 mg N/g DG).
Duinklauwtjesmos in droog duingrasland. Deze soort komt algemeen voor in droge duingraslanden en kan in latere successiestadia een hoge bedekking hebben zo lang bedekking van de kruidlaag laag is en de bodem relatief basenrijk is. Omdat ze plakkaten vormt is de soort makkelijk te bemonsteren (foto Camiel Aggenbach).
Deze meetwaarden bevinden zich in een bereik waarbij in het mos verzadiging met stikstof optreedt. Een hogere stikstoftoevoer leidt dan niet meer tot een hoger gehalte in het mos. Op dit moment is de stikstofdepositie in een groot deel van de kustduinen zo hoog dat duinklauwtjesmos verzadigd is voor stikstof. Uit Europees onderzoek waarin ook mossen zijn bemonsterd in gebieden met een lage stikstofdepositie blijkt dat in korte vegetaties stikstofverzadiging optreedt bij een stikstofdepositie hoger dan 11 kg N/ha/j. Dat betekent voor onze metingen dat een sterke daling nodig is van de stikstofdepositie om een effect in stikstofconcentratie in het mos te meten.
Dominantie van duinriet in een duingrasland in de duinen van Voorne. Foto: Camiel Aggenbach 20-8-2022, Locatie ca. 51.8828 4.0375
Effecten van stikstofdepositie op het duin
Voor zover bekend is geen analyse beschikbaar waarin de effecten van stikstof in Voornes duin vergaand worden geanalyseerd. Voor Voornes duin kan wel worden vastgesteld dat de kritische depositiewaarden van belangrijke duinhabitats langdurig werden overschreden Overigens is zo’n analyse lastig uit te voeren. Effecten van stikstof kunnen in het veld vooral worden aangetoond door de toestand van natuur in gebieden met een lage en hoge depositie te vergelijken of door bemestingsexperimenten uit te voeren. Over de ecologische effecten is alleen in algemene zin iets te zeggen.
Stikstof is een belangrijk nutriënt voor planten. Door meer toevoer van stikstof kunnen bepaalde soorten beter groeien en de overhand krijgen. In duingraslanden leidt een langdurig hoge stikstofdepositie tot een hoger aandeel van hoge grassen en zeggen als Duinriet, Kweek, Helm en Zandzegge (Kooijman et al. 2017). Omdat de hoge grassen en Zandzegge concurrentiekrachtig zijn, nemen dan het aandeel en soortenaantal van kruiden, mossen en kostmossen af. Korstmossen nemen ook af omdat diverse soorten gevoelig zijn voor een hoge stikstofdepositie. Het aantal karakteristieke duingraslandsoorten neemt dan ook sterk af bij vergrassing.
Naast het eutrofiërende effect kan er in duingraslanden als gevolg van de verhoogde stikstofdepositie ook achteruitgang optreden door versnelde bodemverzuring. Dit is het geval wanneer de bodemtoplaag ontkalkt. De kalkarme bodem heeft een geringe buffercapaciteit tegen verzuring. Bij een hoge stikstofdepositie verzuurt de bodem sterker dan bij een lage stikstofdepositie. Voornes duin is een jong duingebied waarvan een groot deel van de bodem nog tot bovenin het profiel kalkrijk is. Als er al ontkalking is opgetreden is, is de ontkalkingsdiepte van de bodem gering. Omdat op de meest plekken nog ondiep in de bodem de aanwezigheid van kalk bodemverzuring voorkomt, is bodemverzuring geen groot knelpunt. Dit blijkt ook het feit dat de vegetatie van de huidige duingraslanden vooral bestaan uit de kalkrijke vorm, en kalkarm duingrasland niet of zeer weinig voorkomt.
In duingraslanden met een kalkrijke bodem, zoals op Voorne, treedt relatief weinig vergrassing ten opzichte van oppervlakkig ontkalkte duingebieden aan de Hollandse vastelandskust op omdat door de hoge kalkrijkdom de beschikbaarheid van fosfaat laag is en daardoor ook de productiviteit laag blijft. Desondanks is opvallend dat op Voorne in de kalkrijke duingraslanden Duinriet regelmatig een hoge bedekking heeft (veldwaarneming augustus 2022). Bodems die oppervlakkig ontkalken zoals bijvoorbeeld de middenduinzones in van de vastelandsduinen zijn echter wel gevoelig voor vergrassing omdat dan fosfaat is vrijgekomen uit opgeloste schelpfragmenten. Deze fosfaat komt dan in makkelijk oplosbare vorm beschikbaar. De plantengroei heeft is daardoor minder gelimiteerd door fosfaat, zodat bij meer toevoer van stikstof uit de lucht hoge grassen de overhand krijgen (Kooijman et al. 2017). Belangrijk voor de ecologische effecten van een hoge stikstofdepositie is dat bij een langdurige overschrijding (meerdere decennia)van de kritische depositie waarden achteruitgang van de soortenrijkdom van planten blijft doorgaan. In de Nederlandse duingraslanden zijn diverse kenmerkende plantensoorten tussen 1990 en 2010 sterk afgenomen (Bobbink et al. 2015). Deze achteruitgang zal doorgaan zolang de actuele depositie hoger is dan de kritische depositiewaarde. blijft en de effecten kunnen niet of weinig worden verzacht worden met lokale herstelmaatregelen.
Ook de vestiging en groei van struiken en bomen kunnen worden bevorderd door een hoge stikstofdepositie, waardoor de successie naar struweel en bos sneller kan verlopen. In de duinen van Voorne komt veel bos en struweel voor en in de duingraslanden staan vaak ook verspreid struiken. Bos en struweel hebben een hogere aerodynamische ruwheid dan korte vegetatie en zorgen daarmee voor meer invang van depositie. Duinlandschappen zijn zeer heterogeen qua ruwheid door zowel veel variatie in de vegetatie als door het geaccidenteerde reliëf, waardoor de stikstofdepositie ook op kleine schaal sterk kan variëren.
Tot slot
Op basis van de huidige deposities op Voorne en het kalkrijke uitgangsmilieu schatten we in dat diverse duinvegetaties onder druk staan (graslanden, duinvalleien), al is de situatie niet zo ernstig als in het binnenland. Voor bos en struweel is bevordering van een versnelde successie en aanwas van struiken en bomen waarschijnlijk. De omvang van vergrassing van duingraslanden is thans niet goed in beeld.
Provincie en beheerders zouden op basis van de huidige monitoring van indicatieve grassen en mossen en kwetsbare soorten die snel verdwijnen (vb vb vb) de situatie vijf- tot tienjaarlijks kunnen evalueren. Ook kwetsbare dagvlinders en paddenstoelen verdienen professionele monitoring en rapportage.
Met monitoring van stikstofgehalte in mossen is vast te stellen of er daadwerkelijk een sterke daling van de stikstofdepositie gaat optreden.
Referenties
Aggenbach C.J.S. & J.J.M. Geurts (2022). Biomonitoring van atmosferische stikstofdepositie met mossen. KWR 2021.121, KWR Water Research Institute.
Bobbink, R., M. Nijssen, E. Remke & A. Kooijman (2015). Effecten van verhoogde stikstofdepositie door 2 nieuwe kolencentrales op duingebieden passend beoordeeld? Rapport 2014-62, B-WARE, Nijmegen.
Hensen, A., W.C.M. van den Bulk, D. van Dinther, K.F.A. Frumau (2017). Stikstofdepositie en bronnenonderzoek Maasvlakte 2. ECN-E–17-82, ECN.
Kooijman, A. M., M. van Til, E. Noordijk, E. Remke, and K. Kalbitz. 2017. Nitrogen deposition and grass encroachment in calcareous and acidic Grey dunes (H2130) in NW-Europe. Biological Conservation 212:406-415.
Rolf Roos
Omdat we niet elk prachtig detail in het boek Duinen en mensen Voorne konden opnemen, schrijven we diverse online artikeltjes over opvallende historische duinzaken.
Op een kaart uit 1950 van Cees Sipkes (in zijn boek ‘Voorne’ uit de ANWB-reeks ‘Nederland ons aller tuin’) staat een verloren gegaan Voorns meer: het Nieuwe Water. Het ligt op de meest westelijke punt: een onder water staande duinvallei op het v.m. (voormalige) Groene strand. Omdat er een uitzichtduin getekend is ten oosten ervan – dat vrijwel zeker de Zwarte Hoogte is – is de lokatie duidelijk: de Groene punt, later deels afgeslagen, het restant is bedolven onder hoge, kunstmatige zeeduinen. Als de kust hier verder was aangegroeid i.p.v. afgeslagen was de waterstand verder omhoog gegaan en was er een helder meer, toevluchtsoord voor geoorde futen en snippen ontstaan. De nabijgelegen Schapenwei staat nu op de nominatie om weer een moeras dan wel meer te worden. Er komt veel water uit de ondergrond van het nieuwe zeeduin en als Natuurmonumenten zou stoppen met kunstmatige afwatering is het karakter zo veranderd…. in het Nieuwste Water.
Detail van de kaart van de duinen van Voorne uit Sipkes (1950). Het Nieuwe Water ligt achter strandpaal 10 ‘in’ de westpunt van Voorne. Onderaan dit artikel is de volledige kaart weergegeven.
Breede Water
Het verdwenen Nieuwe Water is niet het enige meer dat in de loop der tijd ontstond en verdween. Het aardigste is er eentje met de naam Breede Water: het lag nog in de 18e eeuw in de zuidoostelijke oksel van het Kruiningergors, net achter de Noordduinen en de Heindijk. Restant van een zeer nat verleden.
Een kaart van Cruquius uit 1733 met het Brede Water (hier niet benoemd). Het Kruiningergors was een landschap zoals de Kwade Hoek: gorzen, hoge en lagere duinen en veel water. Lang kon het zeewater achter de duinenrij langs tot vlakbij Oostvoorne komen, waarschijnlijk vooral bij zeer hoge vloed.
Kops, die het in 1807 beschrijft steekt de loftrompet over de ontginning van dit andere Breewater:
” Het beste of laagste gedeelte stond het geheele jaar door onder water. Deze streek gronds heeft daarom van onheugelijke tijden, en volgens de oudste bescheiden welke daar van nog voorhanden zijn, den naam gedragen van het Hemdijksche Gors of het Breewater, en werd in dien staat gebruikt tot het weiden van Vee, en was daar toe weinig beter geschikt dan de vlakten in de Duinen. Dezen grond hebben de ondernemers met veel kosten daar aan te besteden, eer zij daar eenige vruchten van konden genieten, tot goed Graanland gemaakt; aan de oostzijde moesten zij eene kade maken om het tegen den vloed te dekken, en te gelijk groeven zij een tocht of watergang om het water af te leiden, welke watergang zij genoodzaakt waren te beschoeijen, om dat de kanten in den zandigen grond niet konden blijven staan. Voorts hebben zij er gruppen en slooten door gelegd, en het zoo verre gebragt, dat het tegen den vloed beveiligd is, en het geheele veld volkomen droog loopt door de sluis, welke zij hebben moeten maken. Thans is er in deze vlakte omtrent 70 Morgens onder den ploeg, waar van het grootste gedeelte zand is: in de laagte, die altijd onder water gestaan heeft, is het kleigrond, en aldaar teelen zij alle soorten van Granen.”
Kaart uit Sipkes’ boek ‘Voorne’ (1950) uit de ANWB-serie ‘Nederland ons aller tuin’.